NJB 2020/586
Schending mededelingsplicht art. 27c lid 2 Sv aan niet-aangehouden verdachte omtrent diens Salduz-recht op toegang tot een raadsman voorafgaand aan het politieverhoor in de zin van art. 6 EVRM en art. 28 lid 1 Sv: indien dat voorschrift niet is nageleefd levert dat in beginsel een vormverzuim op als bedoeld in art. 359a Sv. Zo een vormverzuim dient, na een daartoe strekkend verweer, in de regel te leiden tot bewijsuitsluiting van de verklaring, tenzij de verdachte door het achterwege blijven van de desbetreffende mededeling niet in zijn verdediging is geschaad. De verdachte kan afstand doen van het rechtsbijstandsrecht; zie onder meer art. 28a lid 1 Sv. De afstand dient vrijwillig en ondubbelzinnig te worden gedaan. De in art. 28a lid 2 Sv neergelegde verplichtingen beogen de verdachte nader te informeren over zijn rechtspositie indien hij afstand doet. Indien het verweer wordt gevoerd dat deze verplichtingen niet zijn nageleefd, moet de rechter, indien hij vaststelt dat zo’n verzuim heeft plaatsgevonden, beoordelen of daaraan enig rechtsgevolg dient te worden verbonden en, zo ja, welk rechtsgevolg dan in aanmerking komt. Daarbij dient hij rekening te houden met de in het tweede lid van art. 359a Sv genoemde factoren. In casu kon het hof het bewijsverweer inzake het recht op rechtsbijstand verwerpen. Mede erop gelet dat dat de verdachte door middel van een ontbiedingsbrief over zijn recht op rechtsbijstand was geïnformeerd, kon het hof oordelen dat de verdachte daarom daarna bij gelegenheid van zijn eerste verhoor niet opnieuw op dit recht hoefde te worden gewezen. In casu hoefde het hof voorts aan de omstandigheid dat aan de verdachte, nadat hij had gezegd 'Nee, ik wil het alleen oplossen', niet is medegedeeld dat hij op elk moment kan terugkomen van zijn beslissing om afstand te doen, niet het rechtsgevolg van bewijsuitsluiting te verbinden aangezien door de verdediging in het licht van de in art. 359a lid 2 Sv genoemde factoren ontoereikend is onderbouwd wat de ernst van dat verzuim en het daardoor veroorzaakte nadeel is
HR 18-02-2020, ECLI:NL:HR:2020:288
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
18 februari 2020
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, Y. Buruma, V. van den Brink, M.J. Borgers en A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
18/02250
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:288, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 18‑02‑2020
ECLI:NL:PHR:2019:908, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑10‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 14‑09‑2018
- Wetingang
Essentie
Schending mededelingsplicht art. 27c lid 2 Sv aan niet-aangehouden verdachte omtrent diens Salduz-recht op toegang tot een raadsman voorafgaand aan het politieverhoor in de zin van art. 6 EVRM en art. 28 lid 1 Sv: indien dat voorschrift niet is nageleefd levert dat in beginsel een vormverzuim op als bedoeld in art. 359a Sv. Zo een vormverzuim dient, na een daartoe strekkend verweer, in de regel te leiden tot bewijsuitsluiting van de verklaring, tenzij de verdachte door het achterwege blijven van de desbetreffende mededeling niet in zijn verdediging is geschaad. De ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.