Einde inhoudsopgave
Wetboek van Strafvordering
Artikel 126uc [Vordering identificerende gegevens. Vroegsporing]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2006
- Bronpublicatie:
16-07-2005, Stb. 2005, 390 (uitgifte: 01-01-2005, kamerstukken: 29441)
- Inwerkingtreding
01-01-2006
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-11-2005, Stb. 2005, 609 (uitgifte: 01-01-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Voorfase
1.
In een geval als bedoeld in artikel 126o, eerste lid, kan de opsporingsambtenaar in het belang van het onderzoek van degene die daarvoor redelijkerwijs in aanmerking komt en die anders dan ten behoeve van persoonlijk gebruik gegevens verwerkt, vorderen bepaalde opgeslagen of vastgelegde identificerende gegevens van een persoon te verstrekken.
2.
Artikel 126nc, tweede tot en met vijfde en zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.
3.
Van de verstrekking van identificerende gegevens maakt de opsporingsambtenaar proces-verbaal op, waarin hij vermeldt:
- a.
de gegevens, bedoeld in artikel 126nc, vierde lid;
- b.
de verstrekte gegevens;
- c.
een omschrijving van het georganiseerd verband;
- d.
de feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, zijn vervuld.