Einde inhoudsopgave
Vreemdelingencirculaire 2000 (C)
4.1.1 Algemeen
Geldend
Geldend vanaf 04-05-2022
- Bronpublicatie:
01-04-2022, Stcrt. 2022, 11342 (uitgifte: 03-05-2022, regelingnummer: WBV 2022/11)
- Inwerkingtreding
04-05-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-04-2022, Stcrt. 2022, 11342 (uitgifte: 03-05-2022, regelingnummer: WBV 2022/11)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht (V)
Het wettelijk kader voor het verlenen van de afgeleide verblijfsvergunning voor nareizende gezinsleden staat beschreven in artikel 29, tweede lid, onder a, b of c, en vierde lid, Vw. De houder van een verblijfsvergunning asiel, die verzoekt om overkomst van zijn gezinsleden, wordt aangemerkt als ‘de referent’.
De wettelijke termijn van drie maanden, die in artikel 29, tweede lid, Vw wordt genoemd, gaat in op de dag na die waarop het besluit voor verlening van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd aan de referent bekend is gemaakt. De termijn van drie maanden is veiliggesteld als:
- •
het gezinslid eerder dan de referent Nederland is ingereisd en hier een aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft ingediend; of
- •
de referent in Nederland of het nareizende gezinslid in het land van herkomst, dan wel het land van bestendig verblijf, binnen de termijn van drie maanden een aanvraag indient voor een mvv.