Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2019/6 betreffende diergeneesmiddelen en tot intrekking van Richtlijn 2001/82/EG
Artikel 126 Bijzondere regels voor inspecties in het kader van diergeneesmiddelenbewaking
Geldend
Geldend vanaf 27-01-2019
- Bronpublicatie:
11-12-2018, PbEU 2019, L 4 (uitgifte: 07-01-2019, regelingnummer: 2019/6)
- Inwerkingtreding
27-01-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-12-2018, PbEU 2019, L 4 (uitgifte: 07-01-2019, regelingnummer: 2019/6)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
EU-recht / Marktintegratie
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
Dierenrecht / Veterinair recht
Dierenrecht / Dierenwelzijn
1.
De bevoegde autoriteiten en het Bureau waarborgen dat alle basisdossiers diergeneesmiddelenbewakingssysteem in de Unie regelmatig worden gecontroleerd en dat de diergeneesmiddelenbewakingssystemen correct worden toegepast.
2.
Het Bureau coördineert en de bevoegde autoriteiten voeren inspecties uit van de diergeneesmiddelenbewakingssystemen van diergeneesmiddelen waarvoor een vergunning is verleend overeenkomstig artikel 44.
3.
De bevoegde autoriteiten voeren inspecties uit van de diergeneesmiddelenbewakingssystemen van diergeneesmiddelen waarvoor een vergunning is verleend overeenkomstig de artikelen 47, 49, 52 en 53.
4.
De bevoegde autoriteiten van de lidstaten waar de basisdossiers diergeneesmiddelenbewakingssystemen zich bevinden, voeren inspecties uit van de basisdossiers diergeneesmiddelenbewakingssystemen.
5.
Niettegenstaande lid 4 van dit artikel en op grond van artikel 80 kan een bevoegde autoriteit deelnemen aan initiatieven in het kader van werkverdeling en de delegatie van verantwoordelijkheden met andere bevoegde autoriteiten om dubbele inspecties van diergeneesmiddelenbewakingssystemen te voorkomen.
6.
De resultaten van de inspecties in het kader van de diergeneesmiddelenbewaking worden opgeslagen in de databank inzake diergeneesmiddelenbewaking als bedoeld in artikel 74.