JOW 2018/23
diverse aspecten, voorwerp, verbeurdverklaring, intrinsieke waarde
HR 26-06-2018, ECLI:NL:HR:2018:996
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
26 juni 2018
- Magistraten
Van Schendel, Van den Brink, Claassens
- Zaaknummer
16/06136
- JCDI
JCDI:ADS31520:1
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:996, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 26‑06‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:675, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑05‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 14‑11‑2017
- Wetingang
Art. 33a Sr
Essentie
Hond is voorwerp dat vatbaar is voor verbeurdverklaring
Samenvatting
Een hond is een voorwerp en uit dien hoofde vatbaar voor verbeurdverklaring als bedoeld in art. 33a Sr. De opvatting dat een hond niet vatbaar is voor verbeurdverklaring omdat het een dier is waarvan ingevolge art. 1.3 lid 1 Wet dieren de intrinsieke waarde wordt erkend, is onjuist.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 13 december 2016, nummer 22/002378-16, in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983.