Einde inhoudsopgave
Regeling toezicht verwerking persoonsgegevens door gerechten en het parket bij de Hoge Raad
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 25-05-2018
- Redactionele toelichting
De datum van afkondiging is de datum van de Staatscourant.
- Bronpublicatie:
25-05-2018, Stcrt. 2018, 28322 (uitgifte: 25-05-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
25-05-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-05-2018, Stcrt. 2018, 28322 (uitgifte: 25-05-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Privacy / Bescherming persoonsgegevens
Privacy / Verwerking persoonsgegevens
Staatsrecht / Rechtspraak
Strafprocesrecht / Algemeen
Regeling van 25 mei 2018
Gelet op artikel 55 lid 3 Verordening EU 2016/679 en artikel 45 lid 2 van de Richtlijn EU 2016/680, gehoord de Raad voor de Rechtspraak en de presidenten van de gerechten als bedoeld in artikel 2 RO, stelt de procureur-generaal bij de Hoge Raad de volgende regeling vast met het oog op toezicht op verwerking van persoonsgegevens met betrekking tot de uitoefening van gerechtelijke taken.
Vanaf 25 mei 2018 is de Algemene verordening gegevensbescherming (verder: AVG) van toepassing.2. De AVG vervangt de Wet bescherming persoonsgegevens. Om te voorzien in wettelijke regels ter uitvoering van de AVG is de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming in voorbereiding. Naast de AVG is er een aparte Richtlijn gegevensbescherming opsporing en vervolging3. (verder: de Richtlijn).
De bepalingen uit de AVG zijn ook van toepassing op activiteiten van de gerechten, tenminste voor zover deze niet zien op strafzaken4. Voor strafzaken geldt in plaats van de AVG, de Richtlijn. Anders dan de AVG heeft de Richtlijn geen directe werking. Ter implementatie van de Richtlijn worden de Wet politiegegevens en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens gewijzigd. In het wetsvoorstel dat strekt tot wijziging van deze wetten, wordt voorgesteld een aparte titel op te nemen in de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens ten aanzien van de verwerking van gegevens van natuurlijke personen en rechtspersonen door de gerechtelijke instanties in het kader van de behandeling van strafzaken (titel 3b: De verwerking van gerechtelijke strafgegevens).
In de preambule van de AVG wordt overwogen dat de regels en procedures met betrekking tot het verwerken van persoonsgegevens door gerechten en andere rechterlijke autoriteiten nader kunnen worden gespecificeerd en zowel in de preambule van de AVG als in die van de Richtlijn is overwogen dat de competentie van de toezichthoudende autoriteiten (in Nederland is dat de Autoriteit Persoonsgegevens) zich niet mag uitstrekken tot de verwerking van persoonsgegevens door gerechten in het kader van hun (ge)rechtelijke taken4.. Dit is ook vastgelegd in art. 55 lid 3 AVG en art. 45 lid 2 van de Richtlijn.
Het toezicht op de gegevensverwerking door gerechten en andere rechterlijke autoriteiten in het kader van hun (ge)rechtelijke taken, moet worden toevertrouwd aan specifieke instanties binnen de rechterlijke organisatie. Dit om de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht bij de uitoefening van haar rechterlijke taken te waarborgen. Deze toezichthoudende instanties moeten de naleving van de regels van de AVG garanderen, leden van de rechterlijke macht van hun verplichtingen krachtens de AVG sterker bewust maken en klachten met betrekking tot de gegevensverwerkingen door gerechten en andere rechterlijke autoriteiten behandelen, aldus overweging 20 van de preambule van de AVG. In de preambule van de Richtlijn staat in overweging 80 vermeld dat de naleving van de regels van de Richtlijn door gerechten en andere onafhankelijke rechterlijke autoriteiten, in elk geval altijd onderworpen moet zijn aan onafhankelijk toezicht in overeenstemming met art. 8 lid 3 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Het is verder aan de rechterlijke instanties zelf gelaten om in het toezicht op de gegevensverwerking in het kader van de uitoefening van hun gerechtelijke taken te voorzien.
Gehoord de Raad voor de Rechtspraak en de presidenten van de gerechten als bedoeld in art. 2 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie wordt het toezicht op de verwerking van persoonsgegevens door gerechten en het parket bij de Hoge Raad in het kader van de uitoefening van hun gerechtelijke taken, met inachtneming van toepasselijke verordening (AVG), de hiervoor genoemde Richtlijn en de wet- en regelgeving, als volgt ingericht:
Voetnoten
Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming).
Richtlijn EU 2016/680 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Kaderbesluit 2008/977/JBZ. 4 Zie art. 2 lid 2 onder d AVG..