Einde inhoudsopgave
Rijksoctrooiwet 1995
Artikel 36 [Octrooiverlening na onderzoek naar stand techniek]
Geldend
Geldend vanaf 05-06-2008
- Redactionele toelichting
Op octrooiaanvragen die zijn ingediend voor het tijdstip waarop art. 33 vervalt blijft dit artikel zoals dat luidde op de dag voor dat tijdstip, van toepassing.
- Bronpublicatie:
08-11-2007, Stb. 2007, 479 (uitgifte: 01-01-2007, kamerstukken: 30975)
- Inwerkingtreding
05-06-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-04-2008, Stb. 2008, 106 (uitgifte: 01-01-2008, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht / Octrooirecht
1.
Het bureau verleent het octrooi zodra de octrooiaanvrage in het octrooiregister is ingeschreven, doch niet eerder dan twee maanden of, indien artikel 28, vierde lid, tweede volzin, is toegepast, vier maanden na verzending van de in artikel 34, vierde lid, bedoelde mededeling. Het doet hiervan aantekening in het octrooiregister. Op verzoek van de aanvrager verleent het bureau het octrooi op een eerder tijdstip nadat het resultaat van het onderzoek naar de stand van de techniek als bedoeld in artikel 34, vierde lid, is verzonden.
2.
De octrooiverlening geschiedt door het plaatsen van een gedateerde aantekening op de aanvrage in de vorm waarin deze ingediend dan wel overeenkomstig de artikelen 28 of 30, tweede lid, is gewijzigd.
3.
Het bureau geeft de bij de aanvrage behorende beschrijving en tekeningen bij wege van octrooischrift uit en verstrekt hiervan een gewaarmerkt afschrift aan de aanvrager.
4.
Indien toepassing is gegeven aan artikel 34, derde lid, heeft het octrooi uitsluitend betrekking op die uitvinding of groep van uitvindingen als bedoeld in artikel 27, die als eerste in de conclusies wordt genoemd.
5.
Het resultaat van het onderzoek naar de stand van de techniek wordt bij het octrooischrift gevoegd.
6.
Een ingevolge dit artikel verleend octrooi blijft, behoudens eerder verval, afstand of vernietiging door de rechter, van kracht tot het verstrijken van een termijn van twintig jaren, te rekenen vanaf de in artikel 29, eerste lid, bedoelde datum van indiening.