Einde inhoudsopgave
Invoeringswet Omgevingswet
Artikel 4.56 (nationaal waterplan)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
12-02-2020, Stb. 2020, 172 (uitgifte: 17-06-2020, kamerstukken: 34986)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Justitie en Veiligheid
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Ministerie van Defensie
- Vakgebied(en)
Omgevingsrecht / Omgevingswet
1.
Een stroomgebiedbeheerplan als bedoeld in artikel 4.1, derde lid, onder a, van de Waterwet, dat strekt ter uitvoering van artikel 13 van de kaderrichtlijn water, en van kracht is, geldt als een stroomgebiedsbeheerplan voor het betreffende stroomgebiedsdistrict als bedoeld in artikel 3.9, tweede lid, onder a, van de Omgevingswet.
2.
Het deel van het nationale waterplan, bedoeld in artikel 4.1, tweede lid, onder d, van de Waterwet, dat strekt ter uitvoering van de artikelen 7 en 8 van de richtlijn overstromingsrisico's, en van kracht is, geldt als een overstromingsrisicobeheerplan als bedoeld in artikel 3.9, tweede lid, onder b, van de Omgevingswet.
3.
Het deel van het nationale waterplan, bedoeld in artikel 4.1, derde lid, onder b, van de Waterwet, dat strekt ter uitvoering van de artikelen 13 en 14 van de kaderrichtlijn mariene strategie, en van kracht is, geldt als een programma van maatregelen mariene strategie als bedoeld in artikel 3.9, tweede lid, onder c, van de Omgevingswet.
4.
Het deel van het nationale waterplan, bedoeld in artikel 4.1, derde lid, onder b, van de Waterwet, dat strekt ter uitvoering van artikel 4 van de kaderrichtlijn maritieme ruimtelijke planning, en van kracht is, geldt als een maritiem ruimtelijk plan als bedoeld in artikel 3.9, tweede lid, onder d, van de Omgevingswet.
5.
De delen van het nationale waterplan, bedoeld in artikel 4.1 van de Waterwet, die niet in de voorgaande leden zijn genoemd, die een uitwerking zijn van het te voeren waterbeleid en van kracht zijn, gelden als het nationaal waterprogramma, bedoeld in artikel 3.9, tweede lid, onder e, van de Omgevingswet.
6.
Als een plan of een deel ervan als bedoeld in het eerste tot en met vijfde lid niet van kracht is, blijft het oude recht daarop van toepassing als voor de inwerkingtreding van artikel 3.9 van de Omgevingswet een ontwerp daarvan ter inzage is gelegd.