Einde inhoudsopgave
Gemeentewet
Artikel 156 [Overdracht raadsbevoegdheden]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2023
- Bronpublicatie:
28-09-2022, Stb. 2022, 430 (uitgifte: 04-11-2022, kamerstukken: 35298)
- Inwerkingtreding
01-01-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-11-2022, Stb. 2022, 482 (uitgifte: 01-12-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Decentralisatie
Bestuursrecht algemeen / Bestuursbevoegdheden
1.
De raad kan aan het college en aan een door hem ingestelde bestuurscommissie bevoegdheden overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.
2.
De raad kan in ieder geval niet overdragen de bevoegdheid tot:
- a.
de instelling van een rekenkamer, bedoeld in artikel 81a;
- b.
de instelling van een onderzoek, bedoeld in artikel 155a, eerste lid, of artikel 155g, eerste lid;
- c.
de vaststelling of wijziging van de begroting, bedoeld in artikel 189;
- d.
de vaststelling van de jaarrekening, bedoeld in artikel 198;
- e.
het stellen van straf op overtreding van de gemeentelijke verordeningen;
- f.
de vaststelling van de verordeningen, bedoeld in de artikelen 212, eerste lid, 213, eerste lid, en 213a, eerste lid;
- g.
de aanwijzing van een of meer accountants, bedoeld in artikel 213, tweede lid;
- h.
de heffing van andere belastingen dan de belastingen, genoemd in artikel 225, de precariobelasting, de rioolheffing, bedoeld in artikel 228a, de rechten, genoemd in artikel 229, de rechten waarvan de heffing geschiedt krachtens andere wetten dan deze wet en de heffing, bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.
3.
De bevoegdheid tot het vaststellen van verordeningen, door strafbepaling of bestuursdwang te handhaven, kan de raad slechts overdragen voor zover het betreft de vaststelling van nadere regels met betrekking tot bepaalde door hem in zijn verordeningen aangewezen onderwerpen.
4.
Artikel 19 van de Bekendmakingswet is van overeenkomstige toepassing op een besluit dat wordt genomen op grond van het eerste lid.