Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/1.4.3
1.4.3 De voorbereiding
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS377922:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
M. Storme 1983, p. 125-126.
Trb. 1974, 6.
In Nederland werden de art. 611a en 611b Rv (oud) bij wet van 23 maart 1977 (Stb. 1977, 184), in werking getreden op 1 januari 1978, vervangen door de op de Eenvormige Wet gebaseerde art. 611a t/m i Rv.
De Belgische toestemmingswet is op 31 januari 1980 aangenomen (Wet van 31 januari 1980, Stb. 20 februari 1980). Luxemburg heeft op 21 juli 1976 een toestemmingswet aangenomen. (Loi du 21 julliet 1976 portant approbation de la Convention Benelux portant loi uniforme relative á l'astreinte, Mémorial A 1976, 826.)
Vanaf 1963 werkte de Beneluxcommissie voor de eenmaking van recht aan een ontwerp voor de Benelux-Overeenkomst houdende Eenvormige Wet betreffende de dwangsom (hierna: 'de Beneluxovereenkomst'). Het voorontwerp werd in december 1968 ingediend.1 Vervolgens werd het door de Interparlementaire Beneluxraad behandeld, die op 16 juni 1972 unaniem positief adviseerde. Op 26 november 1973 werd in Den Haag de Benelux-Overeenkomst houdende Eenvormige Wet betreffende de dwangsom ondertekend.2 Vervolgens legde Luxemburg op 30 november 1976, Nederland op 8 augustus 1978 en België op 31 januari 1980 de op grond van art. 6 van de Overeenkomst voor inwerkingtreding benodigde bekrachtigingsoorkonde neer. Voor Nederland en Luxemburg trad de regeling in werking op 1 oktober 1978,3 voor België op 1 maart 1980.4