Einde inhoudsopgave
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/22.2.1
22.2.1 Duiding van partageovereenkomsten in het burgerlijk recht
A.J. van Doesum, datum 01-01-2009
- Datum
01-01-2009
- Auteur
A.J. van Doesum
- JCDI
JCDI:ADS364481:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
Ondernemingsrecht / Personenvennootschappen
Europees belastingrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Zie bijvoorbeeld: TC 13 december 1960, nr. 8995 O, BNB 1961/59, waarin sprake was van een overeenkomst die civielrechtelijk als een maatschapovereenkomst werd geduid. Idem: HR 5 juni 1991, nr. 26 574, BNB 1991/243.
Art. 7:800 lid 1 BW wetsvoorstel personenvennootschappen. Vgl. art. 7A:1655 BW, “Maatschap is eene overeenkomst, waarbij twee of meerdere personen zich verbinden om iets in gemeenschap te brengen, met het oogmerk om het daaruit ontstaande voordeel met elkander te deelen”.
HR 7 november 2003, nr. 37 800, BNB 2004/66.
HR 5 juni 1991, nr. 26 574, BNB 1991/243.
Een partageovereenkomst is een wederkerige overeenkomst. In het burgerlijk recht zijn geen bijzondere vereisten of gevolgen verbonden aan de partageovereenkomst. Partageovereenkomsten liggen dicht aan tegen overeenkomsten van (stille) vennootschap. Het is dan ook mogelijk dat een overeenkomst, die in het burgerlijk recht geduid wordt als bijvoorbeeld een overeenkomst van (stille) vennootschap, voor de heffing van btw wordt aangemerkt als een partageovereenkomst.1 Wil echter van een (stille) vennootschap sprake zijn, dan moet ten minste aan de criteria van het begrip “vennootschap” worden voldaan.2 Aan een overeenkomst, die door partijen wordt aangemerkt als een partageovereenkomst, worden echter niet automatisch de typische btw-gevolgen van een partageovereenkomst gekoppeld.3 Deze specifieke btw-gevolgen (twee afzonderlijke belastingplichtigen verrichten tezamen één belastbare prestatie en verrichten in hun onderlinge verhouding geen belastbare prestaties) treden pas in, indien naast een partageovereenkomst, een specifiek feiten-complex aanwezig is (zie hierna paragraaf 22.2.4).
Een partageovereenkomst regelt niet de verhouding tussen de in partage handelende belastingplichtigen en derden. Laatstgenoemde verhouding wordt normaliter bestreken door verbintenissen die de belastingplichtigen ter zake van de in partage verrichte handelingen met derden aangaan.
Het verrichten van diensten in partage, met gebruikmaking van goederen (zoals bijvoorbeeld een speelautomaat) kan, maar hoeft niet te betekenen dat de betreffende goederen civielrechtelijk tot een goederengemeenschap behoren. Normaliter is het zo dat in het geval van een partageovereenkomst de door de participanten aangewende goederen juridisch niet tot een gemeenschap behoren. Naar het oordeel van de Hoge Raad sluit dat evenwel niet uit dat de exploitatie van de goederen zowel onderdeel uitmaakt van het bedrijf van de ene belastingplichtige als van het bedrijf van de andere belastingplichtige.4 In de jurisprudentie is het partageleerstuk enkel toegepast met betrekking tot het in samenwerking verrichten van diensten. Op leveringen van goederen (stoffelijke objecten) in de zin van de btw is het leerstuk nimmer toegepast. De gezamenlijke levering van één goed valt ofwel onder de figuur van de pot- of poolovereenkomst (zie hoofdstuk 19), of onder de figuur van de transactie voor gemeenschappelijke rekening of andere participatieovereenkomst (zie hoofdstuk 20). In het navolgende ga ik uit van dienstverrichtingen in partage.