Einde inhoudsopgave
Protocol bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand inzake vermindering van verzuring, eutrofiëring en ozon op leefniveau
Bijlage IX
Geldend
Geldend vanaf 07-10-2019
- Redactionele toelichting
Deze wijziging is nog niet voor alle partijen in werking getreden. Zie voor de partijgegevens de wijziging van 04-05-2012, Trb. 2013, 197.
- Bronpublicatie:
04-05-2012, Trb. 2013, 197 (uitgifte: 10-10-2013, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
07-10-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-07-2019, Trb. 2019, 122 (uitgifte: 29-07-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Algemeen
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
Maatregelen voor het beheersen van ammoniak uit landbouwbronnen
1
De Partijen die onderworpen zijn aan de verplichtingen in artikel 3, lid 8, onder a, treffen de maatregelen die in deze bijlage omschreven staan.
2
Elke Partij houdt naar behoren rekening met de noodzaak om verliezen uit de gehele stikstofkringloop te verminderen.
A. Gedragscode voor goede landbouwpraktijken
3
Binnen een jaar na de datum waarop dit Protocol voor een Partij in werking treedt, wordt door die Partij een gedragscode voor goede landbouwpraktijken voor de beheersing van ammoniakemissies vastgesteld en vervolgens gepubliceerd en verspreid. De code houdt rekening met de specifieke omstandigheden binnen het grondgebied van de Partij en bevat voorschriften omtrent:
- —
stikstofmanagement, rekening houdend met de gehele stikstofkringloop;
- —
voederstrategieën voor vee;
- —
strooitechnieken voor meststoffen met geringe emissie;
- —
opslagsystemen voor meststoffen met geringe emissie;
- —
dierenverblijfsystemen met geringe emissie; en
- —
mogelijkheden voor het beperken van ammoniakemissies bij het gebruik van minerale meststoffen.
De Partijen geven aan de code een zodanige titel dat verwarring met andere codes wordt vermeden.
B. Meststoffen met ureum en ammoniumcarbonaat
4
Binnen een jaar na de datum waarop dit Protocol voor een Partij in werking treedt, neemt die Partij die stappen die haalbaar zijn om ammoniakemissies door gebruik van vaste mest op ureumbasis te beperken.
5
Binnen een jaar na de datum waarop dit Protocol voor een Partij in werking treedt, verbiedt die Partij het gebruik van meststoffen met ammoniumcarbonaat.
C. Toepassing meststoffen
6
Elke Partij dient erop toe te zien dat toepassingstechnieken voor drijfmest met geringe emissie (zoals vermeld in Guidance Document V, dat door het Uitvoerend Orgaan op zijn zeventiende zitting aangenomen is (besluit 1999/1) en eventuele wijzigingen daarop), waarvan aangetoond is dat ze de emissies in vergelijking met de omschreven referentie in dat guidance document met ten minste 30% verminderen, gebruikt worden voorzover de Partij in kwestie ze van toepassing acht, rekening houdend met de lokale bodemgesteldheid en geomorfologische omstandigheden, het type drijfmest en de structuur van het landbouwbedrijf.
7
Binnen een jaar na de datum waarop dit Protocol voor een Partij in werking treedt, dient die Partij erop toe te zien dat vaste meststoffen die toegepast zijn op land dat moet worden geploegd, binnen ten minste 24 uur na het verspreiden verwerkt worden voorzover zij deze maatregel van toepassing acht, rekening houdend met de lokale bodemgesteldheid en geomorfologische omstandigheden en de structuur van het landbouwbedrijf.
D. Opslag meststoffen
8
Binnen een jaar na de datum waarop dit Protocol voor een Partij in werking treedt, dient die Partij voor nieuwe drijfmestoplaginrichtingen[lees: drijfmestopslaginrichtingen] bij grote varkensbedrijven (2.000 mestvarkens of 750 zeugen) of grote pluimveebedrijven (40.000 stuks pluimvee) opslagsystemen of opslagtechnieken met geringe emissies te gebruiken, waarvan aangetoond is dat ze de emissies met 40% of meer verminderen in vergelijking met de referentie (zoals vermeld in het guidance document als bedoeld in punt 6), of andere systemen of technieken met een aantoonbaar gelijkwaardige doelmatigheid.1)
9
Voor bestaande drijfmestopslaginrichtingen bij grote varkensbedrijven (2.000 mestvarkens of 750 zeugen) of grote pluimveebedrijven (40.000 stuks pluimvee) dient een Partij emissiereducties van 40% te behalen voorzover de Partij de noodzakelijke technieken technisch uitvoerbaar en economisch verantwoord acht.1)
E. Dierenverblijven
10
Binnen een jaar na de datum waarop dit Protocol voor een Partij in werking treedt, dient die Partij voor nieuwe dierenverblijven bij grote varkensbedrijven (2.000 mestvarkens of 750 zeugen) of grote pluimveebedrijven (40.000 stuks pluimvee) verblijfssystemen te gebruiken waarvan aangetoond is dat ze de emissies met 20% of meer verminderen in vergelijking met de referentie (zoals vermeld in het guidance document als bedoeld in punt 6), of andere systemen of technieken met een aantoonbaar gelijkwaardige doelmatigheid.1)Toepasbaarheid kan beperkt zijn om redenen van dierenwelzijn, bijvoorbeeld in op stro gebaseerde systemen voor varkens alsmede vogelverblijven en scharrelsystemen voor pluimvee.
Voetnoten
Wanneer een Partij van oordeel is dat voor de opslag van meststoffen en voor dierenverblijven andere systemen of technieken met een aantoonbaar gelijkwaardige doelmatigheid kunnen worden gebruikt om te voldoen aan punt 8 en 10, of wanneer een Partij van oordeel is dat de ingevolge punt 9 vereiste reductie van emissies bij de opslag van meststoffen technisch niet uitvoerbaar of economisch niet verantwoord is, wordt hierover verslag uitgebracht overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder a.
Wanneer een Partij van oordeel is dat voor de opslag van meststoffen en voor dierenverblijven andere systemen of technieken met een aantoonbaar gelijkwaardige doelmatigheid kunnen worden gebruikt om te voldoen aan punt 8 en 10, of wanneer een Partij van oordeel is dat de ingevolge punt 9 vereiste reductie van emissies bij de opslag van meststoffen technisch niet uitvoerbaar of economisch niet verantwoord is, wordt hierover verslag uitgebracht overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder a.
Wanneer een Partij van oordeel is dat voor de opslag van meststoffen en voor dierenverblijven andere systemen of technieken met een aantoonbaar gelijkwaardige doelmatigheid kunnen worden gebruikt om te voldoen aan punt 8 en 10, of wanneer een Partij van oordeel is dat de ingevolge punt 9 vereiste reductie van emissies bij de opslag van meststoffen technisch niet uitvoerbaar of economisch niet verantwoord is, wordt hierover verslag uitgebracht overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder a.