Einde inhoudsopgave
Verdrag tot het vaststellen van eenige eenvormige regelen betreffende aanvaring
Artikel 7 [Verjaring]
Geldend
Geldend vanaf 01-03-1913
- Bronpublicatie:
23-09-1910, Stb. 1913, 74 (uitgifte: 28-02-1913, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-03-1913
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-09-1910, Stb. 1913, 74 (uitgifte: 28-02-1913, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Binnenvaart
Vervoersrecht / Zeevervoer
1.
De rechtsvorderingen tot schadevergoeding verjaren in twee jaren, te rekenen van het voorval.
2.
De termijn voor het instellen der vorderingen tot verhaal, toegelaten bij het derde lid van artikel 4, is één jaar. Deze verjaring loopt van den dag der betaling af.
3.
De gronden voor schorsing en stuiting dezer verjaringen worden bepaald door de wet van het gerecht, voor hetwelk de vordering wordt aangebracht.
4.
De hooge verdragsluitende partijen behouden zich het recht voor als opschortingsgrond voor de hierboven gestelde termijnen in hare wetgevingen op te nemen het feit, dat op het schip welks schuld wordt beweerd, niet is kunnen worden beslag gelegd binnen de territoriale wateren van den Staat, in welken de eischer zijn woonplaats of den hoofdzetel zijner onderneming heeft.