Einde inhoudsopgave
Burgerlijk Wetboek Boek 1
Artikel 358 [In rekening brengen van uitgaven]
Geldend
Geldend vanaf 02-11-1995
- Bronpublicatie:
06-04-1995, Stb. 1995, 240 (uitgifte: 09-05-1995, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 23012 Overheid.nl: 23012)
- Inwerkingtreding
02-11-1995
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-09-1995, Stb. 1995, 478 (uitgifte: 01-01-1995, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
1.
De voogd mag alle noodzakelijke, betamelijke en behoorlijk gerechtvaardigde uitgaven aan de minderjarige in rekening brengen.
2.
Indien de kantonrechter een bedrag bepaalt, hetwelk jaarlijks mag worden besteed voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige of voor de kosten van het beheer van diens vermogen, behoeft de voogd de besteding van dat bedrag niet gespecificeerd te verantwoorden.
3.
De kantonrechter kan de voogd een beloning ten laste van de minderjarige toekennen, indien hij dit gezien de zwaarte van de last van het bewind redelijk acht. Buiten dit geval mag de voogd voor zichzelf geen loon berekenen, tenzij hem dat is toegekend bij de akte, waarbij hij door een ouder benoemd is.