Einde inhoudsopgave
Wet dieren
Artikel 1.3 Intrinsieke waarde
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2024
- Bronpublicatie:
29-05-2024, Stb. 2024, 156 (uitgifte: 14-06-2024, kamerstukken: 35746)
- Inwerkingtreding
01-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-06-2024, Stb. 2024, 160 (uitgifte: 14-06-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
1.
De intrinsieke waarde van het dier wordt erkend.
2.
Onder erkenning van de intrinsieke waarde als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan erkenning van de eigen waarde van dieren, zijnde wezens met gevoel. Bij het stellen van regels bij of krachtens deze wet, en het nemen van op die regels gebaseerde besluiten, wordt ten volle rekening gehouden met de gevolgen die deze regels of besluiten hebben voor deze intrinsieke waarde van het dier, onverminderd andere gerechtvaardigde belangen. Daarbij wordt er in elk geval in voorzien dat de inbreuk op de integriteit of het welzijn van dieren, verder dan redelijkerwijs noodzakelijk, wordt voorkomen en dat de zorg die de dieren redelijkerwijs behoeven is verzekerd.
3.
Voor de toepassing van het tweede lid wordt tot de zorg die dieren redelijkerwijs behoeven in elk geval gerekend dat dieren , voor zover zulks redelijkerwijs kan worden verlangd, worden voorzien van:
- a.
voldoende voeding van een goede kwaliteit;
- b.
een comfortabele en veilige omgeving met een goed klimaat;
- c.
waarborgen voor een goede gezondheid en het voorkomen van pijn,
- d.
voldoende mogelijkheden om te voorzien in hun gedragsbehoeften, en
- e.
een positieve emotionele toestand.