Einde inhoudsopgave
Gemeentewet
Artikel 154b [Bestuurlijke boete overlast]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
12-02-2020, Stb. 2020, 172 (uitgifte: 17-06-2020, kamerstukken: 34986)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Decentralisatie
Bestuursrecht algemeen / Bestuursbevoegdheden
1.
De raad kan bij verordening bepalen dat een bestuurlijke boete kan worden opgelegd voor overtreding van:
- a.
voorschriften uit zijn verordeningen betreffende gedragingen die kunnen leiden tot overlast in de openbare ruimte en die tevens krachtens artikel 154 strafbaar zijn gesteld, met uitzondering van de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde voorschriften, en
- b.
de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde voorschriften die op grond van de artikelen 10.23 tot en met 10.26 en 10.28 van de Wet milieubeheer zijn gesteld en die strafbaar zijn gesteld.
De voordracht voor een krachtens dit lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
2.
De verordening, bedoeld in het eerste lid, is van toepassing op alle overtredingen, genoemd in het eerste lid.
3.
Een besluit van de raad tot intrekking van de verordening, bedoeld in het eerste lid, treedt niet eerder in werking dan na twaalf maanden na de bekendmaking van het besluit.
4.
De bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete wordt uitgeoefend door het college. Deze bevoegdheid wordt uitgeoefend door de burgemeester, indien de toepassing van dit middel dient tot handhaving van regels welke hij uitvoert.
5.
In het overleg, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de Politiewet 2012, vindt afstemming plaats over de inzet en werkwijze met betrekking tot de aanpak van overlast in de openbare ruimte door de politie en de ondergeschikten, bedoeld in artikel 154c, tweede lid.
6.
Bij algemene maatregel van bestuur worden de verschillende boetecategorieën en de hoogte van de bestuurlijke boete bepaald. Voor zover voor een voorschrift de boetecategorie en de hoogte van de boete niet bij algemene maatregel van bestuur zijn bepaald, stelt de raad deze vast in de verordening, bedoeld in het eerste lid. De bestuurlijke boete kan voor natuurlijke personen per gedraging niet hoger zijn dan het bedrag van de geldboete van de eerste categorie en voor rechtspersonen per gedraging niet hoger zijn dan € 2250.
7.
Een bestuurlijke boete kan slechts worden opgelegd aan personen die ten tijde van de overtreding 12 jaar of ouder waren. De bestuurlijke boete wordt voor personen die ten tijde van de overtreding nog geen zestien jaar oud waren, gehalveerd.