Einde inhoudsopgave
Aanwijzing opsporingsbevoegdheden (2014A009)
2.3 Vorderen van gegevens (tele)communicatie
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2014
- Redactionele toelichting
De datum van afkondiging is de datum van de Staatscourant.
- Bronpublicatie:
29-08-2014, Stcrt. 2014, 24442 (uitgifte: 29-08-2014, regelingnummer: 2014A009)
- Inwerkingtreding
01-09-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-08-2014, Stcrt. 2014, 24442 (uitgifte: 29-08-2014, regelingnummer: 2014A009)
- Vakgebied(en)
Politierecht / Bevoegdheden
Strafprocesrecht / Algemeen
Algemeen
De aanbieders van een openbaar telecommunicatienetwerk of -dienst hebben op grond van de Telecommunicatiewet de verplichting om medewerking te verlenen aan een vordering op grond van een in dit hoofdstuk te bespreken opsporingsbevoegdheid. Deze plicht tot medewerking geldt slechts ten aanzien van gegevens die de aanbieder bij zijn normale bedrijfsuitoefening ter beschikking heeft of krijgt. Uitzondering hierop is de in art. 13.4 lid 2 Telecommunicatiewet geregelde specifieke bewaarplicht van gegevens die nodig zijn voor het doen van een bestandsanalyse (artt. 126na/126ua lid 2 Sv). Deze gegevens moeten namelijk drie maanden door de aanbieder worden bewaard vanaf het tijdstip waarop deze gegevens voor de eerste maal zijn verwerkt.
In de Telecommunicatiewet is geen verplichting tot medewerking opgenomen voor aanbieders van geheel of gedeeltelijk besloten communicatienetwerken en -diensten alsmede degenen die in de uitoefening van een beroep of bedrijf gegevens verwerken of opslaan ten behoeve van een communicatiedienst of diens gebruikers. Deze aanbieders dienen echter wel te voldoen aan een vordering die bevoegd is gegeven op basis van een in het Wetboek van Strafvordering toegekende bevoegdheid (niet-naleving daarvan is strafbaar op grond van art. 184 Sr). Indien er geen verkeersgegevens of gebruikersgegevens door desbetreffende aanbieder kunnen worden gegenereerd of indien de aanbieder daartoe geen toegang heeft, kan de vordering niet gegeven (en in ieder geval niet opgevolgd) worden.
Vordering verstrekking verkeersgegevens (artt. 126n/126u Sv, art. 126ng/126ug)
Op grond van een vordering verstrekking verkeersgegevens kunnen van een aanbieder van een communicatiedienst verkeersgegevens worden verkregen slechts indien er sprake is (geweest) van communicatieverkeer. Dat wil zeggen dat er verbinding (of een poging daartoe) moet zijn (geweest) tussen een geautomatiseerd werk (zoals een telefoon of een computer) en een ander geautomatiseerd werk. Indien een mobiele telefoon slechts stand-by staat, worden er wel locatiegegevens van de betreffende mobiele telefoon gegenereerd, maar deze gegevens kunnen echter niet op grond van de artt. 126n/126u Sv worden gevorderd. In dit geval is er namelijk geen sprake (geweest) van communicatieverkeer. Locatiegegevens kunnen, in het geval een telefoon slechts stand-by staat, wel worden gevorderd op grond van de artt. 126ng/126ug jo 126ne/126ue Sv.
Op grond van de artt. 126n/126u Sv kunnen ook gegevens worden gevorderd over ‘een gebruiker van een communicatiedienst’. Het ligt dus niet voor de hand om op basis van deze artikelen mastverkeersgegevens te vorderen. Mastverkeersgegevens geven namelijk informatie over al het communicatieverkeer dat gedurende een bepaalde periode via een bepaald basisstation (ook wel zendmast of -paal genaamd) heeft plaatsgevonden. Wel zal in de vordering, indien bekend, de naam of anders een zo nauwkeurige aanduiding van de persoon of personen over wie de gegevens worden gevorderd moeten worden opgenomen (art. 126nd, derde lid, Sv). In dit geval zal de bevoegdheid van de artt. 126ng/126ug lid 1 jo 126nd/126ud Sv moeten worden toegepast omdat op grond hiervan gegevens kunnen worden opgevraagd over een groep personen.
Vordering verstrekking gebruikersgegevens (bestandsanalyse) (artt. 126na/126ua lid 2 Sv)
Een aanbieder van een openbaar (mobiel) telecommunicatienetwerk of -dienst kan slechts dan overgaan tot het doen van een bestandsanalyse indien door politie of justitie gegevens worden verstrekt over de locaties waar en de tijdstippen waarop de gebruiker gebruik heeft gemaakt van communicatie. Op basis van deze gegevens kan door de aanbieder worden vastgesteld over welke basisstations (ook wel zendmasten of -palen genaamd) de communicatie is verzonden. Vervolgens kan de aanbieder door toepassing van een bestandsanalyse het aansluit- of abonneenummer (en de daaraan gekoppelde gebruikersgegevens) achterhalen.
Vergaring nummergegevens (IMSI-catcher) (artt. 126nb/126ub Sv)
De IMSI-catcher mag ten behoeve van het vergaren van nummergegevens pas worden ingezet nadat de officier van justitie binnen kantooruren en op werkdagen aan alle aanbieders van een openbaar (mobiel) communicatienetwerk of -dienst een vordering bestandsanalyse heeft gedaan. Indien dusdanige spoed geboden is of in het geval de benodigde informatie niet (tijdig) of niet op voldoende effectieve wijze kan worden verkregen door middel van een bestandsanalyse dan kan ook direct worden overgegaan tot de inzet van de IMSI-catcher.
De IMSI-catcher mag slechts worden toegepast door daartoe aangewezen opsporingsambtenaren die voldoen aan de door de Minister van Justitie vastgestelde eisen betreffende kennis van de juridische, operationele en technische aspecten van het gebruik van de IMSI-catcher. Deze eisen zijn nader uitgewerkt in het Besluit bijzondere vergaring nummergegevens telecommunicatie (Stb. 2002, 31)).
Vordering verstrekking gegevens bestemd voor of afkomstig van een aanbieder van een communicatiedienst (artt. 126ng/126ug lid 1 Sv)
Op grond van de artt. 126ng/126ug lid 1 jo 126nc/126uc-126ne/126ue Sv kan de officier van justitie identificerende en andere dan identificerende gegevens (historische en toekomstige gegevens) vorderen van een aanbieder van een communicatiedienst, voor zover de te vorderen gegevens niet gevorderd kunnen worden op grond van de bevoegdheden tot het vorderen van gebruikersgegevens (artt. 126na/126ua Sv) en verkeersgegevens (artt. 126n/126u Sv). Het gaat hier om bij voorbeeld PUK-codes, mastverkeersgegevens en gegevens over opwaarderen van beltegoed.
Vordering verstrekking gegevens van een aanbieder van een communicatiedienst (artt. 126ng/126ug lid 2 Sv)
Op grond van de artt. 126ng/126ug lid 2 Sv kan de inhoud worden verkregen van e-mail- en voice-mailberichten die ten tijde van de vordering reeds zijn verwerkt (historische gegevens). Ten aanzien van de inhoud van e-mail- of voice-mailberichten die in een toekomstige periode bekeken moeten worden, zal de bevoegdheid tot het opnemen van telecommunicatie ex artt. 126m/126t Sv moeten worden toegepast.
Vordering bevriezing van gegevens (artt. 126ni/126ui Sv)
De bevoegdheid tot het vorderen van de bevriezing van gegevens geeft geen bevoegdheid om van een aanbieder van een communicatiedienst te vorderen om heel in het algemeen gegevens voor een bepaalde termijn vast te leggen. Een vordering kan namelijk slechts in een bepaald geval (indien het onderzoek dit dringend vordert) en ten aanzien van gespecificeerde gegevens worden gedaan.
Procedure
Algemeen
In de artt. 126n/126u (verkeersgegevens) en 126na/126ua Sv (gebruikersgegevens) is het doen van een mondelinge vordering niet geregeld. In de regel zal een vordering dan ook schriftelijk moeten worden gedaan. Naar analogie van de voorschriften die gelden voor het doen van een mondelinge vordering op grond van de artt. 126nc/126uc-126ng/126ug Sv, mag de vordering mondeling worden gedaan, mits deze vordering schriftelijk wordt bevestigd binnen de daarvoor geldende termijn.
Vordering verstrekking gebruikersgegevens (artt. 126na/126ua lid 1 Sv)
De bevraging en verstrekking van gebruikersgegevens verloopt op elektronische wijze via het systeem van het Centraal Informatiepunt voor Onderzoek aan Telecommunicatie (hierna: CIOT). Elk regiokorps beschikt hiertoe over een speciale computer waar slechts geautoriseerde opsporingsambtenaren toegang hebben tot het CIOT-systeem. Met behulp van dit systeem kunnen op volautomatische wijze de maximaal 24 uur oude bestanden van de aanbieders worden bevraagd.
De vordering wordt verstrekt aan een opsporingsambtenaar die geautoriseerd is om op elektronische wijze een bevraging te doen in het CIOT-systeem.
Vordering verstrekking gebruikersgegevens (bestandsanalyse) (artt. 126na/126ua lid 2 Sv)
In de schriftelijke vordering bestandsanalyse van de officier van justitie worden tenminste twee tijdstippen waarop en locaties waar de gebruiker kennelijk gebruik heeft gemaakt van telecommunicatie vermeld (art. 5 lid 2 Besluit bijzondere vergaring nummergegevens telecommunicatie). In de vordering worden de gegevens omtrent de tijdstippen met een marge van + en – 5 minuten vermeld.
Een vordering bestandsanalyse wordt binnen kantooruren en op werkdagen verzonden naar alle aanbieders van een openbaar mobiel communicatienetwerk of -dienst. Binnen twee uur nadat de vordering tot bestandsanalyse (en telefonische attendering) is verzonden, zal de aanbieder aangegeven of (en binnen welke tijd) hij aan deze vordering gevolg kan geven. De behandelend officier van justitie zal vervolgens moeten besluiten of de resultaten van de bestandsanalyse afgewacht kunnen worden of dat hij zich rechtstreeks wendt tot de Dienst Specialistische Recherchetoepassingen (hierna: DSRT) van het Korps Landelijke Politiediensten (hierna: KLPD) voor de inzet van de IMSI-catcher.
Vergaring nummergegevens (IMSI-catcher) (artt. 126nb/126ub Sv)
De officier van justitie kan slechts daartoe aangewezen opsporingsambtenaren van de DSRT van het KLPD schriftelijk bevelen om met behulp van de IMSI-catcher het nummer te achterhalen waarmee de gebruiker van een communicatiedienst kan worden geïdentificeerd.
Indien een officier van justitie wil overgaan tot de inzet van de IMSI-catcher ten behoeve van het vergaren van nummergegevens, dan zal hij, door tussenkomst van het regiokorps van politie, contact moeten opnemen met de DSRT. In het geval de vraag groter is dan de capaciteit van de DSRT zal de officier van justitie telecommunicatie van het Landelijk Parket de aanvragen voor inzet van de IMSI-catcher prioriteren aan de hand van de informatie die bij de DSRT aanwezig is.
Indien er met behulp van de IMSI-catcher gegevens zijn verkregen die niet gebruikt worden om toepassing mogelijk te maken van de bevoegdheden tot het opnemen van telecommunicatie (artt. 126m/126t Sv) of het vorderen van verkeersgegevens (artt. 126n/126u Sv), dan dienen deze gegevens vernietigd te worden.
Door de aangewezen opsporingsambtenaren van de DSRT wordt op grond van art. 4 van het Besluit bijzondere vergaring nummergegevens telecommunicatie een proces-verbaal opgemaakt van de inzet van de IMSI-catcher. In dit proces-verbaal worden onder meer vermeld de data en de tijdstippen waarop en de plaatsen waar de IMSI-catcher is gebruikt en de gegevens die door de inzet van dit apparaat zijn verkregen.