Einde inhoudsopgave
Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren
Artikel 31
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2023
- Bronpublicatie:
15-05-2023, Stb. 2023, 176 (uitgifte: 31-05-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-05-2023, Stb. 2023, 176 (uitgifte: 31-05-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Rechter
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
Staatsrecht / Rechtspraak
1.
Na het overlijden of de vermissing van de gewezen rechterlijk ambtenaar, die op de dag van zijn overlijden of vermissing op grond van artikel 18 of artikel 26 in het genot was van de doorbetaling van zijn laatstelijk genoten bezoldiging onderscheidenlijk 70% daarvan, wordt aan de in artikel 7a of 7b bedoelde personen en met overeenkomstige toepassing van die artikelen uitgekeerd een bedrag, gelijk aan de bezoldiging die de gewezen rechterlijk ambtenaar op de dag van zijn overlijden of vermissing genoot onderscheidenlijk 70% daarvan, berekend over een tijdvak van drie maanden.
2.
Op de in het eerste lid bedoelde uitkering wordt in mindering gebracht een uitkering op grond van artikel 35 van de ZW, artikel 53 van de WAO, artikel 74 van de WIA, artikel 11.17 van het pensioenreglement of de artikelen 6 of 11 van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid van rechterlijke ambtenaren en naar aard en strekking daarmee overeenkomende uitkeringen, indien deze uitkeringen worden uitgekeerd. Artikel 25, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing op deze uitkeringen.