Einde inhoudsopgave
Verzamelbesluit resultaat overige werkzaamheden
8.3.1 Borgstelling in kapitaalsfeer
Geldend
Geldend vanaf 17-12-2021
- Bronpublicatie:
29-11-2021, Stcrt. 2021, 48048 (uitgifte: 16-12-2021, regelingnummer: 2021-15229)
- Inwerkingtreding
17-12-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-11-2021, Stcrt. 2021, 48048 (uitgifte: 16-12-2021, regelingnummer: 2021-15229)
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Resultaat uit overige werkzaamheden
Inkomstenbelasting / Algemeen
Een borgstelling valt niet onder de terbeschikkingstellingsregeling als deze zich in de kapitaalsfeer afspeelt. Bij natuurlijke personen zal de afwikkeling van de borgstelling (en de eventuele regresvordering) dan plaatsvinden in de aanmerkelijkbelangsfeer; een verlies kan niet ten laste van het resultaat uit een werkzaamheid worden gebracht. Als een borg het uit de borgstelling voortvloeiende risico aanvaardt met de bedoeling het belang van zijn BV in zijn hoedanigheid van aandeelhouder te dienen, is sprake van een (onzakelijke) borgstelling in de kapitaalsfeer.
Borgstellingen zullen zich in vrijwel alle gevallen in de kapitaalsfeer afspelen. Daarvan zal bijvoorbeeld sprake zijn als:
- −
de aandeelhouder – mede gezien zijn vermogenspositie of die van de BV – door borg te staan jegens deze vennootschap in wezen geen reële prestatie verricht, of;
- −
het risico dat de aandeelhouder met de borgstelling loopt door een onafhankelijke derde, onder vergelijkbare omstandigheden, bij geen enkele winstonafhankelijke borgstellingsvergoeding zou zijn genomen, of;
- −
de aandeelhouder de borgstelling onder zodanige omstandigheden is aangegaan dat, naar hem reeds aanstonds duidelijk moet zijn geweest, hij voor het geheel of voor een gedeelte van de schuld waarop de borgstellingsovereenkomst betrekking heeft, zal worden aangesproken.
De eis dat een bank borgstelling eist om te voorkomen dat de aandeelhouder gelden aan de vennootschap onttrekt, is onvoldoende om een borgstelling als zakelijk aan te merken. Normaliter verlangt een schuldeiser een borgstelling om op de borg de schuld van de schuldenaar te kunnen verhalen voor het geval de schuldenaar zelf in gebreke blijft. Als de bank op andere gronden dan om de schulden van de vennootschap bij het in gebreke blijven van de vennootschap te kunnen verhalen een borgstelling verlangt, is dit onvoldoende om de borgstelling als zakelijk aan te merken. (vgl. HR 25 april 1979, nr. 19228, ECLI:NL:HR:1979:AX2740). Er is aanleiding te veronderstellen dat de borgstelling zich in de kapitaalsfeer bevindt indien geen (niet van de winst van de vennootschap afhankelijke) vergoeding kan worden bepaald waartegen een onafhankelijke derde bereid zou zijn geweest eenzelfde aansprakelijkheid te aanvaarden, onder overigens dezelfde voorwaarden en omstandigheden (zie hiervoor HR 17 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2984). Als de voor borgstelling geldende formaliteiten niet in acht worden genomen, kan dat een belangrijke aanwijzing zijn dat sprake is van een onzakelijke borgstelling.