Einde inhoudsopgave
Nadere regeling gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft
Bijlage 14 Bijlage ter uitvoering van artikel 2:4, tweede lid, en artikel 3:9, tweede lid, inhoudende de berekening van toekomstige rendementen voor categorie 3 PRIIPs, als bedoeld in Bijlage II, deel I, onder 6 van de gedelegeerde verordening essentiële-informatiedocumenten
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2018
- Bronpublicatie:
11-12-2017, Stcrt. 2017, 72502 (uitgifte: 19-12-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-12-2017, Stcrt. 2017, 72502 (uitgifte: 19-12-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Verzekeringsrecht / Algemeen
Voor het berekenen van toekomstige rendementen ten behoeve van reclame-uitingen en andere onverplichte precontractuele informatie wordt in principe voorgeschreven dat moet worden aangesloten bij de rekenmethode als beschreven in artikel 3, derde lid, van de gedelegeerde verordening essentiële-informatiedocumenten. Ditzelfde geldt voor het berekenen van de jaarlijkse prognose van het eindkapitaal van overeenkomsten, als bedoeld in artikel 73, eerste lid, onderdeel e, onder 2, van het besluit. Het is voor categorie 3 PRIIPs, als bedoeld in Bijlage II Deel I, onder 6, van de gedelegeerde verordening essentiële-informatiedocumenten, in geïndividualiseerde informatie echter mogelijk om af te wijken van deze rekenmethode. Onderstaand wordt de wijze beschreven waarop mag worden afgeweken van deze rekenmethode.
- 1.
De informatie over een toekomstig rendement voor categorie 3 PRIIPs, als bedoeld in Bijlage II, deel I, onder 6 van de gedelegeerde verordening essentiële-informatiedocumenten, niet zijnde een beleggingsinstelling of icbe, wordt voor een aantal standaardproducten berekend conform één of meer scenario’s als beschreven in artikel 3, derde lid, van de gedelegeerde verordening essentiële-informatiedocumenten. Voor ieder standaardproduct zal per scenario een rendementscijfer worden berekend (r_std(pos), r_std(neu), r_std(neg) en r_std(str)). Hierbij wordt onder andere rekening gehouden met een initiële inleg (X_std) en een periodieke inleg (Y_std) gedurende de aanbevolen periode van bezit (Z_std).
- 2.
Vervolgens wordt bepaald welk standaardproduct het beste aansluit bij het product waarvoor de geïndividualiseerde informatie moet worden opgesteld. Hierbij is het uiteraard van belang dat de producten onder meer qua (initiële en periodieke) inleg, specifieke kenmerken die maken dat dit een categorie 3 PRIIPs betreft, als bedoeld in Bijlage II, deel I, onder 6 van de gedelegeerde verordening essentiële-informatiedocumenten, de aanbevolen periode van bezit en de onderliggende beleggingen, vergelijkbaar zijn. Wanneer er geen valide vergelijking met een standaardproduct mogelijk is, zal de aanbieder alsnog het toekomstig rendement berekenen conform één of meer scenario’s zoals beschreven in artikel 3, derde lid, van de gedelegeerde verordening essentiële-informatiedocumenten.
- 3.
De rendementscijfers van de verschillende scenario’s van het standaardproduct (r_std(pos), r_std(neu), r_std(neg) en/of r_std(str)) worden gebruikt bij de berekening van de rendementscijfers ten behoeve van de geïndividualiseerde informatie over het product. Hierbij rendeert de initiële inleg (X_ind) en de periodieke inleg (Y_ind) gedurende de aanbevolen periode van bezit (Z_ind) met r_std(pos), r_std(neu), r_std(neg) en/of r_std(str), afhankelijk van de te tonen rendementen. Dat levert per scenario een bedrag op in EUR voor het geïndividualiseerde product.
- 4.
Wanneer er naast het rendement aan het einde van de aanbevolen periode van bezit ook een kortere periode van bezit wordt getoond, dan zal voor deze periode ook moeten worden voldaan aan de artikelen 1 tot en met 3 van deze bijlage.