Einde inhoudsopgave
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 8:110 [Incidenteel hoger beroep]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2013
- Bronpublicatie:
19-06-2013, Stb. 2013, 226 (uitgifte: 28-06-2013, kamerstukken: 33455)
20-12-2012, Stb. 2012, 682 (uitgifte: 27-12-2012, kamerstukken: 32450)
- Inwerkingtreding
01-07-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-06-2013, Stb. 2013, 258 (uitgifte: 28-06-2013, kamerstukken/regelingnummer: -)
25-06-2013, Stb. 2013, 258 (uitgifte: 28-06-2013, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Vakgebied(en)
Bestuursprocesrecht / Hoger beroep
Fiscaal procesrecht / Beroepsfase
Fiscaal procesrecht / Procesorde
1.
Indien hoger beroep is ingesteld, kan degene die ook hoger beroep had kunnen instellen, incidenteel hoger beroep instellen. De voorschriften omtrent het hoger beroep zijn van toepassing, tenzij in deze titel anders is bepaald.
2.
Het incidenteel hoger beroep wordt ingesteld binnen zes weken nadat de hogerberoepsrechter de gronden van het hoger beroep aan de desbetreffende partij heeft verzonden.
3.
Binnen vier weken nadat de hogerberoepsrechter de gronden van het incidenteel hoger beroep aan partijen heeft verzonden, kunnen deze partijen schriftelijk hun zienswijze omtrent het incidenteel hoger beroep naar voren brengen.
4.
De hogerberoepsrechter kan de in het tweede en derde lid genoemde termijnen verlengen of, indien hij het hoger beroep behandelt met overeenkomstige toepassing van afdeling 8.2.3, verkorten.
5.
Voor het incidenteel hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.