Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/33
33 Kwalificatie grondslagverweer
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691658:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Oordeelt de rechter dat de door eiser gestelde feiten – ook bij vaststaan van die feiten – niet tot een rechtsgevolg kunnen leiden waarmee de vordering van eiser kan worden toegewezen, dan wordt de vordering afgewezen. De stellingen van eiser hebben dan niet het door eiser gewenste rechtsgevolg.
Verweerder kan ook een bestanddeel van de door eiser gestelde rechtsgrond betwisten. Hij kan bijv. wanneer er z.i. sprake is van een ongelukkige samenloop van omstandigheden betwisten dat sprake is van onrechtmatigheid; de door partijen gestelde feiten zijn gelijk. Ik ben het daarom niet eens met Asser die het verweer van verweerder: ‘dat zijn gedrag in de gegeven omstandigheden niet onzorgvuldig en onrechtmatig was’, als een bevrijdend verweer kwalificeert (Asser 2015 Preadvies, p. 318 en Asser Procesrecht/Asser 3 2023/34).
De motivering van een dergelijke betwisting behoeft in beginsel slechts rekening te houden met de door eiser in verband met zijn stellingen naar voren gebrachte omstandigheden en kan worden aangevuld naar gelang, als gevolg van het debat van partijen en het in het geding verkregen bewijsmateriaal, nadere omstandigheden naar voren komen die daartoe aanleiding geven (HR 27 april 1990, ECLI:NL:HR:1990:AD1107, NJ 1990/528 (Gielen/Grathem)).
Van steekhoudende argumenten is slechts sprake indien hetgeen naar voren wordt gebracht de feitelijke of juridische onderbouwing van de vordering raakt.
De beslissing of een verweer al dan niet als voldoende gemotiveerd kan gelden, is van feitelijke aard; deze beslissing is in cassatie onaantastbaar, tenzij het oordeel onbegrijpelijk is.
Of een bestanddeel van de juridische grondslag; bijv. de onrechtmatigheid.
Evenmin bestaat in dat geval aanleiding voor bewijslevering.
De rechter legt het verweer van verweerder uit als een gemotiveerde betwisting wanneer verweerder stellingen van eiser die aan zijn vordering ten grondslag liggen en die benodigd zijn voor het intreden van het door hem beoogde rechtsgevolg,1 gemotiveerd betwist. Verweerder bestrijdt één of meer elementen van de door eiser gestelde feiten en stelt daar andere feiten tegenover.2 Verweerder heeft voor zijn motivering geen stelplicht; verweerder zal zijn betwisting voldoende moeten onderbouwen en indien mogelijk staven met producties.
De conclusie van antwoord moet met redenen zijn omkleed (art. 128 lid 2 Rv): het verweer moet een genoegzaam duidelijke uiteenzetting bevatten van de gronden waarop de tegenspraak berust3 en moet steekhoudend zijn.4 Beoordeelt de rechter het verweer bij een betwisting als onvoldoende (deugdelijk) onderbouwd – de door verweerder gestelde feiten leveren juridisch mede in het licht van het door eiser overgelegde bewijsmateriaal geen gemotiveerde betwisting op of het verweer gaat voorbij aan de kern van het betoog van eiser – dan passeert de rechter het verweer en staan de door eiser gestelde feiten daarmee vast (art. 149 Rv).5 Bij een gemotiveerde betwisting roept verweerder geen (andere) rechtsregel in waaruit zou volgen dat de vordering van eiser niet voor toewijzing vatbaar zou zijn; hij bestrijdt op feitelijke gronden de juistheid van de door eiser gestelde feiten.6 De feiten zoals door eiser gesteld, staan dan niet vast terwijl alle door de materiële wetgeving vereiste bestanddelen moeten komen vast te staan voordat een vordering kan worden toegewezen. De grondslag van de vordering en daarmee de omvang van de stelplicht van eiser is dus het uitgangspunt voor het bepalen van het verweer. Betwist verweerder een stelling van eiser gemotiveerd (een grondslagverweer), dan zal eiser op dit verweer dienen te reageren (al of niet mede in het licht van het door verweerder overgelegde bewijsmateriaal). Eiser zal de betwiste feiten (nader) dienen te stellen; doet eiser dit niet dan kan de vordering niet worden toegewezen.7 Het bewijsrisico berust bij eiser.