Einde inhoudsopgave
Protocol van 1996 bij het Verdrag inzake de voorkoming van verontreiniging van de zee ten gevolge van het storten van afval en andere stoffen van 1972
Artikel 10 Toepassing en handhaving
Geldend
Geldend vanaf 24-03-2006
- Redactionele toelichting
Dit artikel is gecorrigeerd via een rectificatie (Trb. 2011, 72).
- Bronpublicatie:
07-11-1996, Trb. 2000, 27 (uitgifte: 24-03-2000, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
24-03-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-10-2008, Trb. 2008, 200 (uitgifte: 01-01-2008, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Algemeen
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
ledere verdragsluitende partij past de voor de uitvoering van dit Protocol vereiste maatregelen toe op alle:
- .1.
schepen en luchtvaartuigen die op haar grondgebied staan ingeschreven of die haar vlag voeren;
- .2.
schepen en luchtvaartuigen die op haar grondgebied afval of andere stoffen laden die in zee gestort of op zee verbrand moeten worden; en
- .3.
schepen, luchtvaartuigen en platforms of andere kunstmatige bouwwerken waarvan wordt aangenomen dat zij stortingswerkzaamheden in zee of verbrandingswerkzaamheden op zee verrichten in gebieden waarin zij in overeenstemming met het internationale recht bevoegd is rechtsmacht uit te oefenen.
2.
ledere verdragsluitende partij neemt in overeenstemming met het internationale recht gepaste maatregelen ter voorkoming en indien nodig ter bestraffing van handelingen die in strijd zijn met de bepalingen van dit Protocol.
3.
De verdragsluitende partijen komen overeen samen te werken bij de opstelling van de procedures voor de doeltreffende toepassing van dit Protocol in gebieden buiten de rechtsmacht van enige Staat, met inbegrip van procedures voor het melden van schepen en luchtvaartuigen die worden waargenomen terwijl zij bezig zijn met het storten in of verbranden op zee in strijd met de bepalingen van dit Protocol.
4.
Dit Protocol is niet van toepassing op schepen en luchtvaartuigen die ingevolge het internationale recht soevereine immuniteit genieten. Door het nemen van gepaste maatregelen ziet iedere verdragsluitende partij er evenwel op toe dat dergelijke schepen en luchtvaartuigen die zij in bezit of in gebruik heeft, handelen overeenkomstig voorwerp en doel van dit Protocol; zij doet de Organisatie dienovereenkomstig mededeling.
5.
Een Staat kan, bij het tot uitdrukking brengen van het feit dat hij ermee instemt door dit Protocol te worden gebonden, of op enig tijdstip daarna, verklaren dat hij de bepalingen van dit Protocol toepast op zijn in het vierde lid bedoelde schepen en luchtvaartuigen, met dien verstande dat alleen die Staat die bepalingen kan handhaven ten aanzien van deze schepen en luchtvaartuigen.