Einde inhoudsopgave
Protocol bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand inzake vermindering van verzuring, eutrofiëring en ozon op leefniveau
Artikel 8 Onderzoek, ontwikkeling en monitoring
Geldend
Geldend vanaf 07-10-2019
- Redactionele toelichting
Deze wijziging is nog niet voor alle partijen in werking getreden. Zie voor de partijgegevens de wijziging van 04-05-2012, Trb. 2013, 197.
- Bronpublicatie:
04-05-2012, Trb. 2013, 197 (uitgifte: 10-10-2013, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
07-10-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-07-2019, Trb. 2019, 122 (uitgifte: 29-07-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Algemeen
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
De Partijen stimuleren het onderzoek, de ontwikkeling, de monitoring en de samenwerking met betrekking tot:
- a.
de internationale harmonisering van methoden voor de berekening en evaluatie van de nadelige gevolgen die in verband worden gebracht met de stoffen waarop dit Protocol betrekking heeft, om deze te gebruiken bij het vaststellen van de kritische belasting en de kritische niveaus en, in voorkomend geval, de uitwerking van procedures voor bedoelde harmonisering;
- b.
de verbetering van gegevensbestanden over emissies, in het bijzonder die betreffende zwevende deeltjes, met inbegrip van zwarte koolstof, ammoniak en vluchtige organische stoffen;
- c.
de verbetering van monitoringstechnieken en -systemen en van modellen voor de verplaatsing, de concentraties en depositie van zwavel, stikstofverbindingen, vluchtige organische stoffen en zwevende deeltjes, met inbegrip van zwarte koolstof, alsmede van de vorming van ozon en secundaire zwevende deeltjes;
- d.
de verbetering van het wetenschappelijke inzicht in het lot op lange termijn van emissies en hun invloed op de hemisferische achtergrondconcentraties van zwavel, stikstof, vluchtige organische stoffen, ozon en zwevende deeltjes, met de nadruk in het bijzonder op de chemie van de vrije troposfeer en het potentieel voor intercontinentale stroming van verontreinigende stoffen;
- d bis.
De verbetering van het wetenschappelijk inzicht in de potentiële nevenvoordelen van het beperken van de klimaatverandering in verband met potentiële reductiescenario's voor luchtverontreinigende stoffen (zoals methaan, koolmonoxide en zwarte koolstof) die op de korte termijn gevolgen hebben op het gebied van stralingsforcering en andere gevolgen voor het klimaat;
- e.
de verdere uitwerking van een algehele strategie ter vermindering van de nadelige gevolgen van verzuring, eutrofiëring, fotochemische verontreiniging en zwevende deeltjes, met inbegrip van synergisme en gecombineerde gevolgen;
- f.
strategieën voor de verdere vermindering van emissies van zwavel, stikstofoxiden, ammoniak, vluchtige organische stoffen en overige ozonprecursoren en zwevende deeltjes gebaseerd op de kritische belasting en de kritische niveaus alsmede op technische ontwikkelingen, en de verbetering van geïntegreerde evaluatiemodellen voor het berekenen van internationaal geoptimaliseerde toewijzingen van emissiereducties, gelet op de noodzaak voor elke Partij om buitensporige kosten te vermijden. Bijzondere nadruk dient te worden gegeven aan emissies uit landbouw en vervoer;
- g.
de identificatie van temporele trends en het wetenschappelijk inzicht in de gevolgen in ruime zin van zwavel, stikstof, vluchtige organische stoffen en zwevende deeltjes en fotochemische verontreiniging voor de menselijke gezondheid, voor het milieu, in het bijzonder verzuring en eutrofiëring, en voor materialen, met name historische en culturele monumenten, rekening houdend met het verband tussen zwaveloxiden, stikstofoxiden, ammoniak, vluchtige organische stoffen, zwevende deeltjes en ozon op leefniveau;
- h.
technologieën ter bestrijding van emissies en technologieën en technieken ter verbetering van het energierendement, energiebesparing en uitbreiding van het gebruik van duurzame energie;
- i.
de doelmatigheid van ammoniakbeheersingstechnieken voor landbouwbedrijven en hun invloed op lokale en regionale depositie;
- j.
het beheer van de vraag naar vervoer en het ontwikkelen en stimuleren van minder verontreinigende vervoerswijzen;
- k.
de kwantificering en, waar mogelijk, economische evaluatie van voordelen voor het milieu, de menselijke gezondheid en de invloeden op het klimaat ten gevolge van de vermindering van emissies van zwavel, stikstofoxiden, ammoniak, vluchtige organische stoffen en zwevende deeltjes; en
- l.
de ontwikkeling van hulpmiddelen om de methoden en resultaten van dit werk algemeen toepasbaar en beschikbaar te maken.