Hof Leeuwarden, 04-05-2011, nr. 24-002475-10
ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ3496, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof Leeuwarden
- Datum
04-05-2011
- Zaaknummer
24-002475-10
- LJN
BQ3496
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ3496, Uitspraak, Hof Leeuwarden, 04‑05‑2011; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2012:BX8087, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGRO:2010:BO0132, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2012:BX8087
Uitspraak 04‑05‑2011
Inhoudsindicatie
Verdachte wordt wegens moord op zijn (ex-)vrouw veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 jaren. Anders dan de raadsvrouw heeft aangevoerd, is het voor een bewezenverklaring van voorbedachten raad niet noodzakelijk dat verdachte daadwerkelijk rustig heeft nagedacht alvorens zijn besluit uit te voeren en tot de levensberovende handelingen over te gaan. Voor een bewezenverklaring van voorbedachten raad is voldoende dat (vanuit een geobjectiveerd perspectief bezien) komt vast te staan dat verdachte voorafgaand aan of gedurende het toebrengen van de verwondingen die de dood van het slachtoffer hebben veroorzaakt de tijd heeft gehad om zich te beraden over zijn genomen of te nemen besluit, zodat de gelegenheid heeft bestaan om over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven. Deze tijdspanne kan heel kort zijn.
Partij(en)
Gerechtshof Leeuwarden
Sector strafrecht
Parketnummer: 24-002475-10
Uitspraak d.d.: 4 mei 2011
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Groningen van 11 oktober 2010 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1958],
ingeschreven te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in [verblijfplaats].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 21 april 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte ter zake van moord tot 18 jaren gevangenisstraf. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. L.S. Wachters, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij (wiens werkelijke naam is [verdachte], geboren op [1963] te [geboorteplaats] op of omstreeks 21 maart 2010 te [plaats], opzettelijk en met voorbedachten rade, [slachtoffer], zich noemende [slachtoffer], van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen genoemde [slachtoffer], met een mes in haar gezicht, hoofd, borst en rug en/of elders in het lichaam gestoken en/of gesneden, althans getroffen, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het slachtoffer opzettelijk van het leven heeft beroofd. Dit in de tenlastelegging verwoorde verwijt wordt door/van de zijde van de verdachte ook niet bestreden. Wel bestreden wordt de door het openbaar ministerie betrokken stelling dat sprake is geweest van voorbedachte raad. Zulks evenwel ten onrechte, aldus het hof.
Het hof is van oordeel dat het door de verdediging gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van de tenlastegelegde voorbedachte raad zijn weerlegging vindt in de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof gaat daarbij uit van de volgende aan wettige bewijsmiddelen te ontlenen feiten en omstandigheden.
Verdachte, die in Egypte is geboren als [verdachte], is in 1988 onder de naam [verdachte], als politiek vluchteling uit Irak, naar Nederland gekomen. Uit het dossier blijkt dat deze laatstgenoemde gegevens (naam en land van herkomst) vals zijn. Verdachte trouwt in 1995/1996 in Egypte met [slachtoffer]. Zij krijgen in 1997 een zoon, [zoon]. In 1998 komt [slachtoffer] naar Nederland. [slachtoffer] en verdachte krijgen samen nog drie kinderen.
In 2001 wordt het huwelijk tussen verdachte en [slachtoffer] voor de wet ontbonden. Hun islamitische huwelijk blijft wel bestaan. Vanaf de scheiding staan ze op verschillende adressen ingeschreven, zij blijven echter feitelijk op één adres, [adres] te [plaats], wonen.
Vanaf januari 2010 wil [slachtoffer] niet meer dat verdachte aan de [adres] slaapt. Verdachte woont sinds die tijd aan de [adres] in [plaats], waar hij overigens sinds 2001 al stond ingeschreven. In verband met het werk van [slachtoffer] past verdachte overdag na schooltijd wel op de kinderen in het huis aan de [adres].
Op zondag 21 maart 2010 haalt verdachte 's ochtends rond 10:00 uur de twee middelste kinderen op om ze naar de moskee te brengen, waar zij Arabische les krijgen. Als verdachte terugkomt van de moskee laat hij zijn oudste zoon [zoon] aan zijn moeder vragen of verdachte tot 12:00 uur bij haar in het huis aan de [adres] mag wachten, totdat de kinderen vrij zijn. [slachtoffer] laat weten dit niet te willen. Na deze mededeling besluit de verdachte [zoon] ook naar de moskee te brengen. Daarna is verdachte op enig moment naar de woning aan de [adres] teruggegaan. Hij is vervolgens de woning met geweld, door een ruit van de voordeur in te slaan, binnengedrongen. In de keuken van de woning heeft de verdachte het mes in handen, [slachtoffer] vlucht het balkon op, de verdachte volgt haar.
[slachtoffer] heeft vanaf 10:17 tot 10:52 uur onafgebroken gebeld met haar collega [collega]. Deze hoort aan het eind van het gesprek een knal, alsof er iets breekt, waarop de verbinding plotseling wordt verbroken. Omstreeks 11:08 uur krijgt de meldkamer van de Regiopolitie Groningen een eerste melding van wat eerst wordt aangemerkt als de mishandeling van [slachtoffer].
Omwonenden zien [slachtoffer] op het balkon staan, alleen, schreeuwend en hangend over (de reling van) het balkon. Vervolgens komt verdachte het balkon op. Verdachte maakt slaande, dan wel stekende bewegingen naar [slachtoffer], naar later blijkt met een mes in zijn hand. Even later ligt [slachtoffer] als gevolg van het op haar uitgeoefende geweld op de vloer van het balkon. Verdachte, die voorovergebogen over haar heen zit of staat, blijft slaande/stekende bewegingen maken. Al die tijd blijft [slachtoffer] gillen. Dit steken duurt enige minuten. Daarna houdt het gegil op. Verdachte loopt even later naar buiten waar hij een paar minuten later wordt aangehouden. Als medewerkers van de politie en even later de ambulancemedewerkers bij [slachtoffer] arriveren, is zij nog in leven. De ruit van de voordeur blijkt inderdaad kapot. Zij verlenen uit alle macht eerste hulp aan [slachtoffer], maar dit blijkt tevergeefs. Om 11:40 uur wordt haar dood geconstateerd.
Uit sectie op het lichaam blijkt van 25 scherprandige perforaties aan hoofd, borst, rug, hals en armen, waarvan een deel met substantieel snijletsel. Deze letsels zijn bij leven ontstaan door inwerking van uitwendig mechanisch scherprandig klievend/snijdend en perforerend geweld. Enkele van de letsels gingen gepaard met onder andere samenvallen van beide longen en algeheel bloedverlies. Het intreden van de dood wordt zonder meer verklaard door de hierdoor opgetreden weefselschade door bloedverlies en functieverlies van de longen. Gezien het feit dat alle letsels hebben bijgedragen aan het bloedverlies, hebben al deze letsels een bijdrage geleverd aan het intreden van de dood.
Het hof is met de raadsvrouw van oordeel dat - hoewel er aanwijzingen zijn voor het tegendeel - uit de gebeurtenissen van de weken, dagen en uren vóór de steekpartij niet onomstotelijk blijkt van een vooropgezet plan van verdachte om [slachtoffer] van het leven te beroven.
Anders dan de raadsvrouw heeft aangevoerd, is het voor een bewezenverklaring van voorbedachten raad echter niet noodzakelijk dat verdachte daadwerkelijk rustig heeft nagedacht alvorens zijn besluit uit te voeren en tot de levensberovende handelingen over te gaan. Voor een bewezenverklaring van voorbedachte raad is voldoende dat (vanuit een geobjectiveerd perspectief bezien) komt vast te staan dat verdachte voorafgaand aan of gedurende het toebrengen van de verwondingen die de dood van het slachtoffer hebben veroorzaakt de tijd heeft gehad om zich te beraden over zijn genomen of te nemen besluit, zodat de gelegenheid heeft bestaan om over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven. Deze tijdspanne kan heel kort zijn.
Uit de hiervoor geschetste gang van zaken blijkt, dat verdachte tussen het moment dat hij vanuit de woning met het mes naar het balkon liep waar [slachtoffer] stond, op haar in begon te steken en minutenlang bleef dóórsteken, voldoende tijd en gelegenheid heeft gehad om na te denken over de betekenis en gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. De door de raadsvrouw aangevoerde omstandigheid dat de verdachte daarbij een waas voor ogen zou hebben gehad, doet hieraan niet af. Bij het tijdsaspect neemt het hof tevens in aanmerking dat uit de sectiebevindingen volgt dat al de door de verdachte aan het slachtoffer toegebrachte letsels een bijdrage hebben geleverd aan het intreden van de dood. Daarmee is uitgesloten de mogelijkheid dat de dood van het slachtoffer het gevolg is geweest van gedragingen van de verdachte onmiddellijk na -zonder tijd voor beraad- het door hem genomen besluit om het slachtoffer te doden. Het hof verwerpt het verweer.
Nu het hof het rapport Analyse (mogelijk) eergerelateerd geweld van het Landelijk Expertise Centrum d.d. 25 mei 2010 niet voor het bewijs van het tenlastegelegde bezigt behoeft het verweer dat de raadsvrouw met betrekking tot dit rapport heeft gevoerd geen nadere bespreking.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij (wiens werkelijke naam is [verdachte], geboren op [1963] te [geboorteplaats] op 21 maart 2010 te [plaats], opzettelijk en met voorbedachten rade, [slachtoffer], zich noemende [slachtoffer], van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, genoemde [slachtoffer], met een mes in haar gezicht, hoofd, borst en rug en elders in het lichaam gestoken en/of gesneden, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
het bewezenverklaarde levert op:
moord.
Strafbaarheid van de verdachte
Omtrent verdachte is door [deskundige 1], psychiater, en [deskundige 2], klinisch psycholoog, beiden verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum, Psychiatrische Observatiekliniek te Utrecht naar aanleiding van het ten laste gelegde feit een rapport d.d. 9 september 2010 uitgebracht, welk rapport - zakelijk weergegeven - als conclusie inhoudt dat bij verdachte geen ziekelijke stoornis van de geestvermogens wordt vastgesteld. Evenmin kan bij verdachte op grond van de aanwezige informatie en de onderzoeksbevindingen een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens worden vastgesteld. Er zijn op basis van de beschikbare collaterale informatie geen duidelijke aanwijzingen die duiden op een duurzaam patroon van disfunctioneren bij verdachte (en daarmee op de aanwezigheid van een persoonlijkheidsstoornis). Het beperkte verstandelijke vermogen van verdachte alsmede zijn bijzondere culturele achtergrond nopen daarbij ook tot terughoudendheid in het vaststellen van een eventuele persoonlijkheidsstoornis. In het onderzoek zijn geen aanwijzingen naar voren gekomen dat er bij verdachte, rekening houdend met zijn culturele achtergrond, sprake is van een extra gevoeligheid voor krenkingen op grond van narcistische aspecten in zijn persoonlijkheid. Verdachte wordt (volledig) toerekeningsvatbaar geacht.
Gelet op de inhoud van het rapport van [deskundige 1] en [deskundige 2] kan het hof zich verenigen met de conclusie in dit rapport dat verdachte als volledig toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd. Het hof neemt deze conclusies dan ook over en maakt die tot de zijne.
Nu is gebleken dat verdachte het ten laste gelegde volledig valt toe te rekenen en er ook anderszins geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht, acht het hof verdachte strafbaar.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan moord op zijn (ex-)vrouw [slachtoffer] door haar op haar balkon, onder de ogen van een groot aantal buurtbewoners, 25 keren met een mes te steken. De steekpartij zelf heeft minutenlang geduurd. De als gevolg hiervan ontstane verwondingen zijn haar ruim een half uur na de steekpartij fataal geworden. De gruwelijke, meedogenloze wijze waarop het slachtoffer om het leven is gebracht, getuigt van het ontbreken van elke vorm van respect voor haar leven. Het slachtoffer moet - gelet op het geconstateerde letsel en het tijdsverloop - een afschuwelijke doodstrijd hebben geleverd. De verklaringen van buurtbewoners die getuige zijn geweest van de moord geven blijk van angst, onmacht, verdriet en verslagenheid.
Deze moord heeft de samenleving ernstig geschokt. De vier jonge kinderen van verdachte en het slachtoffer - de jongste dochter was in het huis aanwezig tijdens de moord op haar moeder en moet in ieder geval van een deel van de gruwelijke gebeurtenissen getuige zijn geweest - zijn niet alleen hun moeder verloren, zij moeten ook leven met de wetenschap dat de laatste momenten van het leven van hun moeder bijzonder beangstigend en pijnlijk moeten zijn geweest én dat hun vader dit op zijn geweten heeft. Hun is onherstelbaar leed aangedaan.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 4 maart 2011 blijkt weliswaar, dat verdachte in het verleden eenmaal is veroordeeld, maar dat deze veroordeling dateert van 2 september 1991. Het hof zal deze veroordeling derhalve niet laten meewegen.
Hetgeen hiervoor is overwogen kan niet tot een ander oordeel leiden dan dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeer lange duur dient te worden opgelegd. Deze straf dient met name ter vergelding van het leed dat verdachte het slachtoffer, haar nabestaanden en haar vrienden heeft aangedaan. Het hof heeft voor de hoogte van de straf - naast het voorgaande - ook rekening gehouden met de schok die het door verdachte begane misdrijf in de rechtsorde teweeg heeft gebracht.
Alles overziende acht het hof de door de advocaat-generaal gevorderde 18 jaren gevangenisstraf passend en geboden. In de door de verdediging ter zitting naar voren gebrachte omstandigheden ziet het hof geen reden voor een mildere straf.
Beslag
De raadsvrouw heeft zich op zitting ten aanzien van het beslag gerefereerd aan het oordeel van het hof. Zij heeft daarbij haar verbazing uitgesproken over de beslissing van de rechtbank om een aantal goederen verbeurd te verklaren. Dit ging voornamelijk om papieren met daarop Arabische teksten.
Het hof overweegt ten aanzien van de blijkens de beslaglijst in beslag genomen '5 papieren Arabisch met officiële stempel', dat niet duidelijk is geworden om welke papieren het gaat. Het hof houdt het ervoor dat het gaat om de geboorteaktes van de kinderen van verdachte en de trouwakte van verdachte en het slachtoffer. Aangezien uit het dossier blijkt dat verdachtes hierbij opgegeven identiteit vals is, zijn ook deze aktes vals. Nu wellicht enige instantie of de kinderen van verdachte deze documenten nog nodig hebben, zal het hof ten aanzien van deze papieren de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Dit voorschrift is toegepast, zoals het gold ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) jaren.
Bepaalt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, en/of artikel 27a Sr bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
In beslag genomen voorwerpen
Gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
opgerolde krant met opschrift "ik hou van jou"
papier dubbelzijdig beschreven in het Arabisch
schrift met handgeschreven teksten in Nederlands
geschreven papier mogelijk in het Arabisch
brief in het Arabisch geschreven
ringband met beschreven vellen papier met Arabisch en Nederlands geschrift
- 7.
bankbiljetten van € 500,- in een enveloppe
telefoon Samsung
papier met 06-nummers
document afspraak UMCG [naam] aan verdachte .
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
5 papieren Arabisch met officiële stempel
telefoon Samsung KL: zwart inclusief datalink
ABN-AMRO bankbescheiden ten name van [slachtoffer] [rekeningnummer]
Visa bankpas ten name van [slachtoffer]
bankpas ten name van [slachtoffer]
identiteitskaart [nummer]
Panasonic Dmc-F27 boek (agenda) reisdocument travel itinerary ten name van mr. [naam] en mr. [naam]
reisdocument: electronisch vliegticket 2 juli 2009
CD-rom tekst Arabisch
PC Packard Bell Imedia 5504.
Aldus gewezen door
mr. A.J. Rietveld, voorzitter,
mr. K.J. van Dijk en mr. W. Foppen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen, griffier,
en op 4 mei 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Van Dijk voornoemd is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.