Einde inhoudsopgave
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/14.3.1
14.3.1 Het begrip “economische activiteit”
A.J. van Doesum, datum 01-01-2009
- Datum
01-01-2009
- Auteur
A.J. van Doesum
- JCDI
JCDI:ADS365729:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
Europees belastingrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
HvJ EG 14 februari 1985, nr. 268/83 (Rompelman), BNB 1985/315, HvJ EG 29 februari 1996, nr. C-110/94 (INZO), V-N 1996, blz. 1396, HvJ EG 15 januari 1998, nr. C-37/95 (Ghent Coal Terminal), V-N 1998/29.14 en HvJ EG 21 maart 2000, nr. C-110/98 t/m C-147/98 (Gabalfrisa), V-N 2000/ 22.12.
HvJ EG 20 juni 1991, nr. C-60/90 (Polysar), FED 1991/633, r.o. 13, HvJ EG 22 juni 1993, nr. C-333/ 91 (Sofitam), FED 1993/608, r.o. 12, HvJ EG 22 februari 2001, nr. C-408/98 (Abbey National I), VN 2001/15.26, r.o. 30 en HvJ EG 26 mei 2005, nr. C-465/03 (Kretztechnik), BNB 2005/313, r.o. 21. Opgemerkt zij dat de Btw-richtlijn reeds bij het definiëren van het belastingobject spreekt over “handelingen” (art. 2 lid 1 Btw-richtlijn). Het begrip “handelingen” was niet opgenomen in art. 2 lid 1 Zesde richtlijn.
Onder “prestaties” verstaat Van Norden leveringen van goederen en diensten, ongeacht of deze onder bezwarende titel door een als zodanig handelende belastingplichtige worden verricht.
G.J. van Norden, Het concern in de BTW (diss.), Kluwer, Deventer, 2007, blz. 100.
J.J.P. Swinkels, De belastingplichtige in de Europese BTW (diss.), Koninklijke Vermande, 's-Gravenhage, 2001, blz. 130.
J.J.P. Swinkels, De belastingplichtige in de Europese BTW (diss.), Koninklijke Vermande, 's-Gravenhage, 2001, blz. 138.
M.E. van Hilten, Bancaire en financiële prestaties in de Europese BTW (diss.), Kluwer, Deventer, 1992, blz. 176 en M.E. van Hilten, Gedachten over de grenzen van de belastingplicht in de omzetbelasting, WFR 1994/6086, blz. 16.
Het begrip “economische activiteit” kan de volgende betekenissen hebben:
Handeling
Werkzaamheid
Belastbare handeling (als bedoeld in art. 2 lid 1 Btw-richtlijn, ex art. 2 lid 1 Zesde richtlijn: leveringen van goederen, diensten, intracommunautaire verwervingen en invoer)
Ook het HvJ EG draagt bij tot de spraakverwarring die dreigt te ontstaan door het niet op een eenduidige wijze invulling geven aan het begrip economische activiteit. In de zaken Rompelman, Inzo, Ghent Coal Terminal en Gabalfrisa heeft het HvJ EG voorbereidende handelingen als economische activiteit aangemerkt.1 Het moge duidelijk zijn dat eerste investeringshandelingen wel handelingen, wellicht werkzaamheden, doch in geen geval belastbare handelingen in de zin van art. 2 lid 1 Btw-richtlijn, ex art. 2 lid 1 Zesde richtlijn) zijn. In andere zaken, met name die met betrekking tot handelingen inzake effecten, gebruikt het HvJ EG het begrip “economische activiteit” bij gelegenheid echter wel als synoniem voor “belastbare handeling” (in de zin van art. 2 lid 1 Btw-richtlijn, ex art. 2 Zesde richtlijn, vgl. art. 1 Wet OB).2
Het is op zijn zachtst gezegd verwarrend te noemen dat het HvJ EG het begrip “economische activiteit” zowel specifiek voor (belastbare) handelingen in de zin van art. 2 lid 1 Btw-richtlijn (ex art. 2 lid 1 Zesde richtlijn) gebruikt, als meer in het algemeen gebruikt om alle handelingen van een belastingplichtige te duiden.
In de literatuur is, hoewel verschillende vertrekpunten worden genomen, toch enige mate van consensus te bespeuren over het begrip “economische activiteit”. De gedachte wordt breed gedragen dat activiteiten pas “economische activiteiten” kunnen zijn, indien zij direct of indirect worden verricht met het oog op het verkrijgen van een economische tegenwaarde door het (uiteindelijk) verrichten van leveringen en diensten onder bezwarende titel. Van Norden hanteert het begrip “economische activiteit” daarom in de meest ruime betekenis. Het omvat zijns inziens zowel “ingaande handelingen” (zoals de aankoop van goederen en diensten, intracommunautaire verwervingen van goederen en invoer van goederen) als “doorgaande handelingen” (interne werkzaamheden) als “uitgaande handelingen” (prestaties onder bezwarende titel3 en samenhangende prestaties om niet).4 Swinkels meent dat het begrip economische activiteit uitputtend is omschreven in art. 4 lid 2 Zesde richtlijn (thans art. 9, tweede alinea Btw-richtlijn).5 Hij legt het begrip “werkzaamheden” vervolgens echter zo uit dat het de belastbare handelingen alsmede de overige activiteiten (zoals voorbereidende handelingen) omvat.6 Eenzelfde benadering hanteert Van Hilten.7 Van Hilten is van mening dat het begrip “werkzaamheid” meer omvat dan de “handelingen” bedoeld in art. 2 lid 1 Zesde richtlijn (thans art. 2 lid 1 Btw-richtlijn). Het aldaar gebezigde begrip “handelingen” omvat volgens haar slechts (in de kern) de leveringen van goederen en diensten, intracommunautaire verwervingen van goederen en de invoer van goederen. Anders gezegd: met het begrip “handelingen” in art. 2 Btw-richtlijn worden uitsluitend de “belastbare handelingen” bedoeld, en niet de daaraan eventueel voorafgaande handelingen die een ondernemer moet verrichten om daartoe te komen. Dergelijke “echte handelingen”, of zoals Swinkels ze noemt, “overige activiteiten”, duidt Van Hilten als “werkzaamheden”.
Alles overziende blijkt dat genoemde auteurs – ook al hanteren zij niet dezelfde begrippen – dezelfde mening zijn toegedaan: het begrip economische activiteit in art. 9 lid 1 tweede alinea Btw-richtlijn (ex art. 4 lid 2 Zesde richtlijn) omvat ingaande handelingen, doorgaande handelingen en uitgaande handelingen zowel in de voorbereidende fase, in de operationele fase als in de liquidatiefase, mits er ten aanzien daarvan een objectiveerbare wil bestaat om er direct of indirect een belastbare handeling mee te verrichten om zo een opbrengst te behalen (zie hierna, paragraaf 14.3.2). Het komt mij voor dat de beperkte betekenis, die het HvJ EG in de arresten over handelingen inzake effecten geeft aan het begrip “economische activiteit” door daaronder slechts belastbare handelingen (leveringen van goederen en diensten onder bezwarende titel) te begrijpen, zich niet goed laat rijmen met de systematiek van de Btw-richtlijn (voorheen: Zesde richtlijn) en niet bijdraagt aan de ontwikkeling van een eenduidig begrippenapparaat.
In het navolgende hanteer ik het begrip “economische activiteit” in de hiervoor omschreven, ruime zin. Het heeft in die betekenis de functie te bepalen of van een belastingplichtige sprake is (subjectniveau) en vormt niet het synoniem van belastbare handelingen (objectniveau). Het begrip “handelingen” beschrijft in beginsel de ruimst denkbare groep activiteiten. In deze betekenis zijn niet alle handelingen economische activiteiten, laat staan “belastbare handelingen”. Deze belastbare handelingen zijn omschreven in art. 2 lid 1 Btw-richtlijn (ex art. 2 lid 1 Zesde richtlijn) en worden in essentie gevormd door de leveringen van goederen en diensten onder bezwarende titel (“prestaties”), verricht door een als zodanig handelende belastingplichtige. Onder het begrip “werkzaamheden” zijn mijns inziens slechts die handelingen te rangschikken die direct of indirect worden verricht met het oog op het verkrijgen van een economische tegenwaarde. Werkzaamheden omvatten alle “economische handelingen”. Dat zijn de ingaande, doorgaande en uitgaande economische handelingen zowel in de voorbereidende fase, in de operationele fase als in de liquidatiefase.