NJB 2018/1057
Bestanddeel ‘onttrekken’ van een minderjarige aan het gezag, art. 279 lid 1 Sr: onjuist is de opvatting dat het kortstondig niet naleven van de bij een rechterlijke beslissing vastgestelde omgangsregeling niet ‘het onttrekken’ van een minderjarige aan het gezag in de zin van art. 279 Sr oplevert. Dat is op zichzelf niet anders indien degene die het gezag over de minderjarige uitoefende bekend was met de verblijfplaats van de minderjarige
HR 15-05-2018, ECLI:NL:HR:2018:704
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
15 mei 2018
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, E.S.G.N.A.I. van de Griend, M.J. Borgers
- Zaaknummer
16/01364
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Personenrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:704, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 15‑05‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:455, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑03‑2018
- Wetingang
(art. 279 Sr)
Essentie
Bestanddeel ‘onttrekken’ van een minderjarige aan het gezag, art. 279 lid 1 Sr: onjuist is de opvatting dat het kortstondig niet naleven van de bij een rechterlijke beslissing vastgestelde omgangsregeling niet ‘het onttrekken’ van een minderjarige aan het gezag in de zin van art. 279 Sr oplevert. Dat is op zichzelf niet anders indien degene die het gezag over de minderjarige uitoefende bekend was met de verblijfplaats van de minderjarige
Uitspraak
Inleiding:
Verdachte is veroordeeld omdat hij – kort gezegd – ‘opzettelijk een minderjarige, te weten [betrokkene 1], geboren [geboortedatum] 2010, heeft onttrokken aan het gezag van degene die dit ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.