Einde inhoudsopgave
RvdW 2016/913
Art. 3 lid 1 onder c) van richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep moet in die zin worden uitgelegd dat een nationale regeling als aan de orde in het hoofdgeding, betreffende een aanvullende belasting op inkomsten uit ouderdomspensioen, niet binnen de materiële werkingssfeer van deze richtlijn en bijgevolg ook niet van art. 21 lid 1 Handvest Grondrechten EU valt.
HvJ EU 02-06-2016, ECLI:EU:C:2016:391
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Unie
- Datum
2 juni 2016
- Magistraten
R. Silva de Lapuerta, A. Arabadjiev, J.-C. Bonichot, C.G. Fernlund, S. Rodin
- Zaaknummer
C-122/15
- Conclusie
A-G J. Kokott
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
EU-recht (V)
- Brondocumenten
ECLI:EU:C:2016:391, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Unie, 02‑06‑2016
- Wetingang
Art. 2 lid 1-2 onder a, 3 lid 1 onder c, 6 lid 1 van richtlijn 2000/78; art. 21 lid 1 Handvest Grondrechten EU
Essentie
C.
Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Korkein hallinto-oikeus (hoogste bestuursrechter, Finland). Sociale politiek. Beginselen van gelijke behandeling en non-discriminatie op grond van leeftijd. Nationale wettelijke regeling die in bepaalde gevallen voorziet in een hogere belasting op inkomsten uit ouderdomspensioen dan op inkomsten uit arbeid. Werkingssfeer richtlijn 2000/78. Bevoegdheid van de Europese Unie op het gebied van directe belastingen.
Art. 3 lid 1 onder c) van richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep moet in die zin worden uitgelegd dat ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.