Vgl. HR 8 mei 1985, ECLI:NL:HR:1985:AW8282.
HR, 08-11-2019, nr. 18/03677
18/03677
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
08-11-2019
- Zaaknummer
18/03677
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2019:1687, Uitspraak, Hoge Raad, 08‑11‑2019; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHSHE:2018:3058
Beroepschrift, Hoge Raad, 08‑11‑2019
- Vindplaatsen
V-N 2019/54.4 met annotatie van Redactie
NLF 2019/2585 met annotatie van Wouter Antonisse
NTFR 2019/3102 met annotatie van Dr. W. Bruins Slot
Uitspraak 08‑11‑2019
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. Artt. 3.34 en 3.45, lid 1, letter d, Wet IB 2001. Art. 7 Uitvoeringsregeling willekeurige afschrijving 2001. Willekeurige afschrijving. Investeringen door startende ondernemers. Woonhuizen. Bed & Breakfast.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer 18/03677
Datum 8 november 2019
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 19 juli 2018, nrs. 16/03775 en 16/03776, op het hoger beroep van de Inspecteur en het incidentele hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nrs. BRE 15/6603 en 15/6604,) betreffende de ten aanzien van belanghebbende voor de jaren 2012 en 2013 gegeven beschikkingen als bedoeld in artikel 3.151, lid 1, Wet IB 2001. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
1. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.De Staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
2. Beoordeling van het middel
2.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.Belanghebbende en zijn echtgenote exploiteerden in de onderhavige jaren (2012 en 2013) in de vorm van een commanditaire vennootschap onder meer drie appartementen als Bed & Breakfast (hierna: B&B). Elk appartement bestaat uit een woon- en eetkamer, een separate keuken, een slaapkamer en een badkamer.
2.2
Het Hof heeft geoordeeld dat belanghebbende ter zake van de appartementen niet de willekeurige afschrijving voor startende ondernemers van artikel 3:34 Wet IB 2001, in samenhang gelezen met artikel 7 van de Uitvoeringsregeling willekeurige afschrijving 2001, mag toepassen omdat sprake is van een van aftrek uitgesloten investering in woonhuizen als bedoeld in artikel 3.45, lid 1, letter d, Wet IB 2001 (tekst 2012 en 2013). Volgens het Hof zijn de appartementen, ook binnen het kader van het B&B-bedrijf van belanghebbende, naar hun aard en inrichting woningen en zijn zij ook bestemd om als woning te worden gebruikt. Het Hof heeft geoordeeld dat de tijdelijkheid van de bewoning en de omstandigheid dat de appartementen voor andere doeleinden niet worden aangemerkt als woning, niet maakt dat die bestemming is gewijzigd en dat de appartementen daardoor hun hoedanigheid van woonhuis niet verliezen.
2.3
Het middel richt zich tegen de hiervoor in 2.2 weergegeven oordelen van het Hof.
2.4
Bij de beantwoording van de vraag of de appartementen zijn te beschouwen als woonhuizen in de zin van artikel 3:45, lid 1, letter d, Wet IB 2001 heeft het Hof terecht vooropgesteld dat bepalend is of de appartementen opstallen zijn die naar aard en inrichting woningen zijn, en zijn bestemd om als zodanig te worden gebruikt1.. De hiervoor in 2.2 weergegeven oordelen van het Hof zijn voor het overige verweven met waarderingen van feitelijke aard en zijn niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd. Het middel faalt daarom.
3. Proceskosten
De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 8 november 2019.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 08‑11‑2019
Beroepschrift 08‑11‑2019
Edelhoogachtbaar College,
Aan het beroep liggen de volgende — zo nodig in onderlinge samenhang te beschouwen — middelen van cassatie ten grondslag:
1. Cassatiemiddelen
Als middel van cassatie dragen wij voor:
1.1. Grief I
Schending, althans verkeerde toepassing van het Nederlandse recht, in het bijzonder van artikel 3.45 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (tekst 2012 en 2013; hierna: Wet IB 2001) en/of artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) inzake het motiveringsvereiste, doordat het Hof heeft beslist dat appartementen dienen te worden gekwalificeerd als woonhuizen in de zin van voornoemde bepaling en derhalve zowel van investeringsaftrek als van de faciliteit van de willekeurige afschrijving worden uitgesloten.
2. Toelichting cassatiemiddel
2.1. Toelichting grief I
In onderdeel 4.4. van de uitspraak is het Hof enerzijds van oordeel dat de appartementen naar aard en inrichting als woonhuis moeten worden aangemerkt en anderzijds zijn deze appartement volgens Het Hof ook bestemd om als woonhuis te worden aangemerkt.
Over de Interpretatie van de feiten omtrent de kwalificatie van de appartementen door het Hof wensen wij het volgende op te merken.
2.1.1. Verweerschrift [A]
Met het zaaknummer F 18/03702 is bij uw Raad de zaak aanhangig van de echtgenote van [X], belanghebbende in kwestie. Voor haar bestaat tot 16 oktober 2018 de mogelijkheid haar beroep nader te motiveren. Uit haar dossier heb ik het verweerschrift van 21 december 2016 bijgevoegd waarin de gronden waarop belanghebbende zich baseert bij zijn verweer tegen de inspecteur dat de appartementen te kwalificeren zijn als woonhuis in de zin van artikel 3.45 Wet IB 01. Wij zullen op dit moment volstaan met een verwijzing naar dit verweerschrift en meer specifiek de onderdelen 2.2.1 tot en met 2.2.10 voor een nadere onderbouwing en toelichting op de ingebrachte grief van belanghebbende.
Conclusie:
Op grond van het voorgaande mogen wij uw Raad in overweging geven, de uitspraak van het Gerechtshof 's‑Hertogenbosch, waarvan beroep in cassatie, te vernietigen, en zelf in de zaak te voorzien.
Gegeven de conclusie verzoekt belanghebbende om een proceskostenvergoeding vast te stellen in het kader van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht alsmede om vergoeding van het betaalde griffierecht.
Met verschuldigde hoogachting,