RvdW 2023/438:Openlijke geweldpleging (art. 141 Sr). Steekpartij tijdens nieuwjaarsnacht 2016 in Haarlem waarbij een van de slachtoffers is overleden. Vordering benadeelde partij (moeder slachtoffer). Heeft hof gevorderde schade ten onrechte aangemerkt als rechtstreekse schade nu verdachte is vrijgesproken van doodslag en strafverzwarend bestanddeel openlijke geweldpleging? HR herhaalt relevante overwegingen uit NJ 2019/379, m.nt. W.H. Vellinga m.b.t. rechtstreekse schade en schade die voor vergoeding aan b.p. in aanmerking komt. Uit vaststellingen hof volgt dat verdachte in vereniging openlijk geweld heeft gepleegd tegen slachtoffer en dat dit geweld bestond uit met een mes in hart van slachtoffer steken. Verder volgt uit vaststellingen dat slachtoffer a.g.v. dit openlijke geweld is komen te overlijden. Oordeel hof dat causaal verband bestaat tussen strafbare gedragingen van verdachte en overlijden slachtoffer en dat daaruit voortvloeiende kosten van b.p. voor vergoeding in aanmerking komen omdat b.p. door gedragingen rechtstreeks schade heeft geleden, getuigt niet van onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Dat hof niet heeft vastgesteld dat het verdachte zelf was die slachtoffer de dodelijke messteek heeft toegebracht, maakt dat niet anders. Volgt verwerping. Samenhang met ECLI:NL:HR:2023:414 (RvdW 2023/426).