In deze zaak treedt thans mr. R. van Leusden, advocaat te Amsterdam, op.
HR, 23-05-2017, nr. 15/05115
ECLI:NL:HR:2017:951
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
23-05-2017
- Zaaknummer
15/05115
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2017:951, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 23‑05‑2017; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:366, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2017:366, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑04‑2017
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2017:951, Gevolgd
- Wetingang
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2017-0241
NbSr 2017/217
Uitspraak 23‑05‑2017
Inhoudsindicatie
N-o verklaring in h.b., conversie. Tegen het vonnis waarbij verdachte met toepassing van art. 9a Sr schuldig verklaard is t.z.v. overtreding van een voorschrift van de APV Gemeente Cranendonck 2010, staat ex art. 404 lid 2 en 4 Sv geen h.b. maar cassatieberoep open. Degene die tegen een vonnis een rechtsmiddel instelt moet in het algemeen geacht worden het volgens de wet daartegen openstaande rechtsmiddel te hebben willen aanwenden. Nu niet blijkt van een omstandigheid op grond waarvan vorenstaande regel i.c. uitzondering zou moeten lijden, had het Hof i.p.v. verdachte n-o te verklaren in het door hem ingestelde beroep dat beroep moeten verstaan als beroep in cassatie en moeten bepalen dat de stukken van het geding ter behandeling van dat cassatieberoep aan de Griffier van de HR zouden worden gezonden. HR vernietigt het bestreden arrest, verstaat dat verdachte tegen het vonnis beroep in cassatie heeft ingesteld en stelt de stukken van het geding in handen van de Griffier van de HR, opdat daarmede wordt gehandeld overeenkomstig art. 435 Sv. Samenhang met 15/05114.
Partij(en)
23 mei 2017
Strafkamer
nr. S 15/05115
AGE/LBS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 16 oktober 2015, nummer 20/001560-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zal vernietigen, zal verstaan dat de verdachte beroep in cassatie heeft ingesteld en de verdachte in de gelegenheid zal stellen middelen van cassatie voor te stellen.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt dat het Hof de verdachte ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in het door hem ingestelde hoger beroep aangezien dat beroep had moeten worden verstaan als beroep in cassatie.
2.2.1.
De Kantonrechter in de Rechtbank Oost-Brabant heeft bij vonnis van 28 april 2015 de verdachte ter zake van overtreding van een voorschrift van de Algemene Plaatselijke Verordening van de Gemeente Cranendonck 2010 met toepassing van art. 9a Sr schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
2.2.2.
De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. Het Hof heeft hem in dat beroep niet-ontvankelijk verklaard en heeft daartoe het volgende overwogen:
"Artikel 404, tweede lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafvordering bepaalt dat tegen een dergelijk vonnis, door de kantonrechter als einduitspraak gegeven, geen hoger beroep openstaat voor de verdachte, tenzij één van de situaties genoemd in het derde lid van die bepaling zich voordoet. Hiervan is echter geen sprake nu de behandeling in eerste aanleg op tegenspraak heeft plaatsgevonden."
2.3.
Art. 404 Sv luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
"2. Tegen de vonnissen betreffende overtredingen, door de rechtbank als einduitspraak of in de loop van het onderzoek gegeven, staat hoger beroep open voor de officier van justitie bij het gerecht dat het vonnis heeft gewezen, en voor de verdachte die niet van de gehele telastlegging is vrijgesproken, tenzij terzake in de einduitspraak:
a. met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen straf of maatregel werd opgelegd, of
b. geen andere straf of maatregel werd opgelegd dan een geldboete tot een maximum - of, wanneer bij het vonnis twee of meer geldboetes werden opgelegd, geldboetes tot een gezamenlijk maximum - van € 50.
3. In afwijking van het tweede lid staat voor de verdachte hoger beroep open tegen een bij verstek gewezen vonnis als bedoeld in het tweede lid, onder a en b, indien de dagvaarding of oproeping om op de terechtzitting in eerste aanleg te verschijnen of de aanzegging of oproeping voor de nadere terechtzitting aan de verdachte niet in persoon is gedaan of betekend en zich geen andere omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de dag van de terechtzitting of van de nadere terechtzitting de verdachte tevoren bekend was. De vorige zin is niet van toepassing in geval de dagvaarding of oproeping binnen zes weken nadat door de verdachte op de voet van artikel 257e verzet is gedaan, rechtsgeldig aan de verdachte is betekend met inachtneming van artikel 588a.
4. Tegen de in het tweede lid, onder a en b, bedoelde vonnissen waartegen geen hoger beroep openstaat, staat evenmin beroep in cassatie open, tenzij zij een overtreding betreffen van een verordening van een provincie, een gemeente, een waterschap of een met toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen ingesteld openbaar lichaam."
2.4.
Blijkens de daarvan opgemaakte akte heeft de verdachte op 12 mei 2015 op de griffie verklaard hoger beroep in te stellen tegen voormeld vonnis van de Kantonrechter. Gelet op art. 404, tweede en vierde lid, Sv stond tegen dat vonnis echter geen hoger beroep open, maar beroep in cassatie.
2.5.
Degene die tegen een vonnis een rechtsmiddel instelt moet in het algemeen geacht worden het volgens de wet daartegen openstaande rechtsmiddel te hebben willen aanwenden. Nu niet blijkt van een omstandigheid op grond waarvan vorenstaande regel in de onderhavige zaak uitzondering zou moeten lijden, had het Hof in plaats van de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het door hem ingestelde beroep dat beroep moeten verstaan als beroep in cassatie en moeten bepalen dat de stukken van het geding ter behandeling van dat cassatieberoep aan de Griffier van de Hoge Raad zouden worden gezonden. Dat brengt mee dat het middel terecht is voorgesteld en het bestreden arrest niet in stand kan blijven. De Hoge Raad zal doen wat het Hof had behoren te doen.
3. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het bestreden arrest;
verstaat dat de verdachte tegen het vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank Oost-Brabant van 28 april 2015 beroep in cassatie heeft ingesteld;
stelt de stukken van het geding in handen van de Griffier van de Hoge Raad, opdat daarmede wordt gehandeld overeenkomstig het bepaalde in art. 435 Sv.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 mei 2017.
Conclusie 18‑04‑2017
Inhoudsindicatie
N-o verklaring in h.b., conversie. Tegen het vonnis waarbij verdachte met toepassing van art. 9a Sr schuldig verklaard is t.z.v. overtreding van een voorschrift van de APV Gemeente Cranendonck 2010, staat ex art. 404 lid 2 en 4 Sv geen h.b. maar cassatieberoep open. Degene die tegen een vonnis een rechtsmiddel instelt moet in het algemeen geacht worden het volgens de wet daartegen openstaande rechtsmiddel te hebben willen aanwenden. Nu niet blijkt van een omstandigheid op grond waarvan vorenstaande regel i.c. uitzondering zou moeten lijden, had het Hof i.p.v. verdachte n-o te verklaren in het door hem ingestelde beroep dat beroep moeten verstaan als beroep in cassatie en moeten bepalen dat de stukken van het geding ter behandeling van dat cassatieberoep aan de Griffier van de HR zouden worden gezonden. HR vernietigt het bestreden arrest, verstaat dat verdachte tegen het vonnis beroep in cassatie heeft ingesteld en stelt de stukken van het geding in handen van de Griffier van de HR, opdat daarmede wordt gehandeld overeenkomstig art. 435 Sv. Samenhang met 15/05114.
Nr. 15/05115 Zitting: 18 april 2017 (bij vervroeging) | Mr. P.C. Vegter Conclusie inzake: [verdachte] |
De verdachte is bij arrest van 16 oktober 2015 door het hof 's-Hertogenbosch niet ontvankelijk verklaard in het door hem ingestelde hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter waarbij verdachte is veroordeeld wegens “overtreding van het bepaalde bij artikel 4:6 van de Algemene Plaatselijke Verordening Gemeente Cranendonck 2010 (2e wijziging)” zonder oplegging van straf of maatregel.
Het cassatieberoep is ingesteld door de verdachte en mr. B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, heeft één middel van cassatie voorgesteld.1.
3. Het middel klaagt dat het hof verdachte ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn beroep omdat het hof had moeten bepalen dat de stukken van het geding naar de Hoge Raad dienden te worden verzonden.
4. Het hof heeft in het bestreden arrest ten aanzien van de beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring van verdachte het volgende overwogen:
“Het beroepen vonnis betreft een overtreding van het bepaalde in artikel 4:6 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de Gemeente Cranendonck 2010 (2e wijziging), ter zake waarvan met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, geen straf of maatregel is opgelegd.
Artikel 404, tweede lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafvordering bepaalt dat tegen een dergelijk vonnis, door de kantonrechter als einduitspraak gegeven, geen hoger beroep openstaat voor de verdachte, tenzij één van de situaties genoemd in het derde lid van die bepaling zich voordoet. Hiervan is echter geen sprake nu de behandeling in eerste aanleg op tegenspraak heeft plaatsgevonden.”
5. Voor de beoordeling van het middel is art. 404, tweede tot en met vierde lid, Sv van belang. De inhoud van deze bepalingen luidt:
Art.404 Sv
“(…)
2. Tegen de vonnissen betreffende overtredingen, door de rechtbank als einduitspraak of in de loop van het onderzoek gegeven, staat hoger beroep open voor de officier van justitie bij het gerecht dat het vonnis heeft gewezen, en voor de verdachte die niet van de gehele telastlegging is vrijgesproken, tenzij terzake in de einduitspraak:
a. met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen straf of maatregel werd opgelegd, of
b. geen andere straf of maatregel werd opgelegd dan een geldboete tot een maximum – of, wanneer bij het vonnis twee of meer geldboetes werden opgelegd, geldboetes tot een gezamenlijk maximum – van € 50.
3. In afwijking van het tweede lid staat voor de verdachte hoger beroep open tegen een bij verstek gewezen vonnis als bedoeld in het tweede lid, onder a en b, indien de dagvaarding of oproeping om op de terechtzitting in eerste aanleg te verschijnen of de aanzegging of oproeping voor de nadere terechtzitting aan de verdachte niet in persoon is gedaan of betekend en zich geen andere omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat de dag van de terechtzitting of van de nadere terechtzitting de verdachte tevoren bekend was. De vorige zin is niet van toepassing in geval de dagvaarding of oproeping binnen zes weken nadat door de verdachte op de voet van artikel 257e verzet is gedaan, rechtsgeldig aan de verdachte is betekend met inachtneming van artikel 588a.
4. Tegen de in het tweede lid, onder a en b, bedoelde vonnissen waartegen geen hoger beroep openstaat, staat evenmin beroep in cassatie open, tenzij zij een overtreding betreffen van een verordening van een provincie, een gemeente, een waterschap of een met toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen ingesteld openbaar lichaam.
(…)”
6. Op grond van art. 404, tweede lid, aanhef en onder a, Sv staat voor de verdachte geen hoger beroep open tegen een vonnis betreffende een overtreding indien met toepassing van art. 9a Sr geen straf of maatregel is opgelegd. Uit art. 404, vierde lid, Sv, volgt dat tegen een vonnis als bedoeld in art. 404, tweede lid, Sv evenmin cassatie openstaat, tenzij het een overtreding betreft van een verordening van een provincie, een gemeente, een waterschap of een met toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen ingesteld openbaar lichaam. Van deze uitzondering is in onderhavige zaak sprake. Verdachte is door de kantonrechter veroordeeld wegens overtreding van art. 4:6 van de APV Gemeente Cranendonck 2010. Aan de verdachte is bij voornoemd vonnis met toepassing van art. 9a Sr geen straf of maatregel opgelegd. Gelet hierop stond voor verdachte beroep in cassatie open. Nu door verdachte abusievelijk hoger beroep is ingesteld, terwijl dit op grond van art. 404, vierde lid, Sv cassatie had moeten zijn, had het hof behoren te verstaan dat verdachte tegen het vonnis beroep in cassatie heeft ingesteld. Derhalve had het hof de stukken van het geding in handen moeten stellen van de griffier van de Hoge Raad, opdat de Hoge Raad de zaak op het bestaande cassatie zal afdoen.2.
7. Het middel is terecht voorgesteld.
8. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
9. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest. De Hoge Raad kan het tegen de beslissing van de rechtbank ingestelde hoger beroep verstaan als beroep in cassatie en verdachte in de gelegenheid stellen binnen een daartoe te stellen termijn middelen van cassatie te doen indienen.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 18‑04‑2017
Vgl. HR 9 mei 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV6216, NJ 2006/296. In deze zaak oordeelde de Hoge Raad in gelijke zin in het geval van verzet. Zie tevens HR 3 juni 1997, DD 97.270 waarin de Hoge Raad een herzieningsverzoek converteerde in hoger beroep omdat het vonnis nog niet onherroepelijk was.