Einde inhoudsopgave
Burgerlijk Wetboek Boek 1
Artikel 363 [Zekerheidstelling door de voogd]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1970
- Bronpublicatie:
28-05-1969, Stb. 1969, 257 (uitgifte: 28-05-1969, kamerstukken: 3767 )
- Inwerkingtreding
01-01-1970
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-06-1969, Stb. 1969, 259 (uitgifte: 01-01-1969, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
1.
De kantonrechter kan te allen tijde bevelen dat de voogd voor zijn bewind zekerheid stelt. Hij stelt het bedrag en de aard van de zekerheid vast. Inpandgeving van effecten aan toonder van de voogd geschiedt door hun inbewaargeving bij de Nederlandsche Bank.
2.
De kantonrechter bepaalt een redelijke termijn, binnen welke de voogd hem te zijnen genoegen moet aantonen dat hij de van hem verlangde zekerheid gesteld heeft.
3.
De kantonrechter kan de voogd toestaan een gestelde zekerheid door een andere te vervangen. Indien het belang van de voogd het vervallen van een gestelde zekerheid volstrekt eist of handhaving daarvan niet nodig is, kan de kantonrechter hem machtigen daarvan namens de minderjarige afstand te doen.