RBP 2018/18
Litispendentie. Staat het ontbreken van bevoegdheid ten aanzien van het echtscheidingsverzoek in de weg aan de bevoegdheid tot het treffen van (neven-)voorzieningen met betrekking tot ouderlijke verantwoordelijkheid, indien het kind gewone verblijfplaats in Nederland heeft?
HR 12-01-2018, ECLI:NL:HR:2018:31
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
12 januari 2018
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, A.H.T. Heisterkamp, M.V. Polak, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh
- Zaaknummer
17/02752
- Conclusie
A-G mr. P. Vlas
- JCDI
JCDI:ADS179970:1
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Familieprocesrecht
Internationaal privaatrecht / Internationaal bevoegdheidsrecht
Personen- en familierecht / Huwelijk, relaties en echtscheiding
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:31, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 12‑01‑2018
ECLI:NL:PHR:2017:1318, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑11‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 08‑06‑2017
- Wetingang
Art. 8 lid 1 Verordening Brussel II-bis
Essentie
Bevoegdheidsincident. Litispendentie. Nevenvoorzieningen.
Staat het ontbreken van bevoegdheid ten aanzien van het echtscheidingsverzoek in de weg aan de bevoegdheid tot het treffen van (neven-)voorzieningen met betrekking tot ouderlijke verantwoordelijkheid, indien het kind gewone verblijfplaats in Nederland heeft?
Samenvatting
De vrouw, met Nederlandse en Pakistaanse nationaliteit, en de man, met Indiase nationaliteit, zijn met elkaar getrouwd in India. Uit het huwelijk is een kind geboren dat de Nederlandse nationaliteit heeft. Vanaf december 2014 verbleven de vrouw en het kind in Nederland. In 2015 heeft de man in India een echtscheidingsprocedure, gezagsprocedure en aanvullende gezagsprocedure aanhangig gemaakt. Sinds september 2016 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.