Einde inhoudsopgave
Bankwet 1998
Artikel 14
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2012
- Bronpublicatie:
01-12-2011, Stb. 2011, 610 (uitgifte: 20-12-2011, kamerstukken: 32781)
- Inwerkingtreding
01-01-2012
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-12-2011, Stb. 2011, 671 (uitgifte: 29-12-2011, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
1.
Ten behoeve van Onze Minister kan degene die ingevolge artikel 13, tweede lid, tot lid van de raad van commissarissen is benoemd op verzoek van Onze Minister of uit eigen beweging en met inachtneming van artikel 130 van het Verdrag bij de directie van de Bank gegevens en inlichtingen inwinnen over de wijze waarop de Bank haar taken uitvoert. Hij kan op verzoek van Onze Minister of uit eigen beweging en met inachtneming van artikel 130 van het Verdrag zijn bevindingen aan Onze Minister kenbaar maken.
2.
De directie van de Bank is gehouden de in het eerste lid bedoelde persoon telkens op diens aanvraag al die gegevens en inlichtingen te verstrekken, welke hij tot behoorlijke uitoefening van zijn taak als bedoeld in het eerste lid, nodig acht, met uitzondering van gegevens en inlichtingen die ingevolge het Verdrag of de in artikel 4 bedoelde wettelijke regelingen geheim zijn.