Einde inhoudsopgave
Universele verklaring van de rechten van de mens
Artikel 29
Geldend
Geldend vanaf 10-12-1948
- Redactionele toelichting
De oorpronkelijke publicatiegegevens van de Verklaring zijn niet eenduidig. De tekst van de Verklaring is opgenomen volgens de publicatie in Trb. 1969, 99.
- Bronpublicatie:
10-12-1948, Trb. 1969, 99 (uitgifte: 16-07-1969, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
10-12-1948
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-12-1948, Trb. 1969, 99 (uitgifte: 16-07-1969, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Verenigde Naties
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
1.
Een ieder heeft plichten jegens de gemeenschap, zonder welke de vrije en volledige ontplooiing van zijn persoonlijkheid niet mogelijk is.
2.
In de uitoefening van zijn rechten en vrijheden zal een ieder slechts onderworpen zijn aan die beperkingen, welke bij de wet zijn vastgesteld en wel uitsluitend ter verzekering van de onmisbare erkenning en eerbiediging van de rechten en vrijheden van anderen en om te voldoen aan de gerechtvaardigde eisen van de moraliteit, de openbare orde en het algemeen welzijn in een democratische gemeenschap.
3.
Deze rechten en vrijheden mogen in geen geval worden uitgeoefend in strijd met de doeleinden en beginselen van de Verenigde Naties.