Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsregeling willekeurige afschrijving 2001
Artikel 7
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2011. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-12-2010
- Bronpublicatie:
16-06-2011, Stcrt. 2011, 11029 (uitgifte: 22-06-2011, regelingnummer: DV2011/283M)
- Inwerkingtreding
01-07-2011, terugwerkend tot: 01-12-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-06-2011, Stcrt. 2011, 11029 (uitgifte: 22-06-2011, regelingnummer: DV2011/283M)
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting (V)
Loonbelasting (V)
1.
Als andere aangewezen bedrijfsmiddelen als bedoeld in artikel 3.34, tweede lid, in verbinding met het derde lid, van de wet worden aangewezen: bedrijfsmiddelen voor zover de belastingplichtige ter zake verplichtingen is aangegaan of voortbrengingskosten heeft gemaakt in een kalenderjaar waarover bij hem de verhoogde zelfstandigenaftrek als bedoeld in artikel 3.76, derde lid, van de wet van toepassing is.
2.
Voor de toepassing van het eerste lid worden bedrijfsmiddelen voor zover de belastingplichtige ter zake verplichtingen is aangegaan of voortbrengingskosten heeft gemaakt in een kalenderjaar en bij hem de zelfstandigenaftrek, bedoeld in artikel 3.76, eerste lid, van de wet in dat jaar niet van toepassing is en dat onmiddellijk voorafgaat aan een kalenderjaar waarin bij hem de verhoogde zelfstandigenaftrek van toepassing is, mede gerekend tot de bedrijfsmiddelen van het laatstgenoemde kalenderjaar.
3.
Het eerste lid is slechts van toepassing op bedrijfsmiddelen waarvan de aanschaffings- of voortbrengingskosten worden gemaakt in het kader van een onderneming waaruit de belastingplichtige als ondernemer winst geniet.
4.
Voor de toepassing van dit artikel zijn de artikelen 3.43, tweede lid, artikel 3.45, eerste, tweede en vijfde lid, en artikel 3.46 van de wet van overeenkomstige toepassing.