Einde inhoudsopgave
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 8:104 [Hoger beroep]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2015
- Bronpublicatie:
26-11-2014, Stb. 2014, 540 (uitgifte: 22-12-2014, kamerstukken: 33771)
- Inwerkingtreding
01-01-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-12-2014, Stb. 2014, 541 (uitgifte: 22-12-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Vakgebied(en)
Bestuursprocesrecht / Hoger beroep
Fiscaal procesrecht / Beroepsfase
Fiscaal procesrecht / Procesorde
1.
Een belanghebbende en het bestuursorgaan kunnen hoger beroep instellen tegen:
- a.
een uitspraak als bedoeld in artikel 8:66, eerste lid, of artikel 8:67, eerste lid, van de rechtbank,
- b.
een uitspraak als bedoeld in artikel 8:86, eerste lid, van de voorzieningenrechter van de rechtbank,
- c.
een uitspraak van de rechtbank op een verzoek als bedoeld in artikel 8:88, eerste lid.
2.
Geen hoger beroep kan worden ingesteld tegen:
- a.
een uitspraak van de rechtbank na toepassing van artikel 8:54, eerste lid,
- b.
een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:54a, tweede lid,
- c.
een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:55, zevende lid,
- d.
een uitspraak van de voorzieningenrechter als bedoeld in artikel 8:84, eerste lid,
- e.
een uitspraak van de voorzieningenrechter als bedoeld in artikel 8:75a, eerste lid, in verband met artikel 8:84, vijfde lid, en
- f.
een uitspraak van de voorzieningenrechter als bedoeld in artikel 8:87.
3.
Tegelijkertijd met het hoger beroep tegen de in het eerste lid bedoelde uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegen:
- a.
een tussenuitspraak als bedoeld in artikel 8:80a, of
- b.
een andere beslissing van de rechtbank.
4.
Geen hoger beroep kan worden ingesteld tegen de voorlopige voorziening, bedoeld in artikel 8:72, vijfde lid.