Einde inhoudsopgave
Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 met nadere regels betreffende een aantal bepalingen van het douanewetboek van de Unie
Artikel 140 Goederen die worden geacht te zijn aangegeven voor uitvoer overeenkomstig artikel 141
Geldend
Geldend vanaf 16-07-2020
- Bronpublicatie:
03-04-2020, PbEU 2020, L 203 (uitgifte: 26-06-2020, regelingnummer: 2020/877)
- Inwerkingtreding
16-07-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-04-2020, PbEU 2020, L 203 (uitgifte: 26-06-2020, regelingnummer: 2020/877)
- Vakgebied(en)
Europees belastingrecht / Belastingen EU
Douane (V)
(Artikel 158, lid 2, van het wetboek)
1.
De volgende goederen worden geacht te zijn aangegeven voor uitvoer overeenkomstig artikel 141 wanneer er geen aangifte op andere wijze is gedaan:
- a)
de in artikel 137 bedoelde goederen;
- b)
draagbare muziekinstrumenten van reizigers;
- c)
brievenpost;
- d)
goederen in een post- of expreszending, waarvan de waarde niet meer dan 1 000 EUR bedraagt en waarvoor geen uitvoerrechten zijn verschuldigd;
- e)
organen en ander menselijk of dierlijk weefsel of menselijk bloed dat in geval van nood geschikt is voor permanente transplantatie, implantatie of transfusie;
- f)
goederen onder dekking van een NAVO-formulier 302 of een EU-formulier 302.
2.
Goederen verzonden naar Helgoland worden geacht te zijn aangegeven voor uitvoer overeenkomstig artikel 141.