RvdW 2019/189
Mishandeling en belediging van hoofdconductrice. Gebruik tot bewijs van het door het slachtoffer voor aanvang van de zitting ingediende ‘Verzoek tot schadevergoeding’.
HR 22-01-2019, ECLI:NL:HR:2019:91
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
22 januari 2019
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, M.J. Borgers, M.T. Boerlage
- Zaaknummer
17/02418
- Conclusie
A-G mr. G. Knigge
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS13836:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Voorfase
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:91, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑01‑2019
ECLI:NL:PHR:2018:1331, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑11‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 11‑12‑2017
- Wetingang
Art. 51a lid 1, art. 51b lid 2, art. 51d, 51f lid 2, art. 51g lid 1, art. 344 lid 1 onder 5° Sv; art. 267 lid 2, art. 304 lid 2 Sr
Essentie
Mishandeling en belediging van hoofdconductrice. Geen rechtsregel staat eraan in de weg dat een door de benadeelde partij aan het dossier toegevoegd ‘Verzoek tot schadevergoeding’ voor het bewijs wordt gebruikt indien het voldoet aan de bewijsvoorschriften. Het stond het hof vrij om het door het slachtoffer voor aanvang van de terechtzitting in eerste aanleg ingediende ‘Verzoek tot schadevergoeding’ op de voet van art. 344 lid 1 onder 5 Sv voor het bewijs van de tenlastegelegde feiten te gebruiken.
Samenvatting
Op grond van art. 51b lid 2 Sv kan het slachtoffer — waaronder mede is te ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.