Einde inhoudsopgave
Protocol bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand inzake vermindering van verzuring, eutrofiëring en ozon op leefniveau
Bijlage V Grenswaarden voor emissies van stikstofoxiden uit stationaire bronnen
Geldend
Geldend vanaf 07-10-2019
- Redactionele toelichting
Deze wijziging is nog niet voor alle partijen in werking getreden. Zie voor de partijgegevens de wijziging van 04-05-2012, Trb. 2013, 197.
- Bronpublicatie:
04-05-2012, Trb. 2013, 197 (uitgifte: 10-10-2013, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
07-10-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-07-2019, Trb. 2019, 122 (uitgifte: 29-07-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Algemeen
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1
Afdeling A is van toepassing op andere Partijen dan Canada en de Verenigde Staten van Amerika, afdeling B is van toepassing op Canada en afdeling C is van toepassing op de Verenigde Staten van Amerika.
A. Andere Partijen dan Canada en de Verenigde Staten van Amerika
2
Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder ‘emissiegrenswaarde’ (EGW) verstaan de hoeveelheid NOx (de som van NO en NO2, uitgedrukt in NO2) in de afgassen uit een installatie die niet mag worden overschreden. Tenzij anders aangegeven wordt deze berekend in termen van massa NOx per volume van de afgassen (uitgedrukt in mg/m3), uitgaande van standaardomstandigheden voor temperatuur en druk voor droog gas (volume bij 273,15 K, 101,3 kPa). Met betrekking tot het zuurstofgehalte van het afgas zijn de waarden van toepassing die voor elke categorie bronnen in onderstaande tabellen zijn gegeven. Verdunning om de concentraties aan verontreinigende stoffen in afgassen te verminderen, is niet toegestaan. Het in gebruik nemen, buiten gebruik stellen en onderhoud van uitrusting zijn hiervan uitgezonderd.
3
Emissies worden in alle gevallen gemonitord door metingen van NOx of door berekeningen of een combinatie van beide waarbij ten minste dezelfde nauwkeurigheid wordt bereikt.
Naleving van de EGW wordt geverifieerd door ononderbroken of onderbroken metingen, typegoedkeuring, of elke andere technisch betrouwbare methode, met inbegrip van geverifieerde berekeningsmethoden. Bij ononderbroken metingen worden de EGW nageleefd indien het gevalideerde maandelijks gemiddelde van de emissie de grenswaarden niet overschrijdt. Bij onderbroken metingen of andere passende procedures voor vaststelling of berekening, worden de EGW nageleefd indien de gemiddelde waarde gebaseerd op een passend aantal metingen onder representatieve omstandigheden de EGW niet overschrijdt. Er kan voor verificatiedoeleinden rekening worden gehouden met de onnauwkeurigheid van de meetmethoden.
4
Monitoring van de relevante verontreinigende stoffen en metingen van procesparameters en ook van de kwaliteitsborging van geautomatiseerde meetsystemen en de referentiemetingen om deze systemen te ijken, worden uitgevoerd in overeenstemming met de CEN-normen. Indien CEN-normen ontbreken, zijn ISO-, nationale of internationale normen van toepassing die waarborgen dat gegevens opgeleverd worden van een gelijkwaardige wetenschappelijke kwaliteit.
5
Bijzondere bepalingen voor verbrandingsinstallaties bedoeld in paragraaf 6:
- a.
Een Partij mag in de volgende gevallen afwijken van de verplichting de in paragraaf 6 voorziene EGW na te leven:
- i.
Bij verbrandingsinstallaties die normaliter gasvormige brandstoffen gebruiken en die als gevolg van een plotselinge onderbreking van de gasvoorziening bij wijze van uitzondering een andere brandstof moeten gebruiken en om die reden zouden moeten worden uitgerust met afgasreinigingsapparatuur;
- ii.
Bij bestaande verbrandingsinstallaties die ten hoogste 17.500 uur in bedrijf zijn in een tijdvak beginnend vanaf 1 januari 2016 en eindigend uiterlijk 31 december 2023; of
- iii.
Bij bestaande verbrandingsinstallaties, anders dan een gasturbine te land (die onder lid 7 vallen) die vaste of vloeibare brandstoffen gebruiken en die per jaar ten hoogste 1.500 uur in bedrijf zijn als voortschrijdend gemiddelde over een tijdvak van vijf jaar; hierbij zijn de volgende EGW van toepassing:
- aa.
Voor vaste brandstoffen: 450 mg/m3;
- bb.
Voor vloeibare brandstoffen: 450 mg/m3;
- b.
Wanneer een verbrandingsinstallatie met ten minste 50 MWth wordt uitgebreid, zijn de in paragraaf 6 gespecificeerde EGW voor nieuwe installaties van toepassing op het uitgebreide gedeelte van de installatie waarop de verandering betrekking heeft. De EGW wordt berekend als een gewogen gemiddelde van het werkelijke thermische ingangsvermogen van zowel het bestaande als nieuwe gedeelte van de installatie;
- c.
De Partijen waarborgen dat er procedures komen voor storingen aan of uitvallen van de nabehandelingsapparatuur;
- d.
Bij een gemengde verbrandingsinstallatie waarbij twee of meer soorten brandstof gelijktijdig worden gebruikt, wordt de EGW bepaald als gewogen gemiddelde van de EGW voor de afzonderlijke brandstoffen, op basis van het thermische ingangsvermogen van elke brandstof. De Partijen kunnen regels toepassen die verbrandings- en verwerkingsinstallaties in een aardolieraffinaderij vrijstellen van naleving van de afzonderlijke grenswaarden voor NOx zoals vervat in deze bijlage, mits zij voldoen aan een grenswaarde voor de NOx bubble die is vastgesteld op basis van de best beschikbare technieken.
6
Verbrandingsinstallaties met een nominaal thermisch ingangsvermogen hoger dan 50 MWth:2)
Brandstoftype | Thermisch ingangsvermogen (MWth) | EGW voor NOx (mg/m3) 2) |
---|---|---|
Vaste brandstoffen | 50–100 | Nieuwe installaties: 300 (kolen, bruinkool en overige vaste brandstoffen) 450 (bruinkoolstof) 250 (biomassa, turf) Bestaande installaties: 300 (kolen, bruinkool en overige vaste brandstoffen) 450 (bruinkoolstof) 300 (biomassa, turf) |
100–300 | Nieuwe installaties: 200 (kolen, bruinkool en overige vaste brandstoffen) 200 (biomassa, turf) Bestaande installaties: 200 (kolen, bruinkool en overige vaste brandstoffen) 250 (biomassa, turf) | |
>300 | Nieuwe installaties: 150 (kolen, bruinkool en overige vaste brandstof-fen) (algemeen) 150 (biomassa, turf) 200 (bruinkoolstof) Bestaande installaties: 200 (kolen, bruinkool en overige vaste brandstoffen) 200 (biomassa, turf) | |
Vloeibare brandstoffen | 50–100 | Nieuwe installaties: 300 Bestaande installaties: 450 |
100–300 | Nieuwe installaties: 150 Bestaande installaties: 200 (algemeen) Bestaande installaties binnen raffinaderijen en chemische installaties: 450 (voor het verstoken van distillatie- en omzettingsresiduen afkomstig van de raffinage van ruwe olie in eigen verbrandingsinstallaties en voor het verstoken van vloeibare productieresiduen als niet-commerciële brandstof) | |
>300 | Nieuwe installaties: 100 Bestaande installaties: 150 (algemeen) Bestaande installaties binnen raffinaderijen en chemische installaties: 450 (voor het verstoken van distillatie- en omzettingsresiduen afkomstig van de raffinage van ruwe olie in eigen verbrandingsinstallaties en voor het verstoken van vloeibare productieresiduen als niet-commerciële brandstof (< 500 MWth)) | |
Aardgas | 50-300 | Nieuwe installaties: 100 Bestaande installaties: 100 |
>300 | Nieuwe installaties: 100 Bestaande installaties: 100 | |
Overige gasvormige brandstoffen | >50 | Nieuwe installaties: 200 Bestaande installaties: 300 |
7
Verbrandingsturbines te land met een nominaal thermisch vermogen hoger dan 50 MWth: de NOx-grenswaarden uitgedrukt in mg/m3 (met een 02-gehalte van 15%) gelden voor een enkele turbine. De EGW in tabel 2 zijn alleen van toepassing bij een belasting van boven 70%.
Brandstoftype | Thermisch ingangsvermogen (MWth) | EGW voor NOx mg/m31) |
---|---|---|
Vloeibare brandstoffen (lichte en middeldestillaten) | > 50 | Nieuwe installaties: 50 Bestaande installaties: 90 (algemeen) 200 (installaties met minder dan 1.500 bedrijfsuren per jaar) |
Aardgas2) | > 50 | Nieuwe installaties: 50 (algemeen)3) Bestaande installaties: 50 (algemeen)3), 4) 150 (installaties met minder dan 1.500 bedrijfsuren per jaar) |
Overige gassen | > 50 | Nieuwe installaties: 50 Bestaande installaties: 120 (algemeen) 200 (installaties met minder dan 1.500 bedrijfsuren per jaar) |
8
Cementproductie:
Type installatie | EGW voor NOx (mg/m3) |
---|---|
Algemeen (bestaande en nieuwe installaties) Bestaande Lepolovens en lange draaitrommelovens waarin geen coverbranding van afval plaatsvindt. | 500 800 |
9
Stationaire motoren:
Motortype, aandrijving, brandstofspecificatie | EGW1),2),3) (mg/m3) |
---|---|
Gasmotoren > 1 MWth | |
Motoren met vonkontsteking (=Otto), alle gasvormige brandstoffen | 95 (verbeterde arm-mengselmotoren) 190 (standaard arm-mengselmotoren of rijk-mengselmotoren met katalysator) |
Dual-fuelmotoren > 1 MWth | |
In de gasmodus (alle gasvormige brandstoffen) In de vloeibare-brandstofmodus (alle vloeibare brandstoffen)4) | 190 |
1–20 MWth | 225 |
>20 MWth | 225 |
Dieselmotoren > 5 MWth (compressieontsteking) | |
Laag (< 300 rpm)/ Gemiddeld (300–1.200 rpm)/ toerental 5–20 MWth | |
Zware stookolie (HFO) en biooliën | 225 |
Lichte stookolie (LFO) en aardgas (NG) >20 MWth | |
HFO en bio-oliën | 190 |
LFO en NG | 190 |
Hoog toerental (>1.200 rpm) | 190 |
Noot: Het 02-referentiegehalte is 15%.3)
10
Sinterinstallaties voor ijzererts:
Type installatie | EGW voor NOx (mg/m3) |
---|---|
Sinterinstallaties: Nieuwe installatie Sinterinstallaties: Bestaande installatie | 400 400 |
11
Productie van salpeterzuur
Type installaties | EGW voor NOx (mg/m3) |
---|---|
Nieuwe installaties Bestaande installaties | 160 190 |
B. Canada
12
Grenswaarden voor het beheersen van NOx emissies voor stationaire bronnen worden bepaald rekening houdend, al naargelang van toepassing, met informatie inzake beschikbare beheersingstechnologieën, in andere rechtsgebieden toegepaste grenswaarden en de volgende documenten:
- a.
New Source Emission Guidelines for Thermal Electricity Generation;
- b.
National Emission Guidelines for Stationary Combustion Turbines. PN1072;
- c.
National Emission Guidelines for Cement Kilns. PN1284;
- d.
National Emission Guidelines for Industrial/Commercial Boilers and Heaters. PN1286;
- e.
Operating and Emission Guidelines for Municipal Solid Waste Incinerators. PN1085.
- f.
Management Plan for Nitrogen Oxides (NOx) and Volatile Organic Compounds (VOCs) — Phase I. PN1066; en
- g.
Operating and Emission Guidelines for Municipal Solid Waste Incinerators. PN1085.
C. Verenigde Staten van Amerika
13
Grenswaarden voor het beheersen van NOx uit stationaire bronnen in de volgende categorie stationaire bronnen en de bronnen waarop deze van toepassing zijn, worden omschreven in de volgende documenten:
- a.
Coal-fired Utility Units — 40 Code of Federal Regulations (C.F.R.) deel 76;
- b.
Electric Utility Steam Generating Units — 40 C.F.R. deel 60, paragraaf D en paragraaf Da;
- c.
Industrial-Commercial-Institutional Steam Generating Units — 40 C.F.R. deel 60, paragraaf Db;
- d.
Nitric Acid Plants — 40 C.F.R. deel 60, paragraaf G;
- e.
Stationary Gas Turbines — 40 C.F.R. deel 60, paragraaf GG;
- f.
Municipal Waste Combustors — 40 C.F.R. deel 60, paragraaf Ea en paragraaf Eb;
- g.
Hospital/Medical/Infectious Waste Incinerators — 40 C.F.R. deel 60, paragraaf Ec;
- h.
Petroleum Refineries — 40 C.F.R. deel 60, paragraaf J en paragraaf Ja;
- i.
Stationary Internal Combustion Engines — Spark Ignition, 40 C.F.R. deel 60, paragraaf JJJJ;
- j.
Stationary Internal Combustion Engines — Compression Ignition, 40 C.F.R. deel 60, paragraaf IIII;
- k.
Stationary Combustion Turbines — 40 C.F.R. deel 60, paragraaf KKKK;
- l.
Small Municipal Waste Combustors — 40 C.F.R. deel 60, paragraaf AAAA;
- m.
Portland Cement -40 C.F.R. deel 60, paragraaf F;
- n.
Commercial and Industrial Solid Waste Combustors — 40 C.F.R. deel 60, paragraaf CCCC; en
- o.
Other Solid Waste Combustors — 40 C.F.R. deel 60, paragraaf EEEE.
Voetnoten
Het nominale thermische ingangsvermogen van een verbrandingsinstallatie wordt berekend als de som van het ingangsvermogen van alle eenheden die zijn aangesloten op een gezamenlijk afgaskanaal. Afzonderlijke eenheden lager dan 15 MWth worden buiten beschouwing gelaten bij het berekenen van het totale nominale ingangsvermogen.
EGW zijn met name niet van toepassing op:- installaties waarin de verbrandingsproducten worden gebruikt voor het rechtstreeks verhitten, drogen of een andere behandeling van voorwerpen of materialen;- naverbrandingsinstallaties ontworpen om afgassen te zuiveren door verbranding en die niet als een zelfstandige verbrandingsinstallatie worden gebruikt;- voorzieningen voor het regenereren van bij het kraken gebruikte katalysatoren;- voorzieningen voor de omzetting van waterstofsulfide in zwavel;- in de chemische industrie gebruikte reactoren;- cokesovenbatterijen;- windverhitters;- terugwinningsketels in installaties voor de productie van pulp;- vuilverbrandingsinstallaties; en- door diesel-, benzine- en gasmotoren of gasturbines aangedreven installaties, ongeacht de gebruikte brandstof.
Het O2-referentiegehalte is 6% voor vaste brandstoffen en 3% voor vloeibare en gas-vormige brandstoffen.
Gasturbines voor noodgevallen met minder dan 500 bedrijfsuren per jaar vallen hier niet onder.
Onder aardgas wordt in de natuur voorkomend methaan verstaan met maximaal 20% (per volume) inerte en andere bestanddelen
Voor single-cyclus-gasturbines die niet onder een van de in voetnoot c genoemde categorieën vallen, maar een rendement hebben hoger dan 35% (bepaald bij ISO-basisbelastingsomstandigheden), wordt de EGW voor NOx vastgesteld op 50 × η/35, waarbij η het bij ISO-basisbelastingsomstandigheden bepaalde, in procenten uitgedrukte rendement van de gasturbine is.
Voor single-cyclus-gasturbines die niet onder een van de in voetnoot c genoemde categorieën vallen, maar een rendement hebben hoger dan 35% (bepaald bij ISO-basisbelastingsomstandigheden), wordt de EGW voor NOx vastgesteld op 50 × η/35, waarbij η het bij ISO-basisbelastingsomstandigheden bepaalde, in procenten uitgedrukte rendement van de gasturbine is.
75 mg/m3 in de volgende gevallen, waarin het rendement van de gasturbine onder ISO-basisbelastingsomstandigheden is bepaald:- gasturbines die in een systeem met warmtekrachtkoppeling worden gebruikt met een totaal rendement van meer dan 75%;- gasturbines die in een warmtekrachtcentrale worden gebruikt met een gemiddeld jaarlijks totaal elektriciteitsrendement van meer dan 55%;- gasturbines voor mechanische aandrijving.
Installaties voor de productie van cementklinker in draaitrommelovens met een capaciteit van > 500 Mg/dag of in andere ovens met een capaciteit van > 50 Mg/dag. Het O2-referentiegehalte is 10%.
Deze EGW gelden niet voor motoren met minder dan 500 bedrijfsuren per jaar.
Wanneer momenteel geen selectieve katalytische reductie (SCR) om technische en logistieke redenen kan worden toegepast, bijvoorbeeld op afgelegen eilanden of wanneer de beschikbaarheid van voldoende hoeveelheden hoogwaardige brandstof niet kan worden gewaarborgd, kan een overgangsperiode van 10 jaar na de inwerkingtreding van het onderhavige Protocol voor een Partij worden toegepast voor dieselmotoren en dual-fuelmotoren. Tijdens deze periode gelden de volgende EGW:- Dual-fuelmotoren: 1.850 mg/m3 in de modus voor vloeibare brandstoffen; 380 mg/m3 in de gasmodus;- Dieselmotoren — Laag (< 300 rpm) en Gemiddeld (300–1.200 rpm)/toerental:1.300 mg/m3 voor motoren tussen 5 en 20 MWth en 1.850 mg/m3 voor motoren > 20 MWth;- Dieselmotoren — Hoog toerental (> 1.200 rpm): 750 mg/m3.
Motoren met tussen de 500 en 1.500 bedrijfsuren per jaar kunnen worden vrijgesteld van naleving van deze EGW wanneer primaire maatregelen worden toegepast om de NOx-emissies te beperken en te voldoen aan de EGW in voetnoot b;
Een Partij kan afwijken van de verplichting de emissiegrenswaarden na te leven bij verbrandingsinstallaties die normaliter gasvormige brandstoffen gebruiken en die als gevolg van een plotselinge onderbreking van de gasvoorziening bij wijze van uitzondering een andere brandstof moeten gebruiken en om die reden zouden moeten worden uitgerust met afgasreinigingsapparatuur. De uitzonderingsperiode duurt ten hoogste 10 dagen, behalve wanneer er een zwaarwegende reden is om de energievoorziening op peil te houden.
De conversiefactor voor de grenswaarden in dit Protocol (bij een zuurstofgehalte van 5%) is 2,66 (16/6).Derhalve komt de grenswaarde van:- 190 mg/m3 bij 15% O2 overeen met 500 mg/m3 bij 5% O2;- 95 mg/m3 bij 15% O2 overeen met 250 mg/m3 bij 5% O2;- 225 mg/m3 bij 15% O2 overeen met 600 mg/m3 bij 5% O2;