Einde inhoudsopgave
Richtlijn 91/271/EEG inzake de behandeling van stedelijk afvalwater
Artikel 5
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2014
- Bronpublicatie:
17-12-2013, PbEU 2013, L 353 (uitgifte: 28-12-2013, regelingnummer: 2013/64/EU)
- Inwerkingtreding
01-01-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-12-2013, PbEU 2013, L 353 (uitgifte: 28-12-2013, regelingnummer: 2013/64/EU)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Overheidsfinanciën / Algemeen
1.
De Lid-Staten wijzen voor de toepassing van lid 2 volgens de in bijlage II genoemde criteria uiterlijk op 31 december 1993 kwetsbare gebieden aan.
2.
De Lid-Staten zorgen ervoor dat stedelijk afvalwater dat in opvangsystemen terechtkomt vóór lozing in kwetsbare gebieden uiterlijk op 31 december 1998 voor alle lozingen van agglomeraties met meer dan 10 000 i.e. aan een behandeling wordt onderworpen die verder gaat dan de in artikel 4 bedoelde behandeling.
2 bis.
n afwijking van lid 2 zorgt Frankrijk ervoor dat stedelijk afvalwater in Mayotte dat in opvangsystemen terechtkomt vóór lozing in kwetsbare gebieden aan een behandeling wordt onderworpen die verder gaat dan de in artikel 4 bedoelde behandeling:
- —
uiterlijk op 31 december 2020 voor agglomeraties met meer dan 10 000 i.e., hetgeen, samen met de in artikel 4, lid 1 bis, bedoelde agglomeraties, ten minste 70 % van de in Mayotte gegenereerde belasting zal dekken.
3.
Lozingen van stedelijke waterzuiveringsinstallaties als bedoeld in lid 2 dienen te voldoen aan de toepasselijke eisen van afdeling B van bijlage I. De Commissie kan deze eisen wijzigen. Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn beogen te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 18, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
4.
Bij wijze van alternatief behoeven de eisen voor afzonderlijke installaties genoemd in de leden 2 en 3 niet te worden toegepast in kwetsbare gebieden, indien kan worden aangetoond dat het minimumpercentage van de vermindering van de totale vracht voor alle stedelijke waterzuiveringsinstallaties in dat gebied ten minste 75 % voor totaal fosfor en ten minste 75 % voor totaal stikstof bedraagt.
5.
Lozingen van stedelijke waterzuiveringsinstallaties die in de relevante afwateringsgebieden van kwetsbare gebieden gelegen zijn en een bijdrage leveren tot de verontreiniging van die gebieden zijn onderworpen aan de bepalingen van de leden 2, 3 en 4.
In gevallen waarin bovengenoemde afwateringsgebieden geheel of gedeeltelijk in een andere Lid-Staat gelegen zijn is artikel 9 van toepassing.
6.
De Lid-Staten zorgen ervoor dat de lijst van kwetsbare gebieden met tussenpozen van niet meer dan vier jaar wordt bijgewerkt.
7.
De Lid-Staten zorgen ervoor dat na de bijwerking, bedoeld in lid 6, als kwetsbaar aangewezen gebieden binnen zeven jaar aan de bovengenoemde eisen voldoen.
8.
Een Lid-Staat behoeft geen kwetsbare gebieden in de zin van deze richtlijn aan te wijzen, indien hij op zijn gehele grondgebied de in de leden 2, 3 en 4 omschreven behandeling toepast.