*
Rb. Amsterdam, 13-09-2017, nr. C/13/486440 / HA ZA 11-944
ECLI:NL:RBAMS:2017:6607
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
13-09-2017
- Zaaknummer
C/13/486440 / HA ZA 11-944
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2017:6607, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 13‑09‑2017; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
ECLI:NL:RBAMS:2015:1778, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 25‑03‑2015; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 13‑09‑2017
Inhoudsindicatie
Luchtvaartkartel. Rechtsgeldigheid cessies aan litigation vehicle. Stelplicht en bewijslast. Niet in strijd met fiduciaverbod. Vorderingen voldoende bepaalbaar.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
Vonnis van 13 september 2017
in de volgende zaken:
zaaknummer / rolnummer: C/13/486440 / HA ZA 11-944 (Equilib I)
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EQUILIB NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. M.H.J. van Maanen,
tegen
1. de naamloze vennootschap
KONINKLIJKE LUCHTVAARTMAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Amstelveen,
advocaat mr. J.S. Kortmann,
2. de naamloze vennootschap
MARTINAIR HOLLAND N.V.,
gevestigd te Haarlemmermeer,
advocaat mr. J.S. Kortmann,
3. de rechtspersoon naar buitenlands recht
SOCIÉTÉ AIR FRANCE S.A.,
gevestigd te Tremblay en France, Frankrijk,
advocaat mr. drs. D.A.M.H.W. Strik,
gedaagden,
en
4. de vennootschap naar buitenlands recht
SINGAPORE AIRLINES CARGO PTE LTD,
gevestigd te Singapore,
advocaat mr. I.W. VerLoren van Themaat,
5. de vennootschap naar buitenlands recht
SINGAPORE AIRLINES LIMITED,
gevestigd te Singapore,
advocaat mr. I.W. VerLoren van Themaat,
6. de rechtspersoon naar buitenlands recht
LUFTHANSA CARGO A.G.,
gevestigd te Kelsterbach, Duitsland,
advocaat mr. P.N. Malanczuk,
7. de rechtspersoon naar buitenlands recht
DEUTSCHE LUFTHANSA A.G.,
gevestigd te Keulen, Duitsland,
advocaat mr. P.N. Malanczuk,
8. de rechtspersoon naar buitenlands recht
SWISS INTERNATIONAL AIR LINES A.G.,
gevestigd te Basel, Zwitserland,
advocaat mr. P.N. Malanczuk,
9. de rechtspersoon naar buitenlands recht
BRITISH AIRWAYS PLC,
gevestigd te Harmondsworth, Verenigd Koninkrijk,
advocaat mr. D.J. Beenders,
10. de rechtspersoon naar buitenlands recht
AIR CANADA,
gevestigd te Saint Laurent, Canada,
advocaat mr. K.A.J. Bisschop,
11. de rechtspersoon naar buitenlands recht
CATHAY PACIFIC AIRWAYS LIMITED,
gevestigd te Hong Kong, China,
advocaat mr. Ph.W.M. ter Burg,
gevoegde partijen,
en
zaaknummer / rolnummer: C/13/561169 / HA ZA 14-283 (Equilib II)
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EQUILIB NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
advocaat: mr. M.H.J. van Maanen,
eiseres,
tegen
1. de naamloze vennootschap
KONINKLIJKE LUCHTVAART MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Amstelveen,
advocaat mr. J.S. Kortmann,
2. de naamloze vennootschap
MARTINAIR HOLLAND N.V.,
gevestigd te Haarlemmermeer,
advocaat mr. J.S. Kortmann,
3. de naamloze vennootschap naar buitenlands recht
SOCIÉTÉ AIR FRANCE S.A.,
gevestigd te Tremblay en France, Frankrijk,
advocaat mr. dr. D.A.M.H.W. Strik;
4. de rechtspersoon naar buitenlands recht
LUFTHANSA CARGO A.G.,
gevestigd te Kelsterbach, Duitsland,
advocaat mr. P.N. Malanczuk,
5. de rechtspersoon naar buitenlands recht
DEUTSCHE LUFTHANSA A.G.,
gevestigd te Keulen, Duitsland,
advocaat mr. P.N. Malanczuk,
6. de rechtspersoon naar buitenlands recht
BRITISH AIRWAYS PLC,
gevestigd te Harmondsworth, Verenigd Koninkrijk,
advocaat mr. D.J. Beenders,
gedaagden.
Eiseres in beide zaken zal hierna Equilib worden genoemd. De gedaagde en gevoegde partijen worden hierna gezamenlijk de luchtvaartmaatschappijen genoemd.
1. De procedure
1.1.
Het verdere verloop van de procedure in Equilib I en Equilib II blijkt uit:
- -
het vonnis in incident van 25 maart 2015, waarbij onder meer Equilib I en Equilib II zijn gevoegd, met de daarin genoemde processtukken;
- -
het vonnis van 22 juli 2015 met beslissingen over het verdere verloop van de procedure, met de daarin genoemde processtukken;
- -
de conclusie van repliek van 4 november 2015, tevens akte vermeerdering eis, met producties;
- -
de akte vermeerdering eis van 11 november 2015;
- -
de akte van depot van Equilib van 24 maart 2016;
- -
de conclusies van dupliek van 30 maart 2016 van de luchtvaartmaatschappijen, met producties;
- -
het proces-verbaal van de regiezitting van 22 juni 2016, met de daarin genoemde (proces)stukken;
- -
de akte overlegging gegevens en vermeerdering eis van 9 november 2016, met producties;
- -
de antwoordakten, tevens antwoord vermeerdering eis, van de luchtvaartmaatschappijen van 8 februari 2017, met producties;
- -
de antwoordakte rechtsgeldigheid cessies van 5 april 2017 van Equilib, met producties;
- -
het proces-verbaal van pleidooi van 11 mei 2017, met de daarin genoemde (proces)stukken;
- -
de e-mail van 26 juni 2017 van Equilib, met opmerkingen op het proces-verbaal;
- -
de e-mail van 27 juni 2017 van de luchtvaartmaatschappijen, met opmerkingen op het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
In een persbericht heeft de Europese Commissie (hierna: de Commissie) opgenomen dat zij in een besluit van 9 november 2010 heeft geoordeeld dat vanaf december 1999 tot 14 februari 2006 brandstof- en veiligheidstoeslagen zijn gecoördineerd ten aanzien van vluchten van, naar en binnen de Europese Economische Ruimte en Zwitserland, door diverse luchtvaartmaatschappijen. Aan elf luchtvaartmaatschappijen, zo is opgenomen in dat persbericht, zijn geldboetes opgelegd voor een totaalbedrag van
€ 799.445.000,-- voor deelname aan een internationaal kartel.
2.2.
Tegen dit besluit (hierna: het oude besluit) is door alle twintig geadresseerden daarvan, met uitzondering van Quantas Airways Limited, beroep ingesteld bij het Gerecht van de Europese Unie (hierna: het Gerecht). Bij arresten van 16 december 2015 heeft het Gerecht de beroepen gegrond verklaard en het oude besluit van de Commissie (ten aanzien van British Airways Plc. gedeeltelijk) nietig verklaard. De Commissie heeft geen beroep ingesteld tegen deze arresten.
2.3.
British Airways Plc. heeft tegen het oude besluit een hogere voorziening ingesteld bij het Hof van Justitie van de Europese Unie. Deze procedure loopt nog.
2.4.
In een persbericht heeft de Commissie opgenomen dat zij in een besluit van 17 maart 2017 wederom heeft geoordeeld dat in de hiervoor onder 2.2 genoemde periode sprake was van een internationaal kartel en dat zij aan elf luchtvaartmaatschappijen geldboetes heeft opgelegd voor een totaalbedrag van € 776.465.000,-- voor deelname aan dat kartel (Besluit van de Commissie van 17 maart 2017 betreffende een procedure op grond van artikel 101 van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, artikel 53 van de EER-overeenkomst en artikel 8 van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer (Zaak AT.39258 – Luchtvracht), hierna: het nieuwe besluit). Het nieuwe besluit is nog niet gepubliceerd. Het merendeel van de geadresseerden van het nieuwe besluit was ten tijde van het pleidooi op 11 mei 2017 voornemens om tegen het nieuwe besluit beroep in te stellen bij het Gerecht.
2.5.
Er zijn, zo stelt Equilib, brandstoftoeslagen en andere toeslagen aan de afzenders van goederen die luchtvrachtdiensten hebben afgenomen (ook wel genoemd shippers) in rekening gebracht via expediteurs (ook wel genoemd freight forwarders).
2.6.
Equilib, sinds 18 december 2012 na een fusie de rechtsopvolger onder algemene titel van Equilib S.A.R.L. (een vennootschap naar Frans recht), is een Nederlandse vennootschap die schadevergoedingsvorderingen (die zijn ontstaan door mededingings-rechtelijke inbreuken) in rechte tracht te verhalen (ook wel genoemd een ‘litigation vehicle’ of ‘claim vehicle’), in dit geval de vorderingen die een aantal shippers meent te hebben op de luchtvaartmaatschappijen ter zake van het hiervoor bedoelde kartel.
2.7.
Equilib koopt de vorderingen op, bundelt deze en gaat deze vervolgens in eigen naam innen. Hiertoe laat Equilib haar ‘cliënten’ (shippers) hun (vermeende) vorderingen aan haar cederen. De door Equilib overgelegde cessiedocumentatie betreft:
- -
i) de cessieovereenkomsten/leveringsakten (“hoofdovereenkomsten”) tussen enerzijds de cedenten (shipper en/of moedermaatschappij van een dochtermaatschappij die als shipper luchtvrachtdiensten heeft afgenomen) en anderzijds Equilib (Assignment of Rights Agreements),
- -
ii) de overeenkomsten tussen de dochtermaatschappijen, de moedermaatschappijen en Equilib (Intragroup Assignment and Mandate Agreements),
- -
iii) de leveringsakten tussen de dochtermaatschappijen en de moedermaatschappijen (Assignments from Subsidiary to Parent),
- -
iv) de leveringsakten tussen de moedermaatschappijen en Equilib (Assignments from Parent to Equilib),
- -
v) de cessieovereenkomsten/leveringsakten tussen een aantal shippers en Equilib (Supplementary Assignment of Rights Agreements) waarin de eerdere cessies worden bevestigd en waarbij is beoogd vorderingen uit de periode december 1999 en/of vorderingen uit de periode tussen 15 februari 2006 en eind 2008 over te dragen.
2.8.
Equilib heeft voor de cessiedocumentatie diverse modellen gehanteerd, die hierna, voor zover relevant, zullen worden weergegeven.
Volgens Equilib zijn de verschillende modellen in grote lijnen in te delen in modellen met een ‘oude’ considerans waarin nog werd aangenomen dat het kartel van 2000-2007 duurde. In modellen met een ‘nieuwe’ considerans wordt uitgegaan van een kartel tussen december 1999 en 14 februari 2006. De Supplementary Assignment of Rights Agreements zijn aparte modellen die gebaseerd zijn op de daaraan voorafgaande cessies. Deze zijn ingedeeld afhankelijk van de vraag of de voorgaande cessiedocumentatie een ‘oude’ of ‘nieuwe’ considerans had en of sprake is van dochtermaatschappijen. Ten slotte zijn de meest recente cessies ook in een nieuw model gegoten en aangeduid als het ‘2016-model’ (A5, B5, C5 en D5), aldus steeds Equilib.
2.9.
Het door Equilib overgelegde model “A1- Agreement Assignment of Rights oude considerans DEF” tussen de cedent (al dan niet een moedermaatschappij) (in het model aangeduid als ‘Claimant’ of ‘Assignor’) en Equilib (in het model aangeduid als ‘Assignee’) luidt, voor zover hier relevant:
“WHEREAS
A. The Commission of the European Communities (…) and several national competition authorities have initiated investigations and/or actual and potential prosecutions against certain major airlines (the “Airlines”) for allegedly having taken part between 2000 and 2007 (the “Cartel Period”) in a cartel which fixed prices, surcharges and levies in relation to international air freight services provided by the Airlines from and to member states of the European Union and other countries (the “Cartel”).
B. The Airlines include but are not limited to: Air France-KLM Airlines, Alitalia, Air Canada, Air New Zealand, All Nippon Airways, Cathay Pacific, Cargolux, Japan Airlines, LAN Airlines, Lufthansa, Malaysian Airlines, Quantas, SAS, Singapore Airlines and Thai A(i)rways.
C. It is alleged that the Airlines have, by means of the Cartel, artificially inflated their international air freight charges during the Cartel Period in an anticompetitive manner and without any valid legal justification. The amount of the artificial inflation in the charges is referred to as the “Overcharge”.
D. Companies that directly and/or indirectly purchased international air freight services from any of the Airlines during the Cartel Period are likely to have suffered loss and damage as a result of the Overcharge and may have one or more claims against the Airlines for compensation.
E. The Claimant directly and/or indirectly purchased international air freight services from one or more of the Airlines during the Cartel Period and has suffered economic and financial loss and damage as a result of the Overcharge (the “Losses”). The Airlines are jointly and severally liable for the Losses.
F. The Claimant has rights to recover compensation for the Losses (the “Rights”) against all or any of the Airlines which have partaken in the Cartel in breach of competition law. Depending upon where, when and how the Losses were incurred, these Rights may be of different nature, legal status and time limitations.
G. In addition to the Rights, the Claimant enjoys all rights accessory to or otherwise necessary for the effective resolution and enforcement of the Rights, including the right to
bring legal proceedings for damages in an appropriate jurisdiction against all or any of the Airlines, the right to settle or compromise the Rights in negotiation with all or any of the Airlines and the right to be paid damages, settlement monies, interest, costs and all other forms of monetary compensation whatsoever which may be payable or recoverable in respect of the Rights (the “Accessory Rights”).
H. The Claimant whishes to assign the Rights and the Accessory Rights (the “Assignment”) to Equilib on the terms and conditions of this Agreement, in order for Equilib to resolve the Rights through either an action for damages or a settlement. Equilib will, subject to the terms of this Agreement, bear all the costs and risks of resolving and enforcing the Rights assigned to it. In consideration for the Assignment, Equilib undertakes to pay to the Claimant a share of any payment that may be made by the Airlines to Equilib in relation to
the Rights.
(…)
2. Assignment of the Rights and the Accessory Rights
2.1
The Assignor hereby assigns and transfers, in full, the Rights and all of the Accessory Rights to the Assignee on the terms and conditions of this Agreement.
2.2
The Assignee hereby acquires the complete ownership and possession of the Rights and the Accessory Rights. The Assignee may henceforth exercise the Rights and the Accessory Rights in its own name, at its own expense and risk, free from any restriction or interference by the Assignor.
2.3
The Assignee shall at its expense, where legally required, make the appropriate notification of the existence and terms of this Assignment to such of the Airlines as the Assignee wishes to resolve or enforce the Rights against.
3. Price of the Assignment
3.1
In consideration for the Assignment, the Assignor will be entitled to a Price equivalent to (…) of the Compensation (…).
3.3
The Assignor acknowledges that the quantum and payment of the Price depends entirely on the Assignee successfully resolving and enforcing the Rights for value through Proceedings or Alternative Resolution.
(…)
8. Buy-Back Option
8.1
With respect to the Rights, should the Assignee within the Performance Period;
( a) fail to commence Proceedings or seek Alternative Resolution (clause 4.2);
( b) decide not to seek to resolve or enforce the Rights following a Negative Opinion notified to the Assignor (clause 4.3); or
( c) cause an event of Default as provided for under clause 4.8;
the Assignor will be granted by the Assignee the right to call back the Rights and the Accessory Rights (the “Buy-Back Option”) in accordance with clause 8.2 below.
(…)
12. Governing law and jurisdiction
This Agreement shall be construed in accordance with and governed by the law of the Netherlands. (…)”.
2.10.
Het door Equilib overgelegde model “A2- Agreement Assignment of Rights nieuwe considerans DEF” tussen de cedent (al dan niet een moedermaatschappij) (in het model aangeduid als ‘Claimant’ of ‘Assignor’) en Equilib (in het model aangeduid als ‘Assignee’) luidt, voor zover hier relevant:
“WHEREAS
A. On the 9ͭ ͪ November 2010 the Commission of the European Communities (the “EC”) announced that it had completed investigations into a worldwide cartel (“the Cartel”) affecting air cargo services within the European Economic Area between December 1999 and the 14ͭ ͪ February 2006 (the “Cartel Period”). 14 airlines (the “Airlines”) were found to have illegally fixed fuel and security surcharges on all shipments and the EC imposed fines totalling €799m.
B. The airlines are Air Canada, Air France, British Airways, Cargolux, Cathay Pacific Airways, Japan Airlines, KLM Airlines, LAN Chile, Lufthansa, Martinair, Qantas, SAS, Singapore Airlines and Swiss International Air Lines.
C. The Airlines have, by means of the Cartel, artificially inflated their international air freight charges during the Cartel Period in an anticompetitive manner and without any valid legal justification. The amount of the artificial inflation in the charges is referred to as the “Overcharge”.
D. Companies that directly and/or indirectly purchased international air freight services from any of the Airlines during the Cartel Period are likely to have suffered loss and damage as a result of the Overcharge and may have one or more claims agains the Airlines for compensation.
E. The Claimant directly and/or indirectly purchased international air freight services from one or more of the Airlines during the Cartel Period or have paid fuel and/or security surcharges during the Cartel Period and has suffered economic and financial loss and damage as a result of the Overcharge (the “Losses”). The Airlines are jointly and severally liable for the Losses.
F. The Claimant has rights to recover compensation for the Losses (the “Rights”) against all or any of the Airlines which have partaken in the Cartel in breach of competition law. Depending upon where, when and how the Losses were incurred, these Rights may be of different nature, legal status and time limitations.
G. In addition to the Rights, the Claimant enjoys all rights accessory to or otherwise necessary for the effective resolution and enforcement of the Rights, including the right to
bring legal proceedings for damages in an appropriate jurisdiction against all or any of the Airlines, the right to settle or compromise the Rights in negotiation with all or any of the Airlines and the right to be paid damages, settlement monies, interest, costs and all other forms of monetary compensation whatsoever which may be payable or recoverable in respect of the Rights (the “Accessory Rights”).
H. The Claimant whishes to assign the Rights and the Accessory Rights (the “Assignment”) to Equilib on the terms and conditions of this Agreement, in order for Equilib to resolve the Rights through either an action for damages or a settlement. Equilib will, subject to the terms of this Agreement, bear all the costs and risks of resolving and enforcing the Rights assigned to it. In consideration for the Assignment, Equilib undertakes to pay to the Claimant a share of any payment that may be made by the Airlines to Equilib in relation to
the Rights.
(…)
2. Assignment of the Rights and the Accessory Rights
2.1
The Assignor hereby assigns and transfers, in full, the Rights and all of the Accessory Rights to the Assignee on the terms and conditions of this Agreement.
2.2
The Assignee hereby acquires the complete ownership and possession of the Rights and the Accessory Rights. The Assignee may henceforth exercise the Rights and the Accessory Rights in its own name, at its own expense and risk, free from any restriction or interference by the Assignor.
2.3
The Assignee shall at its expense, where legally required, make the appropriate notification of the existence and terms of this Assignment to such of the Airlines as the Assignee wishes to resolve or enforce the Rights against.
3. Price of the Assignment
3.1
In consideration for the Assignment, the Assignor will be entitled to a Price equivalent to (…) of the Compensation (…).
3.3
The Assignor acknowledges that the quantum and payment of the Price depends entirely on the Assignee successfully resolving and enforcing the Rights for value through Proceedings or Alternative Resolution.
(…)
8. Buy-Back Option
8.1
With respect to the Rights, should the Assignee;
( a) decide not to seek to resolve or enforce the Rights following a Negative Opinion notified to the Assignor (clause 4.1); or
( b) cause an event of Default as provided for under clause 4.5;
the Assignor will be granted by the Assignee the right to call back the Rights and the Accessory Rights (the “Buy-Back Option”) in accordance with clause 8.2 below.
(…)
12. Governing law and jurisdiction
This Agreement shall be construed in accordance with and governed by the law of the Netherlands. (…)”.
2.11.
Het door Equilib overgelegde model “A5- Agreement Assignment of Rights 2016-model DEF” tussen de cedent (al dan niet een moedermaatschappij) (in het model aangeduid als ‘Claimant’ of ‘Assignor’) en Equilib (in het model aangeduid als ‘Assignee’) luidt, voor zover hier relevant:
“WHEREAS
A. On 9 November 2010 the European Commission announced that it had rendered a decision that day (the “Decision”) in respect of a cartel (the “Cartel”) affecting air cargo services within the European Economic Area between December 1999 and the 14th February 2006 (the “Cartel Period”) finding 14 Airlines (the “Airlines”) guilty of illegal fixing of fuel and security surcharges (the “Cartel Conduct”). (…)
B. The Airlines are: Air Canada, Air France, British Airways, Cargolux, Cathay Pacific Airways, Japan Airlines, KLM Airlines, LAN Chile, Lufthansa, Martinair, Qantas, SAS, Singapore Airlines and Swiss International Air Lines. (…)
C. The Airlines have, by means of the Cartel, artificially inflated their international air freight charges during the Cartel Period in an anticompetitive manner and without any valid legal justification. The amount of the artificial inflation in the charges is referred to as the “Overcharge”.
D. Companies that directly and/or indirectly purchased international air freight services from any of the Airlines during the Cartel Period are likely to have suffered loss and damage as a result of the Overcharge and may have one or more claims agains the Airlines for compensation. The damages for which compensation can be sought include damages incurred as a result of the effects that the Cartel Conduct has had on the conduct and pricing policy of other airlines that were not a member of the Cartel (“Umbrella Effects”).
E. Recent (preliminary) studies offer strong indications that the Cartel Conduct has caused further damage after the Cartel Period, through lingering effects in respect of the surcharges from 15 February 2006 to the end of 2008 (the “Post-Cartel Period”).
F. The Claimant directly and/or indirectly purchased international air freight services from one or more of the Airlines and other airlines during the Cartel Period and the Post-Cartel Period and has suffered economic and financial loss and damage as a result of the Overcharge and the Umbrella Effects (the “Losses”). The Airlines are jointly and severally liable for the Losses.
G. The Claimant has rights to recover compensation for the Losses (the “Rights”) against all or any of the Airlines which have partaken in the Cartel in breach of competition law. The Rights may differ including in respect of applicable law, their legal status and the applicable limitation periods.
H. In addition to the Rights, the Claimant enjoys all rights accessory to or otherwise necessary for the effective resolution and enforcement of the Rights, including the right to
bring legal proceedings for damages in an appropriate jurisdiction against all or any of the Airlines, the right to settle or compromise the Rights in negotiation with all or any of the Airlines and the right to be paid damages, settlement monies, interest, costs and all other forms of compensation whatsoever which may be payable or recoverable in respect of the Rights (the “Accessory Rights”). (…)
I. The Claimant whishes to sell and assign the Rights and the Accessory Rights (the “Assignment”) to Equilib on the terms and conditions of this Agreement, in order for Equilib to resolve the Rights through either an action for damages or a settlement. Equilib will, subject to the terms of this Agreement, bear all the costs and risks of resolving and enforcing the Rights assigned to it. In consideration for the Assignment, Equilib undertakes to pay to the Claimant a share of any payment that may be made by the Airlines to Equilib in relation to the Rights.
(…)
2. Assignment of the Rights and the Accessory Rights
2.1
The Assignor hereby assigns and transfers, in full, the Rights and all of the Accessory Rights to the Assignee on the terms and conditions of this Agreement.
2.2
The Assignee hereby acquires the complete ownership and possession of the Rights and the Accessory Rights. The Assignee may henceforth exercise the Rights and the Accessory Rights in its own name, at its own expense and risk, free from any restriction or interference by the Assignor.
2.3
The Assignee shall at its expense, where legally required, make the appropriate notification of the existence and terms of this Assignment to such of the Airlines as the Assignee wishes to resolve or enforce the Rights and the Accessory Rights against.
3. Price of the Assignment
3.1
In consideration for the Assignment, the Assignor will be entitled to a Price equivalent to (…) of the Compensation (…).
3.3
The Assignor acknowledges that the quantum and payment of the Price depends entirely on the Assignee successfully resolving and enforcing the Rights and the Accessory Rights for value through Proceedings or Alternative Resolution.
(…)
8. Buy-Back Option
8.1
With respect to the Rights and the Accessory Rights, should the Assignee;
( a) decide not to seek to resolve or enforce the Rights and the Accessory Rights or continue to do so following a Negative Opinion notified to the Assignor (clause 4.1); or
( b) cause an event of Default as provided for under clause 4.5;
the Assignor will be granted by the Assignee the right to call back the Rights and the Accessory Rights (the “Buy-Back Option”) in accordance with clause 8.2 below.
(…)
12. Governing law and jurisdiction
This Agreement shall be construed in accordance with and governed by the law of the Netherlands. (…)”.
2.12.
Het door Equilib overgelegde model “B1- Intragroup Assignment and Mandate Agreement oude considerans DEF”, gesloten tussen Equilib, de moedermaatschappij (in het model aangeduid als ‘Parent’) en de dochtermaatschappij (in het model aangeduid als ‘Subsidiary’), luidt, voor zover hier relevant:
“WHEREAS:
a. The European Commission is investigating alleged cartel behaviour by various airlines believed to have occurred between 1ˢᵗ January 2000 – 14ͭ ͪ February 2007 (“the Cartel Period”) which affected competition within the European Union. The above airlines (“the Airlines”) are believed to include, but are not limited to KLM, Martinair, British Airways, Air France, Asiana, Cargolux, Cathay Pacific, El Al, Japan Air Lines, Korean Airlines, LAN Carco, Aerolinhas Brasileiras, Nippon Cargo Airlines, Qantas, SAS and Lufthansa.
b. The alleged cartel behaviour relates to air cargo services and the fixing of various so-called surcharges between competitors (“the Cartel Conduct”). If proven, this conduct would infringe Articles 101 and/or 102 of the Treaty on the Functioning of the European Union.
c. Subsidiary has directly or indirectly (through freight forwarders) purchased air cargo transportation services from one or more of the Airlines during the Cartel Period, and thus, as a result of the Cartel Conduct, has incurred damages, for which the Subsidiary holds the Airlines both individually and jointly and severally liable (“the Subsidiary’s Claims”);
d. Parent and Equilib have entered into an agreement, concluded on (…), which provides inter alia for Parent to assign (cederen) claims of its own similar to the Subsidiary’s Claims (“the Parent’s Claims”) to Equilib;
e. Parent and Equilib wish to include in the Parent’s Claims the Subsidiary’s Claims and Subsidiary therefore agrees to assign the Subsidiary’s Claims to Parent;
f. Subsidiary grants Equilib a mandate (“last”) under Articles 7:414 (…) Dutch Civil Code to do all that is deemed legally necessary or desirable to find compensation for the Subsidiary’s Claims.
g. This agreement is governed by Dutch law; for this reason Subsidiary as assignor and Parent as assignee will assign by separate deed the Subsidiary’s Claims in accordance with Dutch law, more specifically in accordance with Article 3:94 (1) Dutch Civil Code;
SUBSIDIARY, PARENT AND EQUILIB COVENANT AS FOLLOWS
1. Subsidiary will assign to Parent by separate deed the Subsidiary’s Claims against the Airlines.
2. Subsidiary mandates Equilib pursuant to Articles 7:414 (…) Dutch Civil Code to perform all that is legally necessary or desirable in order to find compensation for the Subsidiary’s Claims, including, but not limited to, interrupting the applicable limitation period and the filing of proceedings.”
2.13.
Het door Equilib overgelegde model “B2 Intragroup Assignment and Mandate Agreement nieuwe considerans DEF”, gesloten tussen Equilib, de moedermaatschappij (in het model aangeduid als ‘Parent’) en de dochtermaatschappij (in het model aangeduid als ‘Subsidiary’), bevat dezelfde bepalingen als het onder 2.12 genoemde model, behoudens onder a en b, welke als volgt luiden:
“a. The European Commission has completed its investigation into a worldwide cartel (“the Cartel”) affecting air cargo services within the European Economic Area between December 1999 and the 14ͭ ͪ February 2006 (“the Cartel Period”) finding the Airlines guilty of illegal fixing of fuel and security surcharges (“the Cartel Conduct”).
b. This conduct infringes Articles 101 and/or 102 of the Treaty on the Functioning of the European Union and entitles companies affected to claim damages for the harm caused.”
2.14.
Het door Equilib overgelegde model “B5 Intragroup Assignment and Mandate Agreement 2016-model DEF”, gesloten tussen Equilib., de moedermaatschappij (in het model aangeduid als ‘Parent’) en de dochtermaatschappij (in het model aangeduid als ‘Subsidiary’), luidt, voor zover hier relevant:
“WHEREAS:
a. On 9 November 2010 the European Commission announced that it had rendered a decision that day (the “Decision”) in respect of a cartel (the “Cartel”) affecting air cargo services within the European Economic Area between December 1999 and the 14th February 2006 (the “Cartel Period”) finding 14 Airlines (the “Airlines”) guilty of illegal fixing of fuel and security surcharges (“the Cartel Conduct”). (…)
b. The Airlines are: Air Canada, Air France, British Airways, Cargolux, Cathay Pacific Airways, Japan Airlines, KLM Airlines, LAN Chile, Lufthansa, Martinair, Qantas, SAS, Singapore Airlines and Swiss International Air Lines. (…)
c. The Airlines have, by means of the Cartel, artificially inflated their international air freight charges during the Cartel Period in an anticompetitive manner and without any valid legal justification. The amount of the artificial inflation in the charges is referred to as the “Overcharge”.
d. Companies that directly and/or indirectly purchased international air freight services from any of the Airlines during the Cartel Period are likely to have suffered loss and damage as a result of the Overcharge and may have one or more claims agains the Airlines for compensation. The damages for which compensation can be sought include damages incurred as a result of the effects that the Cartel Conduct has had on the conduct and pricing policy of other airlines that were not a member of the cartel (“Umbrella Effects”).
e. Recent (preliminary) studies offer strong indications that the Cartel Conduct has caused further damage after the Cartel Period, through lingering effects in respect of the surcharges from 15 February 2006 to the end of 2008 (the “Post-Cartel Period”).
f. Subsidiary has directly and/or indirectly purchased air freight services from one or more of the Airlines and other airlines during the Cartel Period and the Post-Cartel Period and have suffered economic and financial loss and damage as a result of the Overcharge and the Umbrella Effects (the “Losses”). The Airlines are jointly and severally liable for the Losses.
g. The Subsidiary has rights to recover compensation for the Losses (the “Rights”) against all or any of the Airlines which have partaken in the Carel in breach of competition law. The Rights may differ including in respect of applicable law, their legal status and the applicable limitation periods.
h. In addition to the Rights, the Subsidiary enjoys all rights accessory to or otherwise necessary for the effective resolution and enforcement of the Rights, including the right to bring legal proceedings for damages in an appriopriate jurisdiction against all or any of the Airlines, the right to settle or compromise the Rights in negotation with all or any of the Airlines and the right to be paid damages, settlement monies, interest, costs and all other forms of compensation whatsoever which may be payable or recoverable in respect of the Rights (the “Accessory Rights”). The Rights and the Accessory Rights are hereinafter together referred to as the “Subsidiary’s Claims”.
i. Parent and Equilib have entered into an agreement, concluded on (…), which provides inter alia for Parent to sell and assign (cederen) claims of its own similar to the Subsidiary’s Claims (“the Parent’s Claims”) to Equilib; that same agreement contains the actual assignment of the Parent’s Claims to Equilib;
j. Subsidiary hereby wishes to agree to sell and assign the Subsidiary’s Claims to Parent and Parent hereby wishes to agree to subsequently sell and reassign (doorcederen) these claims to Equilib. Equilib wishes to agree to acquire these claims and accept the assignment thereof. (…)
k. Subsidiary, insofar as necessary, grants Equilib a mandate (“last”) under Articles 7:414 Dutch Civil Code to do all that is deemed legally necessary or desirable to find compensation for the Subsidiary’s Claims.
l. This agreement is governed by Dutch law; for this reason Subsidiary as assignor and Parent as assignee will assign by separate deed the Subsidiary’s Claims in accordance with Dutch law, more specifically in accordance with Article 3:94 (1) Dutch Civil Code;
SUBSIDIARY, PARENT AND EQUILIB COVENANT AS FOLLOWS
1. Subsidiary and Parent agree that Subsidiary will sell and assign to Parent by
separate deed the Subsidiary’s Claims against the Airlines.
2. Parent and Equilib agree that Parent will sell and reassign to Equilib by separate
deed the Subsidiary’s Claims against the Airlines. (…)
4. Subsidiary, insofar as necessary, hereby mandates Equilib pursuant to Articles 7:414 Dutch Civil Code to perform all that is legally necessary or desirable in order to find compensation for the Subsidiary’s Claims, including, but not limited to, interrupting the applicable limitation period and the filing of proceedings.”
2.15.
In het door Equilib overgelegde model “C1 - Assignment from Subsidiary to Parent oude considerans DEF” tussen de dochtermaatschappij en de moedermaatschappij staat vermeld, voor zover hier relevant:
“Dear [PARENT],
Pursuant to our agreement, concluded on [DATE INTRAGROUP ASSIGNMENT & MANDATE AGREEMENT WAS SIGNED…..], providing for the reassigning (doorcederen) of our claims (“the Claims”) by you to Equilib, we hereby assign (cederen) to you our Claims against certain airlines which are believed to include, but are not limited to KLM, Martinair, British Airways, Air France, Asiana, Cargolux, Cathay Pacific, El Al, Japan Air Lines, Korean Airlines, LAN Cargo, Aerolinhas Brasileiras, Nippon Cargo Airlines, Qantas, SAS and Lufthansa (“the Airlines”).
If you are required to notify the Airlines of this assignment you may do so by giving them a copy of this letter which summaries the background to the assignments as follows:
a. The European Commission is investigating alleged cartel behaviour by the Airlines believed to have occurred between 1ˢͭ January 2000 – 14ͭ ͪ Februari 2007 (“the Cartel Period”) which affected competition within the European Union.
b. The alleged cartel behaviour relates to air cargo services and the fixing of various so-called surcharges between competitors (“the Cartel Conduct”). If proven, this conduct would infringe Articles 101 and/or 102 of the Treaty on the Functioning of the European Union.
c. We have directly or indirectly (through freight forwarders) purchased air cargo transportation services from one or more of the Airlines during the Cartel Period, and thus, as a result of the Cartel Conduct, have incurred damages, for which we hold the Airlines both individually and jointly and severally liable by means of the Claims.
d. We have assigned (gecedeerd) to you our Claims concerning the aforementioned damages.
e. Our agreement mentioned above is governed by Dutch law; for this reason the present assignment occurs in accordance with Dutch law. (…)”.
2.16.
In het door Equilib overgelegde model “C2 - Assignment from Subsidiary to Parent nieuwe considerans DEF” tussen de dochtermaatschappij en de moedermaatschappij staat vermeld, voor zover hier relevant:
“Dear Parent,
Pursuant to our agreement, concluded on [DATE INTRAGROUP ASSIGNMENT & MANDATE AGREEMENT WAS SIGNED…..], providing for the reassigning (doorcederen) of our claims (“the Claims”) by you to Equilib Netherlands B.V., we hereby assign (cederen) to you our Claims against certain airlines which are believed to include, but are not limited to Air Canada, Air France, British Airways, Cargolux, Cathay Pacific Airways, Japan Airlines, KLM Airlines, LAN Chile, Lufthansa, Martinair, Qantas, SAS, Singapore Airlines and Swiss International Air Lines. (“the Airlines”).
If you are required to notify the Airlines of this assignment you may do so by giving them a copy of this letter which summaries the background to the assignments as follows:
a. The European Commission has completed its investigations into a worldwide cartel (“the Cartel”) affecting air cargo services within the European Economic Area between December 1999 and the 14ͭ ͪ February 2006 (the “Cartel Period”) finding the Airlines guilty of illegal fixing of fuel and security surcharges (the “Cartel Conduct”).
b. This conduct infringes Articles 101 and/or 102 of the Treaty on the Functioning of the European Union and entitles companies affected to claim damages for the harm caused.
c. We have directly or indirectly (through freight forwarders) purchased air cargo transportation services from one or more of the Airlines during the Cartel Period, and thus, as a result of the Cartel Conduct, have incurred damages, for which we hold the Airlines both individually and jointly and severally liable by means of the Claims.
d. We have assigned (gecedeerd) to you our Claims concerning the aforementioned damages.
e. Our agreement mentioned above is governed by Dutch law; for this reason the present assignment occurs in accordance with Dutch law.”
2.17.
In het door Equilib overgelegde model “C5 - Assignment from Subsidiary to Parent 2016-model DEF” tussen de dochtermaatschappij (in het model aangeduid als ‘Subsidiary’) en de moedermaatschappij (in het model aangeduid als ‘Parent’) staat vermeld, voor zover hier relevant:
“WHEREAS
a. On [DATE INTRAGROUP ASSIGNMENT & MANDATE AGREEMENT WAS SIGNED…..], Subsidiary, Parent and Equilib Netherlands B.V. entered into an Intragroup Assignment and Mandate Agreement;
b. The aforementioned agreement inter alia provides for the sale and assignment of the Subsidiary’s Claims (as defined therein) by Subsidiary to Parent and the subsequent sale and reassignment (doorcederen) of the Subsidiary’s Claims by Parent to Equilib Netherlands B.V.
SUBSIDIARY HEREBY ASSIGNS TO PARENT AS FOLLOWS
1. Subsidiary hereby assigns (cederen) to Parent the Subsidiary’s Claims and Parent hereby accepts the assignment of the Subsidiary’s Claims.
2. The above agreement between Subsidiary, Parent and Equilib Netherlands B.V. is governed by Dutch law; for this reason this assignment is in accordance with Dutch law, more specifically in accordance with Article 3:94 (1) Dutch Civil Code (…)”.
2.18.
Het door Equilib overgelegde model “D1 - Assignment from Parent to Equilib oude considerans DEF” tussen de moedermaatschappij (in het model aangeduid als ‘Assignor’ en Equilib (in het model aangeduid als ‘Assignee’) luidt, voor zover hier relevant:
“WHEREAS:
a. The European Commission is investigating alleged cartel behaviour by various airlines (“the Airlines”) believed to have occurred between 1ˢͭ January 2000 – 14ͭ ͪ February 2007 (“the Cartel Period”) which affected competition within the European Union. The above airlines are believed to include, but are not limited to KLM, Martinair, British Airways, Air France, Asiana, Cargolux, Cathay Pacific, El Al, Japan Air Lines, Korean Airlines, LAN Cargo, Aerolinhas Brasileiras, Nippon Cargo Airlines, Qantas, SAS and Lufthansa.
b. The alleged cartel behaviour relates to air cargo services and the fixing of various so-called surcharges between competitors (“the Cartel Conduct”). If proven, this conduct would infringe Articles 101 and/or 102 of the Treaty on the Functioning of the European Union.
c. The following subsidiaries: (…) have directly or indirectly (through freight forwarders) purchased air cargo transportation services from one or more of the Airlines during the Cartel Period, and thus, as a result of the Cartel Conduct, have incurred damages, for which these subsidiaries hold the Airlines both individually and jointly and severally liable;
d. The above subsidiaries have assigned (gecedeerd) to Parent Company their claims to the aforementioned damages (“the Subsidiaries’Claims”);
e. Assignor and Assignee have entered into an agreement, concluded on [DATE INTRAGROUP ASSIGNMENT & MANDATE AGREEMENT WAS SIGNED…..], which provides for Assignor to reassign (doorcederen) the Subsidiaries’ Claims to Assignee;
f. The above agreement between Assignor and Assignee is governed by Dutch law; for this reason Assignor and Assignee will hereby assign the Subsidiaries’s Claims in accordance with Dutch law, more specifically in accordance with Article 3:94 (1) Dutch Civil Code;
ASSIGNOR HEREBY ASSIGNS TO ASSIGNEE AS FOLLOWS:
1. Assignor assigns to Assignee by this deed the Subsidiaries’ Claims against the Airlines.
2. Assignee has the right pursuant to Article 3:94 (i) Dutch Civil Code to notify the Airlines of this assignment.
3. Assignee has the right to provide the Airlines with a copy of this deed to evidence the assignment.”
2.19.
Het door Equilib overgelegde model “D2 - Assignment from Parent to Equilib nieuwe considerans DEF” tussen de moedermaatschappij (in het model aangeduid als ‘Assignor’ of ‘Parent Company’) en Equilib (in het model aangeduid als ‘Assignee’) luidt, voor zover hier relevant:
“WHEREAS:
a. The European Commission has completed its investigations into a worldwide cartel (“the Cartel”) affecting air cargo services within the European Economic Area between December 1999 and the 14ͭ ͪ February 2006 (the “Cartel Period”) finding the Airlines guilty of illegal fixing of fuel and security surcharges (the “Cartel Conduct”).
b. This conduct infringes Articles 101 and/or 102 of the Treaty on the Functioning of the European Union and entitles companies affected to claim damages for the harm caused.
c. The following subsidiaries: (…) have directly or indirectly (through freight forwarders) purchased air cargo transportation services from one or more of the Airlines during the Cartel Period, and thus, as a result of the Cartel Conduct, have incurred damages, for which these subsidiaries hold the Airlines both individually and jointly and severally liable;
d. The above subsidiaries have assigned (gecedeerd) to Parent Company their claims to the aforementioned damages (“the Subsidiaries’ Claims”);
e. Assignor and Assignee have entered into an agreement, concluded on [DATE INTRAGROUP ASSIGNMENT & MANDATE AGREEMENT WAS SIGNED…..], which provides for Assignor to reassign (doorcederen) the Subsidiaries’ Claims to Assignee;
f. The above agreement between Assignor and Assignee is governed by Dutch law; for this reason Assignor and Assignee will hereby assign the Subsidiaries’ Claims in accordance with Dutch law, more specifically in accordance with Article 3:94 (1) Dutch Civil Code;
ASSIGNOR HEREBY ASSIGNS TO ASSIGNEE AS FOLLOWS:
1. Assignor assigns to Assignee by this deed the Subsidiaries’ Claims against the Airlines.
2. Assignee has the right pursuant to Article 3:94 (i) Dutch Civil Code to notify the Airlines of this assignment.
3. Assignee has the right to provide the Airlines with a copy of this deed to evidence the assignment.”
2.20.
Het door Equilib overgelegde model “D5- Assignment from Parent to Equilib 2016-model DEF” tussen de moedermaatschappij (in het model aangeduid als ‘Assignor’ of ‘Parent’) en Equilib (in het model aangeduid als ‘Equilib’) luidt, voor zover hier relevant:
“WHEREAS:
a. Parent, Equilib and the following subsidiaries of Parent: (…)
have entered into Intragroup Assignment and Mandate Agreements.
b. The aforementioned agreements (the “Agreements”) inter alia provide for the sale and assignment of the Subsidiary’s Claims (as defined therein) by the subsidiaries to Parent and the subsequent sale and reassignment (doorcederen) by Parent to Equilib of the Subsidiary’s Claims.
c. Pursuant to the Agreements the Subsidiaries have assigned their Subsidiary’s Claims to Parent and Parent hereby wishes to reassign (cederen) to Equilib the Subsidiary’s Claims.
PARENT HEREBY ASSIGNS TO EQUILIB AS FOLLOWS:
1. Parent assigns to Equilib by this deed the Subsidiary’s Claims against the Airlines and Equilib hereby accepts the assignment of the Subsidiary’s Claims.
2. Assignee has the right pursuant to Article 3:94 (1) Dutch Civil Code to notify the Airlines of this assignment.
3. Assignee has the right to provide the Airlines with a copy of this deed to evidence the assignment.
4. The Agreements are governed by Dutch law, for this reason this assignment is in accordance with Dutch law, more specifically in accordance with Article 3:94 (1) Dutch Civil Code (…)”.
2.21.
Het door Equilib overgelegde model “E1-Agreement supplementary assignment of rights - 99-06 AR - geen subsidiaries DEF” tussen de cedent (in het model aangeduid als ‘Company’) en Equilib (in het model aangeduid als ‘Equilib’) luidt als volgt, voor zover hier relevant:
“WHEREAS:
a. On 9 November 2010 the European Commission announced that it had rendered a decision that day (the “Decision”) in respect of a cartel (the “Cartel”) affecting air cargo services within the European Economic Area between December 1999 and the 14ͭ ͪ February 2006 (the “Cartel Period”) finding 14 Airlines (the “Airlines”) guilty of illegal fixing of fuel and security surcharges (“the Cartel Conduct”). (…)
b. The Airlines include Air Canada, Air France, British Airways, Cargolux, Cathay Pacific Airways, Japan Airlines, KLM Airlines, LAN Chile, Lufthansa, Martinair, Qantas, SAS, Singapore Airlines and Swiss International Air Lines.
c. The Cartel Conduct infringes Articles 101 and/or 102 of the Treaty on the Functioning of the European Union and entitles companies affected to claim damages for the harm caused by it.
d. Pursuant tot he Assignment of Rights Agreement, concluded on (…), the Company has assigned claims to Equilib (the “Company’s Claims”).
e. The Company’s Claims form part of proceedings between Equilib and several members of the Cartel before the District Court of Amsterdam in the Netherlands.
f. Recent (preliminary) studies offer strong indications that the Cartel Conduct has caused further damage after the Cartel Period, through lingering effects in respect of the surcharges from 15 February 2006 to the end of 2008 (the “Post-Cartel Period”). The Company has directly or indirectly (through freight forwarders) purchased air cargo services in the Post-Cartel Period (for inbound to, outbound from and internal flights within the EEA and Switzerland), and thus, as a result of the lingering effects of the Cartel Conduct, may have incurred further damages, for which the Company holds the Airlines both individually and jointly and severally liable. Any Post-Cartel Period claims from the Company vis-à-vis the Airlines are hereinafter referred to as the “Post-Cartel Company Claims”.
g. The Company has agreed to reaffirm the previous assignment of the Company’s Claims and has also agreed to supplement this by assigning the Post-Cartel Company Claims, taking into account the same terms and conditions as set out in the Assignment of Rights Agreement as mentioned under recital d of this preamble;
h. The Company has agreed to reaffirm the mandate (“Last”) under Articles 7:414 (…) Dutch Civil Code, granted by it to Equilib, to do all that is deemed legally necessary or desirable to find compensation for the Company’s Claims and to supplement this mandate with the mandate to Equilib to perform all that is legally necessary or desirable in order to find compensation for the Post-Cartel Company Claims, including, but not limited to, interrupting the applicable limitation period and the filing of proceedings;
(…)
THE COMPANY AND EQUILIB AGREE AS FOLLOWS
Reaffirmations
1. The Company reaffirms the assignment of the Company’s Claims to Equilib.
2. The Company reaffirms (…) the mandate (“Last”) under Articles 7:414 (…) Dutch Civil Code, to do all that is deemed legally necessary or desirable to find compensation for the Company’s Claims.
Post-Cartel claims
Legal title
3. The Company agrees that it assigns the Post-Cartel Company Claims to Equilib, on the same terms and conditions as set out in the Assignment of Rights mentioned under recital d of the preamble to this Agreement.
Assignments
4. The Company hereby assigns the Post-Cartel Parent’s Claims to Equilib.
Mandate and power of attorney
5. The Company hereby mandates Equilib pursuant to Articles 7:414 (…) Dutch Civil Code to perform all that is legally necessary or desirable in order to find compensation for the Company’s Claims and the Post-Cartel Company Claims, including, but not limited to, interrupting the applicable limitation period and the filing of proceedings.
Governing law and jurisdiction
6. This Agreement shall be construed in accordance with the law of the Netherlands. (…)”.
2.22.
Het door Equilib overgelegde model “E2-Agreement supplementary assignment of rights - 99-06 AR - met subsidiaries DEF” tussen de dochtermaatschappij(en) (in het model aangeduid als ‘Subsidiary/Subsidiaries’), de moedermaatschappij (in het model aangeduid als ‘Parent’) en Equilib (in het model aangeduid als ‘Equilib’) luidt, voor zover hier relevant:
“WHEREAS
a. On 9 November 2010 the European Commission announced that it had rendered a decision that day (the “Decision”) in respect of a cartel (the “Cartel”) affecting air cargo services within the European Economic Area between December 1999 and the 14ͭ ͪ February 2006 (the “Cartel Period”) finding 14 airlines (the “Airlines”) guilty of illegal fixing of fuel and security surcharges (“the Cartel Conduct”). (…)
b. The Airlines include Air Canada, Air France, British Airways, Cargolux, Cathay Pacific Airways, Japan Airlines, KLM Airlines, LAN Chile, Lufthansa, Martinair, Qantas, SAS, Singapore Airlines and Swiss International Air Lines.
c. The Cartel Conduct infringes Articles 101 and/or 102 of the Treaty on the Functioning of the European Union and entitles companies affected to claim damages for the harm caused by it.
d. Subsidiary/Subsidiaries has/have already assigned the Subsidiary’s Claims (as defined in the Intragroup Assignment And Mandate Agreement, concluded on (…)) to Parent.e. Pursuant to the Assignment from Parent to Equilib, concluded on (…), the Parent has (re)assigned the Subsidiary’s Claims to Equilib.
f. Pursuant to the Assignment of Rights Agreement, concluded on (…), the Parent has assigned its own claims similar to the Subsidiary’s Claims to Equilib (the “Parent’s Claims”). g. The Subsidiary’s Claims and the Parent’s Claims form part of proceedings between Equilib and several members of the Cartel before the District Court of Amsterdam, the Netherlands.
h. Recent (preliminary) studies offer strong indications that the Cartel Conduct has caused further damage after the Cartel Period, through lingering effects in respect of the surchages from 15 February 2006 to the end of 2008 (the “Post-Cartel Period”). Parent and Subsidiary/Subsidiaries have directly or indirectly (through freight forwarders) purchased air cargo services in the Post-Cartel Period (for inbound to, outbound from and internal flights within the EEA), and thus, as a result of the lingering effects of the Cartel Conduct, may have incurred further damages, for which the Parent and the Subsidiary/Subsidiaries hold the Airlines both individually and jointly and severally liable. Any Post-Cartel Period claims from Parent vis-à-vis the Airlines are hereinafter referred to as the “Post-Cartel Parent’s Claims”. Any Post-Cartel Period claims from Subsidiary/Subsidiaries vis-à-vis the Airlines are hereinafter referred to as the “Post Cartel Subsidiary’s Claims”.
i. Subsidiary/Subsidiaries and Parent have agreed to reaffirm the previous assignment of the Subsidiary’s Claims from Subsidiary/Subsidiaries to Parent and have also agreed to supplement this assignment of the Subsidiary’s Claims with the Post-Cartel Subsidiary’s Claims, taking into account the same terms and conditions as set out in the Intragroup Assignment And Mandate Agreement mentioned under recital d of this preamble.
j. Parent and Equilib have agreed to reaffirm the previous reassignment of the Subsidiary’s Claims from Parent to Equilib and have also agreed to supplement this reassignment of the Subsidiary’s Claims with the reassignment of Post-Cartel Subsidiary’s Claims, taking into account the same terms and conditions as set out in the Assignment from Parent to Equilib mentioned under recital e of this preamble;
k. Parent and Equilib have agreed to reaffirm the previous assignment of the Parent’s Claims from Parent to Equilib and have also agreed to supplement this assignment of the Parent’s Claims with the assignment of het Post-Cartel Parent’s Claims, taking into account the same terms and conditions as set out in the Assignment of Rights Agreement as mentioned under recital f of this preamble;
l. Subsidiary/Subsidiaries has/have agreed to reaffirm the mandate (“Last”) under Articles 7:414 Dutch Civil Code, granted by Subsidiary/Subsidiaries to Equilib, to do all that is deemed legally necessary or desirable to find compensation for the Subsidiary’s Claims and to supplement this mandate with the mandate to Equilib to perform all that is legally necessary or desirable in order to find compensation for the Post-Cartel Subsidiary’s Claims, including, but not limited to, interrupting the applicable limitation period and the filing of proceedings;
m. This agreement (the “Agreement”) is governed by Dutch law; for this reason all assignments laid down in this Agreement are in accordance with Dutch law, more specifically in accordance with Article 3:94 (1) Dutch Civil Code;
SUBSIDIARY/SUBSIDIARIES, PARENT AND EQUILIB AGREE AS FOLLOWS
Reaffirmations
1. Subsidiary/Subsidiaries and Parent reaffirm the assignment of the Subsidiary’s Claims from Subsidiary/Subsidiaries to Parent.
2. Parent and Equilib reaffirm the reassignment of the Subsidiary’s Claims from Parent to Equilib.
3. Parent and Equilib reaffirm the assignment of the Parent’s Claims from Parent to Equilib.
4. Subsidiary/Subsidiaries reaffirm(s) the mandate (“Last”) under Articles 7:414 Dutch Civil Code, granted by Subsidiary/Subsidiaries to Equilib, to do all that is deemed legally necessary or desirable to find compensation for the Subsidiary’s Claims
Post-Cartel claims
Legal title
5. Subsidiary/Subsidiaries and Parent agree that Subsidiary/Subsidiaries assign(s) the Post-Cartel Subsidiary’s Claims to Parent, on the same terms and conditions as set out in the Intragroup Assignment And Mandate Agreement mentioned under recital d of the preamble to this Agreement;
6. Parent and Equilib agree that Parent reassigns the Post-Cartel Subsidiary’s Claims to Equilib, on the same terms and conditions as set out in the Assignment from Parent to Equilib mentioned under recital e of the preamble to this Agreement.
7. Parent and Equilib agree that Parent assigns the Post-Cartel Parent’s Claims to Equilib, on the same terms and conditions as set out in the Assignment of Rights Agreement mentioned under recital f of the preamble to this Agreement.
(Re)assignments
8. Subsidiary/Subsidiaries hereby assign(s) the Post-Cartel Subsidiary’s Claims to Parent.
9. Parent acknowledges the assignment of the Post Cartel Subsidiary’s Claims under Article 8 and hereby reassigns the Post-Cartel Subsidiary’s Claims to Equilib.
10. Parent hereby assigns the Post-Cartel Parent’s Claims to Equilib.
Mandate and power of attorney
11. Subsidiary/Subsidiaries and Parent hereby mandate Equilib pursuant to Articles 7:414 Dutch Civil Code to perform all that is legally necessary or desirable in order to find compensation for the Post-Cartel Subsidiary’s Claims and the Post-Cartel Parent’s Claims, including, but not limited to, interrupting the applicable limitation period and the filing of proceedings.
Governing law and jurisdiction
12. This Agreement shall be construed in accordance with the law of the Netherlands. (…)”.
2.23.
Het door Equilib overgelegde model “E3-Agreement supplementary assignment of rights - 00-07 AR - geen subsidiaries DEF” tussen de cedent (in het model aangeduid als ‘Company’) en Equilib (in het model aangeduid als ‘Equilib’) luidt, voor zover hier relevant:
“WHEREAS:
a. On 9 November 2010 the European Commission announced that it had rendered a decision that day (the “Decision”) in respect of a cartel (the “Cartel”) affecting air cargo services within the European Economic Area between December 1999 and the 14ͭ ͪ February 2006 (the “Cartel Period”) finding 14 airlines (the “Airlines”) guilty of illegal fixing of fuel and security surcharges (the “Cartel Conduct”). (…)
b. The Airlines include Air Canada, Air France, British Airways, Cargolux, Cathay Pacific Airways, Japan Airlines, KLM Airlines, LAN Chile, Lufthansa, Martinair, Qantas, SAS, Singapore Airlines and Swiss International Air Lines.
c. The Cartel Conduct infringes Articles 101 and/or 102 of the Treaty on the Functioning of the European Union and entitles companies affected to claim damages for the harm caused by it.
d. Pursuant to the Assignment of Rights Agreement, concluded on (…), the Company has assigned claims to Equilib for damages suffered in de period 2000-2007 as a result of the participation by the Airlines in the Cartel (the “Company’s Claims”).
e. The Company’s Claims form part of proceedings between Equilib and several members of the Cartel before the District Court of Amsterdam in the Netherlands.
f. Recent (preliminary) studies offer strong indications that the Cartel Conduct has caused further damage after the Cartel Period, through lingering effects in respect of the surchages from 15 February 2006 to the end of 2008 (the “Post-Cartel Period”). The Company has directly or indirectly (through freight forwarders) purchased air cargo services in the Post-Cartel Period (for inbound to, outbound from and internal flights within the EEA and Switzerland), and thus, as a result of the lingering effects of the Cartel Conduct, may have incurred further damages, for which the Company holds the Airlines both individually and jointly and severally liable. Any Post-Cartel Period claims from the Company vis-à-vis the Airlines in 2008 are hereinafter referred to as the “Post-Cartel Company Claims”.
g. The Company has agreed to reaffirm the previous assignment of the Company’s Claims and has also agreed to supplement this by assigning the Post-Cartel Company Claims, taking into account the same terms and conditions as set out in the Assignment of Rights Agreement as mentioned under recital d of this preamble;
h. The Company has also agreed to supplement the previous assignment of the Company’s Claims by assigning claims arising out of air cargo services it has directly or indirectly (through freight forwarders) purchased in December 1999 for inbound to, outbound from and internal flights within the EEA and Switzerland (“December 1999 Company Claims”);
i. The Company also provides a mandate (“Last”) under Articles 7:414 Dutch Civil Code to Equilib to do all that is deemed legally necessary or desirable to find compensation for the Company’s Claims and to supplement this mandate with the mandate to Equilib to perform all that is legally necessary or desirable in order to find compensation for the Post-Cartel Company Claims and the December 1999 Company Claims, including, but not limited to, interrupting the applicable limitation period and the filing of proceedings;
(…)
THE COMPANY AND EQUILIB AGREE AS FOLLOWS
Reaffirmation
1. The Company reaffirms the assignment of the Company’s Claims to Equilib.
Post-Cartel Company And December 1999 Claims
Legal title
2. The Company agrees that it assigns the Post-Cartel Company Claims to Equilib, on the same terms and conditions as set out in the Assignment of Rights mentioned under recital d of the preamble to this Agreement.
3. The Company agrees that it assigns the December 1999 Company Claims to Equilib, on the same terms and conditions as set out in the Assignment of Rights mentioned under recital d of the preamble to this Agreement.
Assignments
4. The Company hereby assigns the Post-Cartel Company Claims to Equilib.
5. The Company hereby assigns the December 1999 Claims to Equilib.
Mandate
1. The Company hereby mandates Equilib pursuant to Article 7:414 Dutch Civil Code to perform all that is legally necessary or desirable in order to find compensation for the Post-Cartel Company Claims and the December 1999 Claims, including, but not limited to, interrupting the applicable limitation period and the filing of proceedings.
Governing law and jurisdiction
2. This Agreement shall be construed in accordance with and governed by the law of the Netherlands. (…)”.
2.24.
Het door Equilib overgelegde model “E4 - Agreement supplementary assignment of rights - 00-07 AR - met subsidiaries DEF” tussen de dochtermaatschappij(en) (in het model aangeduid als ‘Subsidiary/Subsidiaries’), de moedermaatschappij (in het model aangeduid als ‘Parent’) en Equilib (in het model aangeduid als ‘Equilib’) luidt, voor zover hier relevant:
“WHEREAS:
a. On 9 November 2010 the European Commission announced that it had rendered a decision that day (the “Decision”) in respect of a cartel (the “Cartel”) affecting air cargo services within the European Economic Area between December 1999 and the 14ͭ ͪ February 2006 (“the Cartel Period”) finding 14 airlines (the “Airlines”) guilty of illegal fixing of fuel and security surcharges (“the Cartel Conduct”). (…)
b. The Airlines include Air Canada, Air France, British Airways, Cargolux, Cathay Pacific Airways, Japan Airlines, KLM Airlines, LAN Chile, Lufthansa, Martinair, Qantas, SAS, Singapore Airlines and Swiss International Air Lines.
c. The Cartel Conduct infringes Articles 101 and/or 102 of the Treaty on the Functioning of the European Union and entitles companies affected to claim damages for the harm caused by it.
d. Subsidiary/Subsidiaries has/have already assigned the Subsidiary’s Claims (as defined in the Intragroup Assignment And Mandate Agreement, concluded on (…)) to Parent for damages suffered in the period 2000-2007 as a result of the participation by the Airlines in the Cartel.
e. Pursuant to the Assignment from Parent to Equilib, concluded on (…), the Parent has (re)assigned the Subsidiary’s Claims to Equilib.
f. Pursuant to the Assignment of Rights Agreement, concluded on (…), the Parent has assigned its own claims similar to the Subsidiary’s Claims to Equilib (the “Parent’s Claims”). g. The Subsidiary’s Claims and the Parent’s Claims form part of proceedings between Equilib and several members of the Cartel before the District Court of Amsterdam, the Netherlands.
h. Recent (preliminary) studies offer strong indications that the Cartel Conduct has caused further damage after the Cartel Period, through lingering effects in respect of the surchages from 15 February 2006 to the end of 2008 (the “Post-Cartel Period”). Parent and Subsidiary/Subsidiaries have directly or indirectly (through freight forwarders) purchased air cargo services in the Post-Cartel Period (for inbound to, outbound from and internal flights within the EEA), and thus, as a result of the lingering effects of the Cartel Conduct, may have incurred further damages, for which the Parent and Subsidiary/Subsidiaries hold the Airlines both individually, and jointly and severally liable. Any Post-Cartel Period claims from Parent vis-à-vis the Airlines are hereinafter referred to as the “Post-Cartel Parent’s Claims”. Any Post-Cartel Period claims from Subsidiary/Subsidiaries vis-à-vis the Airlines are hereinafter referred to as the “Post Cartel Subsidiary’s Claims”.
i. Subsidiary/Subsidiaries and Parent have agreed to reaffirm the previous assignment of the Subsidiary’s Claims from Subsidiary/Subsidiaries to Parent and have also agreed to supplement this assignment of the Subsidiary’s Claims with the Post-Cartel Subsidiary’s Claims, taking into account the same terms and conditions as set out in the Intragroup Assignment And Mandate Agreement as mentioned under recital d of this preamble.
j. The Subsidiary/Subsidiaries has/have also agreed to supplement the previous assignment of the Subsidiary’s Claims by assigning to the Parent claims arising out of air cargo services directly or indirectly (through freight forwarders) purchased in December 1999 by the Subsidiary/Subsidiaries on inbound to, outbound from and internal flights within the EEA and Switzerland (“December 1999 Subsidiary Claims”);
k. Parent and Equilib have agreed to reaffirm the previous assignment of the Subsidiary’s Claims from Parent to Equilib and have also agreed to supplement this with the reassignment of the Post-Cartel Subsidiary’s Claims and the December 1999 Subsidiary Claims, taking into account the same terms and conditions as set out in the Assignment from Parent to Equilib mentioned under recital e of this preamble;
l. The Parent and Equilib have also agreed to reaffirm the previous assignment of the Parent’s Claims from Parent to Equilib and to supplement the previous assignment of the Parent’s Claims with the assignment of het Post-Cartel Parent’s Claims and the claims arising out of air cargo services it has directly or indirectly (through freight forwarders) purchased in December 1999 for inbound to, outbound from and internal flights within the EEA and Switzerland (“December 1999 Parent Claims”), taking into account the same terms and conditions as set out in the Assignment of Rights Agreement as mentioned under recital f of this preamble;
m. Subsidiary/Subsidiaries has/have agreed to reaffirm the mandate (“Last”) under Articles 7:414 Dutch Civil Code, granted by Subsidiary/Subsidiaries to Equilib, to do all that is deemed legally necessary or desirable to find compensation for the Subsidiary’s Claims and to supplement this mandate with the mandate to Equilib to perform all that is legally necessary or desirable in order to find compensation for the Post-Cartel Subsidiary’s Claims and the December 1999 Subsidiary Claims, including, but not limited to, interrupting the applicable limitation period and the filing of proceedings; (…)
SUBSIDIARY’S/SUBSIDIARIES, PARENT AND EQUILIB AGREE AS FOLLOWS
Reaffirmations
1. Subsidiary/Subsidiaries and Parent reaffirm the assignment of the Subsidiary’s Claims from Subsidiary/Subsidiaries to Parent.
2. Parent and Equilib reaffirm the reassignment of the Subsidiary’s Claims from Parent to Equilib.
3. Parent and Equilib reaffirm the assignment of the Parent’s Claims from Parent to Equilib.
4. Subsidiary/Subsidiaries reaffirm(s) the mandate (“Last”) under Articles 7:414 Dutch Civil Code, granted by Subsidiary/Subsidiaries to Equilib, to do all that is deemed legally necessary or desirable to find compensation for the Subsidiary’s Claims.
Post-Cartel And December 1999 Claims
Legal title
5. Subsidiary/Subsidiaries and Parent agree that Subsidiary/Subsidiaries assign(s) the Post-Cartel Subsidiary’s Claims and the December 1999 Subsidiary Claims to Parent, on the same terms and conditions as set out in the Intragroup Assignment And Mandate Agreement mentioned under recital d of the preamble to this Agreement;
6. Parent and Equilib agree that Parent reassigns the Post-Cartel Subsidiary’s Claims and the December 1999 Subsidiary Claims to Equilib, on the same terms and conditions as set out in the Assignment from Parent to Equilib mentioned under recital e of the preamble to this Agreement.
7. Parent and Equilib agree that Parent assigns the Post-Cartel Parent’s Claims and the December 1999 Parent’s Claims to Equilib, on the same terms and conditions as set out in the Assignment of Rights Agreement mentioned under recital f of the preamble to this Agreement.
(Re)assignments
8. Subsidiary/Subsidiaries hereby assign(s) the Post-Cartel Subsidiary Claims and the December 1999 Subsidiary Claims to Parent.
9. Parent acknowledges the assignment of the Post Cartel Subsidiary’s Claims and the December 1999 Subsidiary Claims and hereby reassigns the Post-Cartel Subsidiary’s Claims and the December 1999 Subsidiary Claims to Equilib.
10. Parent hereby assigns the Post-Cartel Parent’s Claims and the December 1999 Parent Claims to Equilib.
Mandate
11. Subsidiary/Subsidiaries and Parent hereby mandate Equilib pursuant to Articles 7:414 Dutch Civil Code to perform all that is legally necessary or desirable in order to find compensation for the Post-Cartel Subsidiary Claims, the December 1999 Subsidiary Claims, the Post-Cartel Parent’s Claims and the December 1999 Parent Claims, including, but not limited to, interrupting the applicable limitation period and the filing of proceedings.
Governing law and jurisdiction
12. This Agreement shall be construed in accordance with and governed by the law of the Netherlands. (…)”.
2.25.
Het door Equilib overgelegde model “E5 - Agreement supplementary assignment of rights - 00-07 AR - subsidiaries met 99-06 DEF” tussen de dochtermaatschappij(en) (in het model aangeduid als ‘Subsidiary/Subsidiaries’), de moedermaatschappij (in het model aangeduid als ‘Parent’) en Equilib (in het model aangeduid als ‘Equilib’) luidt als volgt:
“WHEREAS:
a. On 9 November 2010 the European Commission announced that it had rendered a decision that day (the “Decision”) in respect of a cartel (the “Cartel”) affecting air cargo services within the European Economic Area between December 1999 and the 14ͭ ͪ February 2006 (“the Cartel Period”) finding 14 airlines (the “Airlines”) guilty of illegal fixing of fuel and security surcharges (“the Cartel Conduct”). (…)
b. The Airlines include Air Canada, Air France, British Airways, Cargolux, Cathay Pacific Airways, Japan Airlines, KLM Airlines, LAN Chile, Lufthansa, Martinair, Qantas, SAS, Singapore Airlines and Swiss International Air Lines.
c. The Cartel Conduct infringes Articles 101 and/or 102 of the Treaty on the Functioning of the European Union and entitles companies affected to claim damages for the harm caused by it.
d. Subsidiary/Subsidiaries has/have already assigned the Subsidiary’s Claims (as defined in the Intragroup Assignment And Mandate Agreement, concluded on (…)) to Parent.
e. Pursuant to the Assignment from Parent to Equilib, concluded on (…), the Parent has (re)assigned the Subsidiary’s Claims to Equilib, with the exception of claims for damages arising out of air cargo services directly of indirectly (through freight forwarders) purchased in December 1999 by the Subsidiary/Subsidiaries on inbound to, outbound from and internal flights within the EEA and Switzerland (“December 1999 Subsidiary Claims”).
f. Pursuant to the Assignment of Rights Agreement, concluded on (…), the Parent has assigned its own claims for damages arising out of air cargo services directly or indirectly (through freight forwarders) purchased in the period 2000-2007 by the Parent on inbound to, outbound from and internal flights within the EEA and Switzerland (the “Parent’s Claims”).
g. The Subsidiary’s Claims with the exception of the December 1999 Subsidiary Claims and the Parent’s Claims form part of proceedings between Equilib and several members of the Cartel before the District Court of Amsterdam, the Netherlands.
h. Recent (preliminary) studies offer strong indications that the Cartel Conduct has caused further damage after the Cartel Period, through lingering effects in respect of the surchages from 15 February 2006 to the end of 2008 (the “Post-Cartel Period”). Parent and Subsidiary/Subsidiaries have directly or indirectly (through freight forwarders) purchased air cargo services in the Post-Cartel Period (for inbound to, outbound from and internal flights within the EEA), and thus, as a result of the lingering effects of the Cartel Conduct, may have incurred further damages, for which the Parent and the Subsidiary/Subsidiaries hold the Airlines both individually and jointly and severally liable. Any Post-Cartel Period claims from Parent vis-à-vis the Airlines are hereinafter referred to as the “Post-Cartel Parent’s Claims”. Any Post-Cartel Period claims from Subsidiary’s/Subsidiaries vis-à-vis the Airlines are hereinafter referred to as the “Post Cartel Subsidiary’s Claims”.
i. Subsidiary/Subsidiaries and Parent have agreed to reaffirm the previous assignment of the Subsidiary’s Claims from Subsidiary/Subsidiaries to Parent and have also agreed to supplement this by assigning the Post-Cartel Subsidiary’s Claims, taking into account the same terms and conditions as set out in the Intragroup Assignment And Mandate Agreement mentioned under recital d of this preamble;
j. Parent and Equilib have agreed to reaffirm the previous reassignment of the Subsidiary’s Claims with the exception of the December 1999 Subsidiary Claims from Parent to Equilib and have also agreed to supplement this with the reassignment of the Post-Cartel Subsidiary’s Claims and the December 1999 Subsidiary Claims, taking into account the same terms and conditions as set out in the Assignment from Parent to Equilib mentioned under recital e of this preamble;
k. The Parent and Equilib have also agreed to reaffirm the previous assignment of the Parent’s Claims from Parent to Equilib and to supplement the previous assignment of the Parent’s Claims with the assignment of het Post-Cartel Parent’s Claims (to the extent not already assigned) and the claims arising out of air cargo services it has directly or indirectly (through freight forwarders) purchased in December 1999 for inbound to, outbound from and internal flights within the EEA and Switzerland (“December 1999 Parent Claims”), taking into account the same terms and conditions as set out in the Assignment of Rights Agreement as mentioned under recital f of this preamble;
l. Subsidiary/Subsidiaries has/have agreed to reaffirm the mandate (“Last”) under Articles 7:414 Dutch Civil Code, granted by Subsidiary/Subsidiaries to Equilib, to do all that is deemed legally necessary or desirable to find compensation for the Subsidiary’s Claims and to supplement this mandate with the mandate to Equilib to perform all that is legally necessary or desirable in order to find compensation for the Post-Cartel Subsidiary’s Claims, including, but not limited to, interrupting the applicable limitation period and the filing of proceedings;
(…)
SUBSIDIARY/SUBSIDIARIES, PARENT AND EQUILIB AGREE AS FOLLOWS
Reaffirmations
1. Subsidiary/Subsidiaries and Parent reaffirm the assignment of the Subsidiary’s Claims from Subsidiary/Subsidiaries to Parent.
2. Parent and Equilib reaffirm the reassignment of the Subsidiary’s Claims with the exception of the December 1999 Subsidiary Claims from Parent to Equilib.
3. Parent and Equilib reaffirm the assignment of the Parent’s Claims from Parent to Equilib.
4. Subsidiary/Subsidiaries reaffirm(s) (…) the mandate (“Last”) under Articles 7:414 Dutch Civil Code, granted by Subsidiary/Subsidiaries to Equilib, to do all that is deemed legally necessary or desirable to find compensation for the Subsidiary’s Claims
Post-Cartel and December 1999 Claims
Legal title
5. Subsidiary/Subsidiaries and Parent agree that Subsidiary/Subsidiaries assign(s) the Post-Cartel Subsidiary’s Claims to Parent, on the same terms and conditions as set out in the Intragroup Assignment And Mandate Agreement mentioned under recital d of the preamble to this Agreement;
6. Parent and Equilib agree that Parent reassigns the Post-Cartel Subsidiary’s Claims and the December 1999 Subsidiary Claims to Equilib, on the same terms and conditions as set out in the Assignment from Parent to Equilib mentioned under recital e of the preamble to this Agreement.
7. Parent and Equilib agree that Parent assigns the Post-Cartel Parent’s Claims and the December 1999 Parent’s Claims to Equilib, on the same terms and conditions as set out in the Assignment of Rights Agreement mentioned under recital f of the preamble to this Agreement.
(Re)assignments
8. Subsidiary/Subsidiaries hereby assign(s) the Post-Cartel Subsidiary Claims to Parent.
9. Parent acknowledges the assignment of the Post Cartel Subsidiary’s Claims and hereby reassigns the Post Cartel Subsidiary’s Claims and the December 1999 Subsidiary Claims to Equilib.
10. Parent hereby assigns the Post-Cartel Parent’s Claims (to the extent not already assigned) and the December 1999 Parent Claims to Equilib.
Mandate and power of attorney
11. Subsidiary/Subsidiaries and Parent hereby mandate Equilib pursuant to Articles 7:414 Dutch Civil Code to perform all that is legally necessary or desirable in order to find compensation for the Post-Cartel Subsidiary Claims, the Post-Cartel Parent’s Claims and the December 1999 Parent Claims, including, but not limited to, interrupting the applicable limitation period and the filing of proceedings.
Governing law and jurisdiction
12. This Agreement shall be construed in accordance with and governed by the law of the Netherlands. (…)”.
2.26.
Verder heeft Equilib documentatie (‘Annexen’ of ‘Proof of Authority’ (PoA)) in het geding gebracht ter onderbouwing van de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de personen die de cessiedocumentatie namens de cedenten hebben ondertekend (hierna ook: de bevoegdheidsdocumentatie).
2.27.
De op 30 september 2016 door A. Casanova (CEO) en C. Figueiredo (General Counsel & Company Secretary) namens cedent Unilever Jerónimo Martins LDA ondertekende ‘Annex’ luidt bijvoorbeeld als volgt:
“(…) Statement
The undersigned hereby confirm(s) that Unilever Jerónimo Martins LDA has been bound by the agreement(s) and assignment(s) listed under “Agreement(s) and Assignment(s)” from the date of their execution as set out therein and Unilever Jerónimo Martins LDA wishes to remain bound by these agreement(s) and assignment(s).
Agreement(s) and Assignment(s)
- -
Supplementary assignment of rights agreement between Equilib, Unilever PLC/Unilever N.V. and Unilever Jerónimo Martins LDA.
- -
Assignment from subsidiary to parent between Unilever PLC/Unilever N.V. and Unilever Jerónimo Martins LDA.
- -
Intragroup assignment and mandate agreement between Equilib, Unilever PLC/Unilever N.V. and Unilever Jerónimo Martins LDA.”
3. Het geschil
3.1.
Equilib vordert, na vermeerderingen en vermindering van eis, kort weergegeven, om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. te verklaren voor recht dat de luchtvaartmaatschappijen door deelname aan het kartel naar het van toepassing zijnde recht aansprakelijk zijn uit hoofde van toerekenbaar onrechtmatig handelen jegens de shippers vermeld in productie 3 bij akte van 9 november 2016;
II. te verklaren voor recht dat de luchtvaartmaatschappijen hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die deze shippers hebben geleden als gevolg van het handelen als bedoeld in de verklaringen voor recht onder I;
III. de luchtvaartmaatschappijen hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan Equilib van een volledige vergoeding (inclusief wettelijke rente) van de schade die deze shippers hebben geleden als gevolg van het handelen als bedoeld in de verklaringen voor recht onder I, nader op te maken bij staat;
IV. de luchtvaartmaatschappijen hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
De luchtvaartmaatschappijen voeren verweer.
4. De beoordeling
4.1.
Zoals met partijen is afgesproken, ligt in dit stadium slechts de rechtsgeldigheid van de cessies op grond van het cessiestatuut ter beoordeling voor. Niet in geschil is dat het cessiestatuut het in de cessieovereenkomsten gekozen recht is.
4.2.
Equilib stelt dat de shippers die zijn vermeld op de door haar als productie 3 bij akte van 9 november 2016 overgelegde lijst hun schadevergoedingsvorderingen ter zake van het kartel aan haar hebben overgedragen. De luchtvaartmaatschappijen betwisten dat (al) deze vorderingen aan Equilib zijn gecedeerd.
eisvermeerdering en vermindering van eis
4.3.
Tijdens de regiezitting van 22 juni 2016 is Equilib in de gelegenheid gesteld om uiterlijk tot 12 oktober 2016 haar eis te vermeerderen met schadevergoedingsvorderingen van (nieuwe) cedenten, onder overlegging van de relevante cessiedocumentatie. Voornoemde datum van 12 oktober 2016 is met instemming van partijen verlengd tot 9 november 2016. Bij akte van 9 november 2016 heeft Equilib haar eis vermeerderd met (i) zowel vorderingen die na de eisvermeerdering van 11 november 2015 aan haar zijn overgedragen als vorderingen die reeds vóór 11 november 2015 aan haar waren overgedragen, maar nog geen onderdeel uitmaakten van de onderhavige procedures. Voorts heeft Equilib, voor het geval de rechtbank tot het oordeel zou komen dat de vorderingen van 49 shippers reeds eerder naar Frans recht aan Equilib zijn overgedragen, zodat de door Equilib ingeroepen latere Nederlandsrechtelijke cessies van dezelfde vorderingen niet rechtsgeldig zijn, haar eis vermeerderd met (ii) de vorderingen die ingevolge Fransrechtelijke cessies aan haar zijn gecedeerd. Equilib heeft (in verband met deze onder (ii) genoemde eisvermeerdering) tevens de grondslag van haar eis vermeerderd met elke feitelijke en juridische grondslag waarvan de rechtbank op basis van het proces-verbaal van de zitting van 22 juni 2016 zou oordelen dat Equilib daarvan ter zitting afstand heeft gedaan.
4.4.
De luchtvaartmaatschappijen hebben in principe geen bezwaar tegen de hiervoor onder (i) genoemde eisvermeerdering, anders dan de inhoudelijke bezwaren tegen de cessies die hierna worden besproken, zodat die eisvermeerdering zal worden toegestaan. Zij hebben wel bezwaar gemaakt tegen de onder (ii) genoemde eisvermeerdering met betrekking tot de Fransrechtelijke cessies. De luchtvaartmaatschappijen beroepen zich daartoe op het proces-verbaal van de regiezitting van 22 juni 2016 waarin is vermeld: “Equilib deed ter zitting afstand van haar recht zich op cessiedocumentatie te beroepen waarop volgens het cessiestatuut Frans recht van toepassing is.”
4.5.
Equilib heeft de onder (ii) genoemde eisvermeerdering als volgt toegelicht. Aanvankelijk werd beoogd om in Frankrijk te procederen en om die reden zijn in de beginfase de cessieovereenkomsten naar Frans recht opgesteld. Toen duidelijk was dat deze procedure in Nederland zou worden gevoerd, zijn de Fransrechtelijke cessieovereenkomsten vervangen door Nederlandsrechtelijke cessieovereenkomsten. Alle shippers die indertijd een Fransrechtelijke cessieovereenkomst hadden gesloten met Equilib hebben nadien een Nederlandse cessieovereenkomst met Equilib gesloten, met uitzondering van SAS La Goele (die geen separate tweede cessieovereenkomst naar Nederlands recht heeft getekend maar een addendum op de eerste cessieovereenkomst naar Frans recht waarin de rechtskeuze voor Frans recht is vervangen door een rechtskeuze voor Nederlands recht). Tussen deze shippers en Equilib bestond wilsovereenstemming dat de Nederlandsrechtelijke cessies zouden worden geëffectueerd en dat alleen van die cessies mededeling zou worden gedaan aan de luchtvaartmaatschappijen. Naar Frans recht stond het partijen vrij om de Fransrechtelijke cessies in te trekken en te vervangen door de Nederlandsrechtelijke cessies, nu van de Fransrechtelijke cessies geen mededeling was gedaan aan de debiteur. Zelfs wanneer de Fransrechtelijke cessies ten tijde van het doen van de mededeling nog hadden bestaan, dan heeft de nieuwe Nederlandsrechtelijke cessie tot de overdracht van de vorderingen geleid nu daarvan mededeling is gedaan. Equilib beroept zich in dit verband op een uitspraak van de Cour de Cassation, Chambre Commerciale, 19 mars 1980, n° 78-11672, waaruit volgt dat in geval van een eerdere en een latere cessie van dezelfde vordering aan verschillende cessionarissen, de cessionaris die als eerste mededeling aan de debiteur doet (op de in artikel 1690 Code Civil voorgeschreven wijze) rechthebbende op de vordering (en daarmee op betaling) is.
4.6.
Met Equilib is de rechtbank van oordeel dat het de cedent en cessionaris naar Frans recht vrijstond om, zolang nog geen mededeling/betekening (conform artikel 1690 Code Civil) van de Fransrechtelijke cessies aan de debiteur had plaatsgevonden, de Fransrechtelijke cessieovereenkomst met wederzijds goedvinden volledig in te trekken en te vervangen door een Nederlandsrechtelijke cessieovereenkomst. Zolang immers geen mededeling van de cessie is gedaan, kan de cessie niet aan derden (waaronder de debiteur) worden tegengeworpen én kunnen derden die cessie ook niet inroepen. Een dergelijke intrekking doet de cessieovereenkomst met terugwerkende kracht tenietgaan en brengt partijen terug in de positie van voor het sluiten van de cessieovereenkomst (Cour de Cassation, Chambre Commerciale, 14 décembre 2010, n° 09-71.610). Equilib heeft voldoende toegelicht dat, nu dezelfde partijen een nieuwe Nederlandsrechtelijke cessieovereenkomst betreffende dezelfde vordering(en) zijn aangegaan, hun wilsovereen-stemming er (stilzwijgend) op was gericht om de Fransrechtelijke cessieovereenkomst geheel te laten vervallen. Dit blijkt ook uit het feit dat de Nederlandsrechtelijke cessieovereenkomsten (op de rechts- en forumkeuze na) volledig indentiek zijn aan de Fransrechtelijke cessieovereenkomsten en uit het feit dat in de (latere) Nederlandsrechtelijke cessieovereenkomsten een ‘entire agreement clause’ (artikel 13) is opgenomen.
4.7.
De luchtvaartmaatschappijen hebben onbetwist gesteld dat ten aanzien van twee shippers (Lachiaille-Bratigny S.A.S en Oudendijk Import B.V.) de Fransrechtelijke cessies reeds waren voltooid voordat de Nederlandsrechtelijke cessieovereenkomsten met deze shippers zijn aangegaan. Ook volgens de eigen stellingen van Equilib konden dezelfde vorderingen in die situatie niet nogmaals naar Nederlands recht worden gecedeerd.
4.8.
Tussen partijen is in geschil of Equilib tijdens de regiezitting van 22 juni 2016 afstand heeft gedaan van het recht om zich op cessiedocumentatie te beroepen waarop volgens het cessiestatuut Frans recht van toepassing is, zoals is opgenomen in het definitieve, na goedkeuring van partijen, vastgestelde proces-verbaal van die zitting.
Of Equilib ter zitting afstand heeft gedaan van enig recht kan naar het oordeel van de rechtbank in het midden blijven. Hiertoe wordt het volgende overwogen. De procedure Equilib I is aangevangen in 2010. Vanaf het eerste moment heeft Equilib in zowel Equilib I als in Equilib II gesteld dat alle vorderingen door middel van Nederlandsrechtelijke cessies aan haar zijn gecedeerd en in beide procedures heeft zij tot 9 november 2016 ook slechts mededeling gedaan van de Nederlandsrechtelijke cessies. Sinds in ieder geval begin 2015 is voorts de vraag of de vorderingen rechtsgeldig aan Equilib zijn gecedeerd een van de belangrijkste onderwerpen in de procedures geweest en het was ook het belangrijkste agendapunt tijdens de regiezitting. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het gelet op deze omstandigheden in strijd zou zijn met de goede procesorde om Equilib thans alsnog – met een beroep op de Fransrechtelijke cessies – de hiervoor onder (ii) genoemde eiswijziging toe te staan betreffende de twee onder 4.7 genoemde shippers en dat in dat verband niet van belang is wat zijdens Equilib tijdens de regiezitting precies is verklaard.
4.9.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat zolang niet was voldaan aan de formaliteiten van artikel 1690 Code Civil (en nog geen mededeling/betekening van de cessie aan de debiteur had plaatsgevonden), er niets aan in de weg stond dat de overige 47 shippers die in het verleden Fransrechtelijke cessieovereenkomsten hebben getekend, met Equilib afwijkende nieuwe afspraken maakten, zodat zij hun vorderingen alsnog naar Nederlands recht konden cederen. De voorwaarde waaronder de hiervoor onder (ii) genoemde eiswijziging is ingesteld, is derhalve in zoverre niet vervuld, zodat voor het overige niet behoeft te worden beslist over de toelaatbaarheid van deze eiswijziging.
4.10.
De vermeerderingen en vermindering van eis door Equilib hebben tot gevolg dat onderwerp van de procedures Equilib I en Equilib II zijn de vorderingen van de shippers die zijn genoemd in productie 3 bij akte van 9 november 2016 van Equilib, met uitzondering van Lachiaille-Bratigny S.A.S en Oudendijk Import B.V. (deze ‘overgebleven’ shippers worden hierna ‘de shippers’ genoemd). Zoals hiervoor onder 4.1 is overwogen, ligt thans de vraag voor of de shippers hun vorderingen naar het cessiestatuut (Nederlands recht) rechtsgeldig aan Equilib hebben gecedeerd.
algemeen – stelplicht/bewijslast
4.11.
Equilib heeft in de dagvaarding slechts gesteld dat de shippers hun vorderingen op de luchtvaartmaatschappijen aan haar hebben overgedragen. Gelet op deze blote stelling konden de luchtvaartmaatschappijen bij antwoord volstaan met de blote betwisting van die overdracht, te meer nu de shippers niet zelf mededeling van de (gepretendeerde) cessies hebben gedaan aan de luchtvaartmaatschappijen. In hun conclusies van antwoord hebben de luchtvaartmaatschappijen overigens de rechtsgeldigheid van de cessies niet alleen (bloot) betwist, maar tevens (met verwijzing naar voorbeelden) gesteld dat niet voor alle shippers cessiedocumentatie in het geding is gebracht, dat de wél in het geding gebrachte cessie-documentatie dikwijls onvolledig is en dat aan de in het geding gebrachte cessie-documentatie een aantal (concrete en juridische) gebreken kleven.
4.12.
Vervolgens heeft de rechtbank Equilib tijdens de regiezitting van 22 juni 2016 belast met het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat de vorderingen die zij in deze procedure instelt daadwerkelijk aan haar zijn gecedeerd en dat Equilib dus de rechthebbende is op die vorderingen. Dat die bewijslast op Equilib rust, volgt ook uit het arrest van de Hoge Raad van 9 februari 1939, NJ 1939, 865 (Woldijk/Nijman), waarin is overwogen, voor zover hier relevant:
“dat toch het Burgerlijk Wetboek nergens bepaalt, dat de schuldenaar verplicht zou zijn, zijn schuld te voldoen aan iemand, die, al moge hij de schijn wekken gemachtigde te zijn, in waarheid geen eigenaar van de vordering of – wat in andere woorden hetzelfde gezegd is – geen schuldeiser geworden is; (…)
ook al kon Woldijk [cessionaris, rb] volstaan met bij dagvaarding enkel de cessie te stellen, hij, na het verweer dat een rechtsgeldige oorzaak van de overdracht ontbrak, ingevolge art. 1902 [de voorloper van artikel 150 Rv, rb] de aanwezigheid daarvan, zijnde een voorwaarde voor het ontstaan van zijn recht, had te bewijzen. (…)”.
4.13.
Ook de goede procesorde vergt dat zowel voor de luchtvaartmaatschappijen als voor de rechtbank de omvang van het geschil duidelijk is. Van een professioneel ‘litigation vehicle’ als Equilib mag worden verwacht dat zij kan aantonen welke vorderingen aan haar zijn overgedragen en dat zij daadwerkelijk rechthebbende is op die vorderingen.
Equilib kiest – om haar moverende, begrijpelijke en op zich legitieme redenen – (op commerciële basis) voor deze manier van procederen. De luchtvaartmaatschappijen mogen door deze wijze van procederen echter niet in een slechtere positie komen te verkeren dan wanneer zij rechtstreeks door de shippers (de cedenten van de vorderingen) zouden zijn aangesproken. De luchtvaartmaatschappijen moeten weten wie hun ‘eigenlijke’ wederpartijen zijn, mede omdat zij tegen Equilib de verweermiddelen moeten kunnen aanvoeren die zij tegen de cedenten (de shippers) hadden kunnen voeren
(vgl. HR 27 november 2009 (World Online), ECLI:NL:HR:2009:BH2162).
4.14.
De rechtbank neemt tot uitgangspunt dat indien de in het geding gebrachte documentatie per shipper bevat: (i) de cessieovereenkomst (titel) en (ii) de akte van cessie, en (iii) duidelijk is dat die zijn getekend/verstrekt door de cedent, in voldoende mate vaststaat dat Equilib rechthebbende op de vorderingen is, tenzij er concrete aanwijzingen zijn, aan te dragen door de luchtvaartmaatschappijen, dat desondanks geen rechtsgeldige cessie heeft plaatsgevonden.
Daarbij is van belang dat de debitor cessus (en de rechtbank) op basis van de documentatie kan vaststellen dat de cedent en cessionaris daadwerkelijk hebben beoogd om de vordering(en) over te dragen. Verder is relevant dat zowel de cessieovereenkomst als de akte van cessie tot stand zijn gekomen vóór de mededeling van de cessie, want pas met de mededeling is de levering van de vordering voltooid (artikel 3:94 lid 1 BW). Niet juist is evenwel – anders dan de luchtvaartmaatschappijen hebben betoogd – dat van een geldige cessie geen sprake kan zijn als eerst de akte van cessie is getekend en pas daarna de titel in een document (cessieovereenkomst) is vastgelegd.
4.15.
Weliswaar is het verstrekken van de cessiedocumentatie geen voorwaarde voor de geldigheid van de cessie (vgl. artikel 3:94 lid 4 BW), maar dat betekent niet dat Equilib niet gehouden is aan te tonen dat de vorderingen die zij in deze procedure instelt daadwerkelijk aan haar zijn overgedragen, met andere woorden dat zij rechthebbende is op die vorderingen. Dit geldt te meer in gevallen als de onderhavige waar de mededeling is gedaan door de cessionaris en niet door de cedent. Dan is voorzichtigheid op zijn plaats, zoals de luchtvaartmaatschappijen terecht betogen. Het ligt evenwel op de weg van de luchtvaartmaatschappijen om concreet te betwisten dat de cessies rechtsgeldig hebben plaatsgevonden. Zij zullen met concrete aanwijzingen moeten komen dat de cedent niet rechtsgeldig is vertegenwoordigd, de cessie niet heeft gewild, dan wel dat de cessie om een andere reden geen rechtsgevolg heeft gehad.
de cessiedocumentatie
4.16.
Tussen partijen is niet in geschil dat voor alle shippers cessiedocumentatie is overgelegd. Tevens is niet in geschil dat tussen de cedenten en de cessionaris (Equilib) gebruik is gemaakt van de onder de feiten opgenomen cessiedocumentatie. Thans moet worden onderzocht in hoeverre deze documentatie dusdanige gebreken vertoont dat geen sprake kan zijn van een rechtsgeldige cessie, zoals door de luchtvaartmaatschappijen wordt gesteld.
4.17.
De rechtbank stelt vast dat niet gesteld of gebleken is dat de cessiedocumentatie valselijk is opgemaakt dan wel dat de daarop geplaatste handtekeningen niet echt zijn.
4.18.
De luchtvaartmaatschappijen voeren aan dat in het algemeen niet is voldaan aan de vereisten voor een rechtsgeldige overdracht van de vorderingen omdat:
( i) de over te dragen vorderingen in de akten van cessie niet met voldoende bepaaldheid zijn omschreven;
(ii) de cessies in strijd zijn met het fiduciaverbod (artikel 3:84 lid 3 BW);
(iii) de cessies in strijd zijn met de openbare orde/goede zeden.
(i) voldoende bepaalbaar?
4.19.
De luchtvaartmaatschappijen voeren aan dat de cessies ongeldig zijn omdat de over te dragen vorderingen in de akten van cessie (dus op het tijdstip van de levering) niet met voldoende bepaaldheid zijn omschreven.
4.20.
De rechtbank stelt voorop dat voor het overdragen van een vordering op naam
vereist, maar ook voldoende, is dat de desbetreffende akte zodanige gegevens bevat dat in
de relatie tussen de cedent en de cessionaris, eventueel achteraf, aan de hand daarvan kan
worden vastgesteld om welke vorderingen het gaat. De vraag hoe specifiek die gegevens dienen te zijn, moet worden beantwoord aan de hand van de omstandigheden van het geval (HR 3 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BT6947).
4.21.
In de cessieovereenkomsten/leveringsakten (Assignment of Rights Agreements) tussen de shippers (al dan niet moedermaatschappijen) en Equilib worden de overgedragen vorderingen gedefinieerd. Hetzelfde geldt voor de leveringsakten tussen de dochtermaat-schappijen en de moedermaatschappijen (Assignments from Subsidiary to Parent) en de leveringsakten tussen de moedermaatschappijen en Equilib (Assignments from Parent to Equilib). Uit de omschrijvingen in de preambules van de diverse modellen (zie hiervoor onder 2.9 tot en met 2.11 en 2.15 tot en met 2.20) blijkt naar het oordeel van de rechtbank voldoende duidelijk dat het gaat om vorderingen van de shippers tot vergoeding van alle schade als gevolg van het kartel. In de zojuist bedoelde leveringsakten wordt bovendien verwezen naar de Intragroup Assignment and Mandate Agreements, zodat de leveringsakten voldoende gegevens bevatten om vast te stellen om welke vorderingen het gaat. Dat op een beperkt deel van de leveringsakten is nagelaten om de datum van de betreffende Intragroup Assignment and Mandate Agreement in te vullen, zoals de luchtvaartmaatschappijen betogen, maakt dit niet anders, nu er maar één overeenkomst kan zijn waarnaar wordt verwezen en bovendien evident is welke overeenkomst dat is. Voor zover de Commissie in haar nieuwe besluit heeft vastgesteld dat sprake is van een kartel, is voor een ieder voorts voldoende duidelijk dat het om hetzelfde kartel gaat als in het oude besluit. Verder is in de ‘Supplementary Assignment of Rights Agreements’ in een groot aantal gevallen de scope en omvang van de overgedragen vorderingen ook nog eens bevestigd. Anders dan de luchtvaartmaatschappijen betogen, betekent dit niet dat de vorderingen op het tijdstip van de levering onvoldoende bepaald waren. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het gaat om vorderingen uit onrechtmatige daad uit hoofde van een kartel (waarvan de omvang en duur voor de kartelleden wél en voor de shippers niet kenbaar was). Het standpunt van de luchtvaartmaatschappijen komt er in feite op neer dat de shippers niet hun gehele schadevergoedingsvordering uit hoofde van het kartel hebben willen overdragen, maar onderdelen daarvan hebben uitgezonderd, hetgeen de rechtbank – bij gebreke van aanwijzigingen daarvoor – onaannemelijk voorkomt. Duidelijk is ook dat het gaat om vorderingen op alle in het besluit aangeduide leden van het kartel (als schuldenaren van de vorderingen). De akten van cessie bevatten derhalve voldoende gegevens om te kunnen vaststellen om welke vorderingen het gaat.
Anders dan de luchtvaartmaatschappijen betogen, is het voor de bepaalbaarheid van de gecedeerde vorderingen, te weten schadevergoedingsvorderingen die zijn gebaseerd op onrechtmatige daad (deelname aan een kartel), niet nodig dat (thans al) kan worden vastgesteld welke shippers welke vluchten (welke routes) hebben afgenomen.
(ii) fiduciaverbod
4.22.
De luchtvaartmaatschappijen voeren verder aan dat de cessies in strijd zijn met het fiduciaverbod (artikel 3:84 lid 3 BW).
4.23.
Artikel 3:84 lid 3 BW bepaalt dat een rechtshandeling die ten doel heeft een goed over te dragen tot zekerheid of die de strekking mist het goed na de overdracht in het vermogen van de verkrijger te doen vallen, geen geldige titel is voor overdracht van dat goed.
4.24.
Van strijd met het fiduciaverbod is geen sprake. Daarvoor is het volgende redengevend.
Allereerst kan, anders dan de luchtvaartmaatschappijen betogen, geen sprake zijn van een overdracht van vorderingen tot zekerheid, reeds omdat Equilib geen vorderingen heeft op de shippers waarvoor zij zekerheid zou wensen. Equilib is geen schuldeiser van de shippers; de shippers hebben juist aanspraken op Equilib ter zake van de (betaling van) de tegenprestatie voor de gecedeerde vorderingen. Equilib ontvangt immers uit hoofde van de gecedeerde vorderingen (indien zij in deze procedures succesvol is) betalingen. Gelet op haar afspraken met de cedenten geeft zij een percentage (minimaal 60% en maximaal 80%) van deze betalingen door aan de cedenten en behoudt zij de rest (als onderdeel van de koopprijs). Deze afspraak maakt de cessies niet strijdig met het fiduciaverbod. Ook de omstandigheid dat de eerste Australische directeur van Equilib, zoals de luchtvaartmaatschappijen hebben aangevoerd, het deel van de opbrengst dat aan Equilib toekomt, een keer ‘commission’ heeft genoemd, maakt niet dat het dat in juridische zin ook is.
Uit artikel 2 van de cessieovereenkomsten/leveringsakten (Assignments of Rights) tussen de shippers (al dan niet moedermaatschappij) en Equilib (zie 2.9 tot en met 2.11) volgt voorts dat deze strekken tot werkelijke overdracht van alle betrokken vorderingen. Uit deze overeenkomsten kan niet anders worden afgeleid dan dat de vorderingen krachtens verkoop op Equilib overgaan, waarna Equilib de alsdan tot haar vermogen behorende vorderingen zal gaan innen. Ook bevatten de overeenkomsten geen bepalingen op grond waarvan de vorderingen (bijvoorbeeld in geval van faillissement van Equilib) terugvallen in het vermogen van de cedent. Dat de cedent onder bepaalde voorwaarden een terugkooprecht heeft, bevestigt juist dat de overeenkomst ertoe strekt de vorderingen daadwerkelijk in het vermogen van Equilib te doen vallen.
Dat de koopprijs deels afhankelijk is van het resultaat van de onderhavige procedure doet rechtvaardigt geen ander oordeel. Anders dan de luchtvaartmaatschappijen stellen is van een wanverhouding tussen de waarde van het aandeel van Equilib (minimaal 20% en maximaal 40%) en de door Equilib gestelde waarde van de overgedragen vorderingen geen sprake. De waarde van de vorderingen materialiseert zich immers pas na het voeren van deze procedure, waarvan Equilib de kosten voor haar rekening neemt.
Het feit dat in sommige cessieovereenkomsten zekerheidshalve (mocht aan de cessie onverhoopt een gebrek kleven) lastgeving is overeengekomen, doet, zoals Equilib terecht stelt, evenmin af aan de intentie om de vorderingen te cederen en in het vermogen van Equilib te laten vallen. Ditzelfde geldt voor de beslissing van Equilib om de vorderingen van een aantal cedenten niet langer onderwerp te laten zijn van deze procedure. Het staat Equilib, zoals zij terecht stelt, als rechthebbende immers (juist) vrij om haar eigen afweging te maken of zij de aan haar gecedeerde vorderingen wil innen (of niet) en dat heeft zij gedaan.
(iii) strijd met openbare orde/goede zeden
4.25.
De luchtvaartmaatschappijen hebben in hun conclusie van dupliek betoogd dat de onderhavige vorderingen gezien de aard en het doel van Equilib als ‘litigation vehicle’ wegens strijd met de goede zeden en/of openbare orde niet aan hen kunnen worden tegengeworpen. Volgens de luchtvaartmaatschappijen moet het beroep op strijd met de goede zeden/openbare orde naar het vorderingsstatuut worden beoordeeld. Zij hebben in hun akte van 8 februari 2017 vermeld dat de betreffende stellingen uit de conclusie van dupliek als daar herhaald en ingelast moet worden beschouwd, en, voor zover de rechtbank het cessiestatuut voor die beoordeling relevant acht, verzocht zich hierover nader bij akte te mogen uitlaten. Equilib heeft hier bezwaar tegen gemaakt.
4.26.
Naar het oordeel van de rechtbank komt de stelling van de luchtvaartmaat-schappijen dat de onderhavige cessies van de vorderingen, die de cedenten menen te hebben uit onrechtmatige daad, aan een ‘litigation vehicle’ in strijd zijn met de goede zeden/ openbare orde, neer op een beroep op nietigheid van de titel (artikel 3:40 lid 1 BW). De geldigheid van de titel van de cessie dient als goederenrechtelijk vereiste voor overdracht te worden beoordeeld naar het cessiestatuut. Op de regiezitting van 22 juni 2016 is afgesproken dat alle argumenten in het kader van het cessiestatuut uiterlijk bij pleidooi op 11 mei 2017 naar voren moesten worden gebracht. Het verzoek van de luchtvaartmaat-schappijen om zich op dit punt (in het kader van het cessiestatuut) nader te mogen uitlaten, zal dan ook niet worden gehonoreerd.
4.27.
Anders dan de luchtvaartmaatschappijen in de conclusie van dupliek hebben aangevoerd, zijn de cessieovereenkomsten tussen de shippers en ‘litigation vehicle’ Equilib naar Nederlands recht niet in strijd met de goede zeden/openbare orde. De rechtbank stelt daarbij voorop dat schadevergoedingsvorderingen wezenlijk kunnen bijdragen tot handhaving van daadwerkelijke mededinging in de Europese Unie (vgl. HvJEU 5 juni 2014, nr. C-557/12, Kone). In kartelschadezaken is het voor individuele benadeelden vaak lastig om hun schadevergoedingsvorderingen daadwerkelijk te gelde te maken. Een bundeling van dergelijke vorderingen via cessie aan een ‘litigation vehicle’ is dan ook een legitiem middel om tot een efficiënte afwikkeling van kartelschade te komen, zoals inmiddels ook volgt uit Richtlijn 2014/104/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 november 2014 betreffende bepaalde regels voor schadevorderingen volgens nationaal recht wegens inbreuken op de bepalingen van het mededingingsrecht van de lidstaten en van de Europese Unie, Publicatieblad van de Europese Unie 5 december 2014, L 349/1 (de Kartelschaderichtlijn). Anders dan de luchtvaartmaatschappijen betogen, loopt Equilib wel degelijk een eigen risico bij het voeren van deze procedure, namelijk het risico om in de proceskosten te worden veroordeeld. De advocaat van Equilib heeft overigens bij pleidooi verklaard dat Equilib ter voldoening van een eventuele proceskostenveroordeling € 200.000 op de derdengeldrekening van zijn kantoor heeft gestort. Ook het feit dat de cessieovereen-komst trekken heeft van ‘no cure no pay’ maakt op zichzelf niet dat deze in strijd is met de openbare orde of goede zeden; anders dan (bijvoorbeeld) advocaten is Equilib niet gebonden aan normen die daaraan in de weg zouden staan.
verdere gebreken in de cessiedocumentatie/bevoegdheidsdocumentatie
(volgens de luchtvaartmaatschappijen)
4.28.
De luchtvaartmaatschappijen hebben (uiteindelijk) in hun akte van 8 februari 2017 en bij pleidooi op 11 mei 2017 de volgende bezwaren tegen de cessiedocumentatie gemaakt:
I. de cessiedocumentatie is op onoverzichtelijke wijze in het geding gebracht;
II. de cessiedocumentatie is onvolledig:
(i) er bestaat mogelijk nog andere Fransrechtelijke cessiedocumentatie van een eerdere datum, die niet is overgelegd en die ziet op dezelfde vorderingen die zijn overgedragen door de (overige) Nederlandsrechtelijke cessiedocumentatie;
(ii) ten aanzien van een deel van de vorderingen ontbreekt de betreffende cessiedocumentatie van de betreffende entiteiten;
(iii) doordat de prijzen in alle documentatie zijn weggelakt, kan de geldigheid van de cessies niet worden gecontroleerd;
(iv) een geldige titel voor de overdracht van de vorderingen van de dochtermaat-schappijen door de moedermaatschappijen aan Equilib ontbreekt;
(v) in een groot deel van de cessieovereenkomsten dan wel de leveringsakten ontbreken:
(a) de datum van ondertekening;
(b) de datum van de onderliggende titel waarnaar in de akte wordt verwezen;
III. de cessiedocumentatie bevat daarnaast diverse gebreken:
(i) er bestaat in een aantal gevallen geen cessieovereenkomst en derhalve geen geldige titel;
(ii) de datum van de in de cessieovereenkomst genoemde Assignment of Rights Agreement komt in veel gevallen niet overeen met de datum van de door Equilib overgelegde Assignment of Rights Agreement;
(iii) de datum van de Intragroup Assignment and Mandate Agreement komt in een aantal gevallen niet overeen met de datum van de door Equilib overgelegde cesssieovereenkomst;
(iv) de leveringsakte is in een aantal gevallen door een of meerdere partijen getekend voordat de Intragroup Assignment and Mandate Agreement is getekend;
(v) de reikwijdte van de vordering is niet correct omschreven;
(vi) gebreken in de ondertekening/datum;
(vii) soms is onduidelijk welke entiteit de vorderingen zou hebben overgedragen;
IV. de bevoegdheidsdocumentatie is in een aantal gevallen gebrekkig op de volgende punten:
(i) de datum van de overgelegde bevoegdheidsdocumentatie verschilt van die van de ondertekening van de aanvullende verklaring/cessiedocumentatie;
(ii) de reikwijdte van de vertegenwoordigingsbevoegdheid van ondertekenaar(s) ontbreekt of is onduidelijk;
(iii) de startdatum van de vertegenwoordigingsbevoegdheid ontbreekt of is onduidelijk;
(iv) de datum van de overgelegde bevoegdheidsdocumentatie ontbreekt of is onduidelijk;
(v) onduidelijk is naar welke overeenkomst de aanvullende verklaring verwijst;
(vi) er is slechts een ‘onofficieel’ uittreksel uit het handelsregister of buitenlands equivalent overgelegd;
(vii) de naam van de ondertekenaar is niet opgenomen in de cessiedocumentatie of bevoegdheidsdocumentatie dan wel onleesbaar;
(viii) ten aanzien van een aantal cedenten is in het geheel geen bevoegdheids-documentatie overgelegd;
(ix) ‘overige gebreken’.
I. de cessiedocumentatie is op onoverzichtelijke wijze in het geding gebracht
4.28.1.
De luchtvaartmaatschappijen hebben aangevoerd dat Equilib in de loop van het geding op een onoverzichtelijke wijze en aan de hand van verschillende gebrekkige en moeilijk begrijpelijke ‘annexen’ cessiedocumentatie heeft overgelegd. Daardoor zagen de luchtvaartmaatschappijen zich genoodzaakt om alle cessiedocumentatie meerdere malen te bestuderen, waardoor zij onnodig op kosten zijn gejaagd. Hiermee dient rekening te worden gehouden in de proceskostenveroordeling, aldus de luchtvaartmaatschappijen.
Weliswaar kan aan de luchtvaartmaatschappijen worden toegegeven dat de documentatie (eerder) op een overzichtelijkere wijze had kunnen worden overgelegd, maar na de toelichting van Equilib in de akte rechtsgeldigheid cessies en bij pleidooi is voldoende duidelijk hoe die documentatie voor een juist begrip moet worden gelezen. Overigens is de rechtbank met Equilib van oordeel dat dit niet tot het oordeel zou kunnen leiden dat de cessies niet rechtsgeldig zijn. Of dit gevolgen moet hebben voor (de hoogte van) een eventuele proceskostenveroordeling laat de rechtbank thans onbesproken.
II. de cessiedocumentatie is onvolledig
(i) er bestaat mogelijk nog andere Fransrechtelijke cessiedocumentatie van een eerdere datum, die niet is overgelegd en die ziet op dezelfde vorderingen die zijn overgedragen door de (overige) Nederlandsrechtelijke cessiedocumentatie
4.28.2.
Gelet op hetgeen hiervoor onder 4.6 is overwogen behoeft dit betoog geen bespreking.
(ii) ten aanzien van een deel van de vorderingen ontbreekt de betreffende cessiedocumentatie van de betreffende entiteiten
4.28.3.
De luchtvaartmaatschappijen hebben aangevoerd dat blijkens de bij productie 8 door Equilib overgelegde ‘air way bills,’ Fuji Photo Film Co. Ltd., Poly-Products Ind Co Ltd, Mascotte Industrial Associate en andere entiteiten shippers zijn geweest met betrekking tot vrachtvluchten ten aanzien waarvan Equilib thans schade vordert, terwijl deze shippers niet zijn vermeld op de lijst van productie 3 bij akte van 9 november 2016. Enig bewijs dat deze shippers hun vorderingen aan Equilib hebben overgedragen, ontbreekt, zo stellen zij.
4.28.4.
Het belang van dit betoog ontgaat de rechtbank. Equilib heeft in de voorliggende zaken (Equilib I en II) enkel de schadevergoedingsvorderingen ingesteld die de shippers vermeld in productie 3 bij akte van 9 november 2016 aan haar hebben gecedeerd. Eventuele andere entiteiten zijn derhalve niet van belang.
(iii) doordat de prijzen in alle documentatie is weggelakt, kan de geldigheid van de cessies niet worden gecontroleerd
4.28.5.
De luchtvaartmaatschappijen voeren aan dat de vraag of een prijs is bepaald relevant is voor de geldigheid van de Fransrechtelijke cessies. Nu de Fransrechtelijke cessies in deze procedures geen rol meer spelen, behoeft dit betoog geen bespreking.
Voor wat betreft de relevantie van de prijsbepalingen in de Nederlandsrechtelijke cessie-documentatie in het kader van het fiduciaverbod verwijst de rechtbank naar hetgeen hiervoor is overwogen onder 4.24.
(iv) een geldige titel voor de overdracht van de vorderingen van de dochtermaatschappijen door de moedermaatschappijen aan Equilib ontbreekt
4.28.6.
De luchtvaartmaatschapppijen hebben aangevoerd dat de Intragroup Assignment and Mandate Agreements geen geldige titel bevatten voor de overdracht door de moedermaatschappijen aan Equilib van de vorderingen die de moedermaatschappijen van de dochtermaatschappijen (zouden) hebben verkregen.
4.28.7.
Equilib heeft toegelicht dat de moedermaatschappijen zowel hun eigen vorderingen aan Equilib hebben gecedeerd, waarvoor de Assignment of Rights Agreements de titel is, alsmede de vorderingen die zij van hun dochtermaatschappijen hebben verkregen aan Equilib heeft (door)gecedeerd, waarvoor de Intragroup Assignment and Mandate Agreement de titel is. Volgens Equilib blijkt uit de Intragroup Assignment and Mandate Agreement duidelijk van wilsovereenstemming tussen Equilib en de moedermaatschappijen terzake de doorcessie van de vorderingen van de dochtermaatschappijen. Bovendien geldt er voor de titel geen vormvoorschrift, aldus Equilib.
4.28.8.
De rechtbank volgt dit betoog van Equilib. Uit de considerans van de oudere modellen van de Intragroup Assignment and Mandate Agreement, waarbij Equilib steeds partij is (B1 en B2, zie 2.12 en 2.13) blijkt duidelijk dat het de wil van de moedermaatschappijen is dat de vorderingen van de dochtermaatschappijen onderdeel gaan uitmaken van de vorderingen van de moedermaatschappij die krachtens de Assignment of Rights Agreements worden overgedragen aan Equilib. Daarin staat immers:
“d. Parent and Equilib have entered into an agreement, concluded on (…), which provides inter alia for Parent to assign (cederen) claims of its own similar to the Subsidiary’s Claims (“the Parent’s Claims”) to Equilib;
e. Parent and Equilib wish to include in the Parent’s Claims the Subsidiary’s Claims and Subsidiary therefore agrees to assign the Subsidiary’s Claims to Parent”.
Naar het oordeel van de rechtbank levert dit een geldige titel op voor de cessie door de moedermaatschappijen van de vorderingen van de dochtermaatschappijen aan Equilib. Tussen partijen is niet in geschil dat het nieuwste model van de Intragroup Assignment and Mandate Agreement (B5, zie 2.14) een geldige titel voor de ‘doorcessie’ bevat.
(v) in een groot deel van de cessieovereenkomsten dan wel de leveringsakten ontbreken:
(a) de datum van ondertekening
(b) de datum van de onderliggende titel waarnaar in de akte wordt verwezen
4.28.9.
De luchtvaartmaatschappijen hebben aangevoerd dat zij zonder datum van ondertekening dan wel zonder voldoende duidelijke aanduiding van de cessieovereenkomst
niet kunnen achterhalen welke vorderingen de shippers hebben willen overdragen.
4.28.10.
Nu de vorderingen zijn gegrond op onrechtmatige daad (en het hier geen handelsdebiteuren betreft) is niet relevant wat het exacte tijdstip van ondertekening van de akten van cessie is, mits de ondertekening maar heeft plaatsgevonden voordat de cessie is medegedeeld aan de luchtvaartmaatschappijen.
Bovendien valt niet in te zien dat door het ontbreken van de datum van de onderliggende titel niet kan worden achterhaald om welke vorderingen het gaat. Zoals hiervoor onder 4.21 al is overwogen, is het voldoende helder om welke vorderingen het gaat. Het ontbreken van enkele data kan derhalve niet leiden tot ongeldigheid van de cessies.
III. diverse gebreken in de cessiedocumentatie
(i) er bestaat geen cessieovereenkomst en derhalve geen geldige titel
4.28.11.
Op dit punt is hiervoor onder 4.22 tot en met 4.24 en onder 4.28.8 reeds beslist.
(ii) de datum van de in de cessieovereenkomst genoemde Assignment of Rights Agreement komt in een aantal gevallen niet overeen met de datum van de door Equilib overgelegde Assignment of Rights Agreement
4.28.12.
De luchtvaartmaatschapppijen hebben verder aangevoerd dat de datum van de genoemde Assignment of Rights Agreement niet overeenkomt met de datum van de door Equilib overgelegde Assignment of Rights Agreement. Ofwel de leveringsakte waarnaar is verwezen bestaat niet, ofwel deze is niet overgelegd. Hoe dan ook is niet na te gaan of de leveringsakten bestaan en of die leveringen geldig zijn geschied, aldus de luchtvaart-maatschappijen.
4.28.13.
Equilib heeft dit als volgt toegelicht. In het grootste deel van deze gevallen verwijst een document naar de Assignment of Rights Agreement onder vermelding van de datum waarop een van beide partijen die overeenkomst tekende. Slechts in twee gevallen is per vergissing sprake van een verkeerde datering. Voor partijen was echter zonder meer duidelijk naar welke overeenkomst werd verwezen. Het kan bovendien niet leiden tot ongeldigheid van de titel. In een klein deel van de gevallen is de datum van de Assignment of Rights Agreement waarnaar wordt verwezen niet ingevuld. Dit is echter voor de geldigheid van de documenten niet van belang. Het doel van de gebruikte datumverwijzing is immers beperkt tot het schetsen van de context waarin de verschillende overeenkomsten worden getekend: ieder document is een onderdeel in de schakel die tot doel heeft dat de luchtvaartmaatschappijen kunnen worden aangesproken voor de vorderingen die zijn ontstaan door het kartel en aan Equilib zijn overgedragen.
4.28.14.
De rechtbank is van oordeel dat Equilib hiermee genoegzaam heeft aangetoond dat wordt verwezen naar de ondertekende Assignment of Rights Agreement en dat kan worden achterhaald om welke vorderingen het gaat, al kan aan de luchtvaartmaatschappijen worden toegegeven dat Equilib dit op een meer overzichtelijke wijze had kunnen doen. De door de luchtvaartmaatschappijen gesignaleerde onvolkomendheden leiden derhalve niet tot ongeldigheid van de cessies.
(iii) de datum van de Intragroup Assignment and Mandate Agreement komt niet overeen met
de datum van de overgelegde cesssieovereenkomst
4.28.15.
De luchtvaartmaatschapppijen hebben voorts aangevoerd dat in een aantal gevallen de datum van de genoemde Intragroup Assignment and Mandate Agreement niet overeenkomt met de datum van de door Equilib overgelegde cessieovereenkomst.
4.28.16.
Equilib heeft dit als volgt toegelicht. De leveringsakte verwijst naar de titel voor deze levering: de Intragroup Assignment and Mandate Agreement. In een aantal gevallen is de Intragroup Assignment and Mandate Agreement eerst door de dochtermaatschappij en de moedermaatschappij getekend en later door Equilib, zodat in die gevallen de leveringsakte niet altijd verwijst naar de datum waarop de moedermaatschappij en/of de dochtermaat-schappij de Intragroup Assignment and Mandate Agreement tekende. Relevant is dat het voor partijen voldoende duidelijk is op grond van welke titel de vorderingen worden overgedragen. Dat wordt verwezen naar de datum waarop een of twee van de partijen de overeenkomst tekende dan wel een verwijzing met een onjuiste (of zonder) datum maakt niet dat de cessies ongeldig zijn.
4.28.17.
De rechtbank volgt Equilib hierin. Ook dit door de luchtvaartmaatschappijen opgeworpen bezwaar leidt dus niet tot ongeldigheid van de cessies.
(iv) de leveringsakte is door een of meerdere partijen getekend voordat de Intragroup
Assignment and Mandate Agreement is getekend
4.28.18.
De luchtvaartmaatschapppijen hebben nog aangevoerd dat in een aantal gevallen de leveringsakte door een of meerdere partijen is getekend voordat de Intragroup Assignment and Mandate Agreement is getekend.
4.28.19.
Zoals hiervoor reeds is overwogen, is relevant dat zowel de cessieovereenkomst als de akte van cessie tot stand zijn gekomen vóór de mededeling van de cessie, want pas met de mededeling is de levering van de vordering voltooid (artikel 3:94 lid 1 BW). Niet juist is evenwel – anders dan de luchtvaartmaatschappijen hebben betoogd – dat van een geldige cessie geen sprake kan zijn als eerst de akte van cessie is getekend en pas daarna de titel in een document (cessieovereenkomst) is vastgelegd. De rechtbank stelt met Equilib vast dat op het moment van mededeling van de cessies voor iedere overdracht van vorderingen een op schrift gestelde en door partijen ondertekende titel bestond.
(v) de reikwijdte van de vordering is niet correst omschreven
4.28.20.
De luchtvaartmaatschapppijen hebben ook nog aangevoerd dat de reikwijdte van de vordering in sommige gevallen niet correct is omschreven. Zo wordt bijvoorbeeld naar dochtermaatschappijen verwezen waarvan niet duidelijk is of zij hun vorderingen hebben overgedragen, bestaat er onduidelijkheid over de (naam van de) rechtspersoon die de vorderingen zou hebben overgedragen en/of zijn er gebreken in de datering van het stuk. Onder meer wordt verwezen naar de tussen Equilib en Hilti Corporation (Hilti) gesloten Supplementary Assignment of Rights Agreement.
4.28.21.
Equilib heeft het voorgaande als volgt weerlegd. Uit de documentatie blijkt onmiskenbaar ten aanzien van bijvoorbeeld Hilti dat zij haar eigen post kartel vorderingen en juist niet die van eventuele dochtermaatschappijen heeft willen overdragen aan Equilib. Hilti wordt gedefinieerd als ‘Parent’ en daarboven staat bij ‘Subsidiaries’ ingevuld: “(n/a)”, waarmee duidelijk wordt gemaakt dat er geen dochtermaatschappijen partij zijn bij deze rechtsbetrekking. Van enige onduidelijheid is dus geen sprake.
Verder heeft Equilib ten aanzien van Koninklijke Philips Electronics N.V. (Philips) toegelicht dat Philips op 22 december 2009 een Assignment of Rights Agreement tekende en dat later met Philips aan ‘Amended Agreement Assignment of Rights’ is aangegaan. Dat de voorwaarden van de Assignment of Rights Agreement later zijn gewijzigd, maakt niet dat de vordering onjuist is omschreven. Duidelijk is immers dat Philips haar vorderingen wilde overdragen aan Equilib en wel onder de voorwaarden zoals later vervat in de gewijzigde overeenkomst. Dit geldt te meer omdat een vertegenwoordiger van Philips aanwezig was tijdens de zitting op 11 mei 2017.
Ook heeft Equilib aangevoerd dat de omstandigheid dat de derde dochter van Syngenta Crop Protection AG de Supplementary Assignment of Rights Agreement niet heeft getekend, de door de eerste twee dochters wel getekende Supplementary Assignment of Rights Agreement niet ongeldig maakt.
4.28.22.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft Equilib de kritiek van de luchtvaartmaat-schappijen op dit punt genoegzaam weerlegd.
(vi) gebreken in de ondertekening/datum
4.28.23.
Wat betreft de kritiek van de luchtvaartmaatschapppijen op de gebreken in ondertekening/datum is hiervoor reeds overwogen dat relevant is dat duidelijk moet zijn dat de ondertekening afkomstig is van de cedent. Er zijn geen (concrete) aanwijzingen dat dit niet het geval is. Verder geldt dat het ontbreken van een datum van ondertekening nog niet maakt dat geen sprake is van wilsovereenstemming. Ten slotte geldt dat de door Equilib overgelegde ‘annexen’ voldoende zijn om, voor zover van toepassing en nodig, het ontbreken van een datum van ondertekening te herstellen.
(vii) onduidelijk welke entiteit de vorderingen zou hebben overgedragen
4.28.24.
Wat betreft de gestelde onduidelijkheid welke entiteiten vorderingen hebben overgedragen heeft Equilib toegelicht dat het bijvoorbeeld gaat om entiteiten die een naamswijziging hebben ondergaan tussen het moment van tekenen van de Assignment of Rights Agreement en Supplementary Assignment of Rights Agreement. Met Equilib is de rechtbank van oordeel dat dit soort mogelijke onduidelijkheden niet aan een geldige overdracht in de weg staat.
IV. de bevoegdheidsdocumentatie
4.29.
De luchtvaartmaatschappijen lijken het standpunt in te nemen dat Equilib ook (sluitend) bewijs moet leveren van de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de personen die namens de shippers de cessiedocumentatie hebben ondertekend. Dit is onjuist en een dergelijke bewijsopdracht is tijdens de regiezitting van 22 juni 2016 ook niet gegeven. Immers, zoals Equilib terecht heeft aangevoerd, slechts de cedent zou zich in voorkomend geval tegenover de cessionaris (Equilib) kunnen beroepen op het ontbreken van vertegenwoordigingsbevoegdheid. Als de cedent dat niet doet, omdat hij (kennelijk) gebonden wil zijn, kan de debitor cessus (de luchtvaartmaatschappij) niet zelfstandig de geldigheid van de cessie betwisten op de grond dat hij twijfels heeft over de vertegenwoordigingsbevoegdheid. Zoals hiervoor is overwogen, is van belang dat de debitor cessus (en de rechtbank) op basis van de documentatie kan vaststellen dat de cedent en cessionaris daadwerkelijk hebben beoogd om de vordering(en) over te dragen en zullen de luchtvaartmaatschappijen met concrete aanwijzingen moeten komen dat de cedent niet rechtsgeldig is vertegenwoordigd of de cessie niet heeft gewild. Bij de beoordeling van de waaier van ‘gebreken’ die de luchtvaartmaatschappijen naar eigen zeggen in 800 gevallen hebben kunnen vinden in de door Equilib in het geding gebrachte bevoegdheids-documentatie stelt de rechtbank voorop dat de luchtvaartmaatschappijen geen enkele concrete aanwijzing hebben gegeven waaruit is af te leiden dat de shippers zich niet gebonden achten aan de cessies. Verder is niet gesteld of gebleken dat ook maar één shipper van wie de vorderingen onderwerp zijn van deze procedures zich bij de luchtvaartmaat-schappijen heeft gemeld met een aanspraak op schadevergoeding of zich (ook) heeft aangesloten bij een ander ‘litigation vehicle’. Een groot aantal shippers heeft bovendien Annexen of PoA’s getekend, waarin wordt verwezen naar de cessiedocumentatie en waaruit blijkt dat sprake was van vertegenwoordigingsbevoegdheid, althans van de wens om gebonden te zijn aan de cessie. Bij twijfel over de vertegenwoordigingsbevoegdheid hadden de luchtvaartmaatschappijen bovendien ook zelf contact kunnen opnemen met de betreffende shippers, maar dat hebben zij kennelijk niet gedaan. Hetgeen hiervoor is overwogen leidt tot de conclusie dat gebreken in de bevoegdheidsdocumentatie in beginsel niet tot ongeldigheid van de cessies kunnen leiden, tenzij er concrete aanwijzingen zijn dat de cedent niet aan de cessie gebonden wenst te zijn. Tegen deze achtergrond worden de diverse categorieën van de door de luchtvaartmaatschappijen gevonden ‘gebreken’ beoordeeld.
(i) de datum van de bevoegdheidsdocumentatie verschilt van die van de ondertekening van de aanvullende verklaring/cessiedocumentatie
4.29.1.
Volgens de luchtvaartmaatschappijen verschilt bij een groot deel van de vennootschappen de datum van de overgelegde bevoegdheidsdocumentatie met de datum van ondertekening van de aanvullende verklaring of cessiedocumentatie.
4.29.2.
Equilib heeft hiertegen ingebracht dat zij twee soorten ‘PoA’s’ heeft overgelegd, waarvan de eerste soort ziet op de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de persoon die namens de cedent in het verleden cessiedocumenten heeft ondertekend en de tweede soort op de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de persoon die namens de shipper een ‘Annex’ tekende. In beide gevallen betreft het vrijwel uitsluitend door de shipper zelf ingestuurde documenten, waarmee zij hebben willen aantonen dat zij gebonden willen zijn aan de cessies.
4.29.3.
Met Equilib is de rechtbank van oordeel dat voor de geldigheid van de cessies niet noodzakelijk is dat een ‘PoA’ document is overgelegd met exact dezelfde datum als de overeenkomst of de bekrachtiging. Zoals hierboven al is overwogen zijn er ook overigens geen concrete aanwijzingen gesteld of gebleken dat de cedent niet rechtsgeldig is vertegenwoordigd of niet aan de cessie gebonden wil zijn.
(ii) de reikwijdte van de vertegenwoordigingsbevoegdheid van ondertekenaar(s) ontbreekt of is onduidelijk
(vi) ‘onofficieel’ uittreksel
4.29.4.
Volgens de luchtvaartmaatschappijen verschaft in een aantal gevallen de overgelegde bevoegdheidsdocumentatie geen duidelijkheid over de functie die de ondertekenaar vervult of de datum vanaf wanneer de functie is aangevangen. In een voorkomend geval heeft Equilib zelfs menen te mogen volstaan met het overleggen van een printscreen van een (gedeelte van een) profiel op LinkedIn, aldus de luchtvaartmaat-schappijen.
4.29.5.
Equilib heeft hiertegen ingebracht dat de overgelegde PoA-documenten aantonen dat zij niet handelt op basis van verzonnen overeenkomsten en dat de shippers door het toezenden van stukken hebben willen aantonen dat zij gebonden willen zijn aan de cessies. Verder betwist Equilib dat voor een rechtsgeldige overdracht is vereist dat de shippers bij het ondertekenen van de cessiedocumenten werden vertegenwoordigd door personen die blijkens een handelsregister vertegenwoordigingsbevoegd waren.
4.29.6.
Hier geldt het volgende. Het betoog van de luchtvaartmaatschappijen dat in sommige gevallen alleen een ‘onofficieel’ uittreksel is verstrekt kan hen niet baten. Op grond van artikel 152 lid 1 Rv kan bewijs door alle middelen rechtens worden geleverd, zodat uittreksels uit handelsregisters, volmachten, inzien-exemplaren, print screens, ‘Annexen’ dan wel ‘PoA-documenten’ in dit geval volstaan. Daarbij komt dat vennootschappen ook door onbevoegde vertegenwoordigers kunnen worden gebonden, bijvoorbeeld indien de cessionaris gerechtvaardigd heeft vertrouwd op de door de cedent gewekte schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid. In de gevallen waarin Equilib slechts aan de hand van ‘onofficiële’ documenten de vertegenwoordigingsbevoegdheid van de ondertekenaar(s) handen en voeten heeft gegeven, zijn geen concrete aanwijzingen gesteld of gebleken dat de cedent niet rechtsgeldig is vertegenwoordigd of dat deze niet aan de cessie gebonden wenst te zijn, zodat ook dit betoog de luchtvaartmaatschappijen niet kan baten.
(iii) de startdatum van de vertegenwoordigingsbevoegdheid ontbreekt of is onduidelijk en
(iv) de datum van de overgelegde bevoegdheidsdocumentatie ontbreekt of is onduidelijk
4.29.7.
Volgens de luchtvaartmaatschappijen wordt uit veel van de overgelegde buitenlandse uittreksels of andere bevoegdheidsdocumentatie niet duidelijk vanaf welk moment en voor welke periode iemand bevoegd is of was om de vennootschap te vertegenwoordigen.
4.29.8.
Equilib heeft hiertegen ingebracht dat op haar niet de verplichting rust om per shipper een document met een startdatum over te leggen. De shippers willen gebonden zijn aan de overdracht van de vorderingen; geen enkele shipper heeft aangegeven niet gebonden te willen zijn of blijven aan de overeenkomsten.
4.29.9.
Ook hier stuit het betoog van de luchtvaartmaatschappijen erop af dat geen concrete aanwijzingen zijn gesteld of gebleken waaruit volgt dat de betreffende shippers niet aan de cessies geboden willen zijn.
(v) onduidelijk naar welke overeenkomst de aanvullende verklaring verwijst
4.29.10.
De luchtvaartmaatschappijen hebben aangevoerd dat in die gevallen waarin zowel Fransrechtelijke als Nederlandsrechtelijke cessiedocumentatie bestaat, niet duidelijk is op welke cessieovereenkomst de Annexen betrekking hebben.
Gelet op hetgeen hiervoor onder 4.6 is overwogen, behoeft dit betoog geen bespreking.
(vii) de naam van de ondertekenaar is niet opgenomen op de cessiedocumentatie of bevoegdheidsdocumentatie dan wel is onleesbaar
4.29.11.
De luchtvaartmaatschappijen hebben aangevoerd dat op veel ‘Assignments from Subsidiary to Parent’ de naam van een of beide ondertekenaars ontbreekt, zodat niet is na te gaan wie de overeenkomst heeft ondertekend. Onder meer verwijzen zij naar de ‘Assignment from Subsidiary to Parent’ die is ondertekend door Electrolux Logistics Italy S.p.A. en AB Electrolux.
4.29.12.
Equilib heeft hiertegen ingebracht dat dit weleens voorkomt bij de ondertekening van de leveringsakte, maar dat de titel voor die levering, de Intragroup Assignment and Mandate Agreement, in deze gevallen door dezelfde persoon is getekend als de leveringsakte en op die overeenkomst bij dezelfde handtekening van dezelfde persoon wel een naam staat vermeld, zodat het eenvoudig is te achterhalen welke naam bij de handtekening hoort. Dit is ook het geval bij de door de luchtvaartmaatschappijen genoemde voorbeelden.
De leveringsakte is ondertekend door Electrolux Logistics Italy S.p.A. en AB Electrolux (de moedermaatschappij van de Electrolux-groep), zonder dat daarbij de namen van de ondertekenaars zijn opgenomen. De door AB Electrolux en dochtermaatschappij Electrolux Logistics Italy S.p.A. op dezelfde dag als de leveringsakte ondertekende Intragroup Assignment and Mandate Agreement vermeldt echter wel de namen van de drie ondertekenaars: voor AB Electrolux ondertekent [naam 1] en voor Electrolux Logistics Italy S.p.A. tekenen [naam 2] en [naam 3]. De handtekeningen waarmee deze drie personen de Intragroup Assignment and Mandate Agreement ondertekenen komen overeen met de handtekeningen op de leveringsakte.
Verder is in drie gevallen, waarin een naam op de leveringsakte ontbreekt en niet duidelijk is dat de Intragroup Assignment and Mandate Agreement is getekend door dezelfde persoon als de leveringsakte, wel een ‘Annex’ getekend, die volgens Equilib voldoende duidelijk maakt dat de betreffende shipper zich gebonden acht aan de cessie.
4.29.13.
Ook hier geldt weer dat geen concrete aanwijzingen zijn gesteld of gebleken waaruit zou kunnen volgen dat in deze gevallen de vertegenwoordigingsbevoegdheid ontbreekt, althans dat de bewuste shipper de vordering(en) niet heeft willen cederen.
(viii) ten aanzien van een aantal cedenten is in het geheel geen bevoegdheidsdocumentatie overgelegd
4.29.14.
De luchtvaartmaatschappijen hebben aangevoerd dat ten aanzien van een aantal cedenten, te weten groepsmaatschappijen van Hewlett Packard (HP), in het geheel geen bevoegdheidsdocumentatie is overgelegd. Aangezien een vertegenwoordiger van HP tijdens de zitting op 11 mei 2017 aanwezig was (tezamen met vertegenwoordigers van Ericsson, Philips, Novartis en Alcatel-Lucent), bestaat er bij de rechtbank geen twijfel dat de HP-groep haar vorderingen heeft willen overdragen aan Equilib en zich gebonden acht aan de cessies.
(ix) overige gebreken
4.29.15.
Ten slotte voeren de luchtvaarmaatschappijen aan dat er nog enkele gevallen zijn waarin het om uiteenlopende redenen niet mogelijk was om vast te stellen of de partij juist was vertegenwoordigd. Het gaat dan bijvoorbeeld om ongedateerde verklaringen, aanvullende verklaringen die onduidelijk zijn, interne regelingen die niet zijn gevolgd bij de ondertekening en documenten die zijn opgesteld in een vreemde taal. In het licht van hetgeen hiervoor onder 4.29 is overwogen, ziet de rechtbank geen aanleiding op deze overige gevonden 'gebreken' nader in te gaan.
4.30.
Dit alles leidt tot de concusie dat de rechtbank geen aanleiding ziet aan te nemen dat een of meer van de shippers zich niet gebonden achten aan de cessies.
conclusie
4.31.
Op grond van al het voorgaande is de conclusie dat de cessies van de in productie 3 bij akte van 9 november 2016 vermelde shippers, met uitzondering van Lachiaille-Bratigny S.A.S en Oudendijk Import B.V., rechtsgeldig zijn.
4.32.
Voor zover Equilib zich op het subsidiaire standpunt stelt dat zij voor shippers Lachiaille-Bratigny S.A.S en Oudendijk Import B.V. optreedt op basis van een lastgeving ex artikel 7:414 lid 1 BW. wordt dit verworpen. Equilib heeft de vorderingen bij dagvaarding in eigen naam en voor eigen rekening ingesteld; zij kan die procedurele hoedanigheid niet in de loop van de procedure wijzigen (HR 2 april 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC0919 en
HR 22 oktober 2004, ECLI:NL:HR:2004:AP1435). De rechtbank komt wat betreft de overige shippers niet toe aan het subsidiaire beroep van Equilib op lastgeving.
verdere verloop van de procedure
4.33.
Zoals tijdens de pleidooizitting is besproken, dienen thans afspraken te worden gemaakt over het verdere verloop van de procedure. Daarbij is van belang dat de rechtbank in vergelijkbare zaken (SCC I en SCC II) voornemens is prejudiciële vragen aan de Hoge Raad te stellen betreffende de vaststelling van het toepasselijk recht op de vorderingen (het vorderingsstatuut). Het ligt voor de hand in deze zaken de beantwoording van die vragen af te wachten alvorens daarover het partijdebat te voeren. Voorts heeft de rechtbank bij de regiezitting van 22 juni 2016 bepaald dat het partijdebat op dat punt in ieder geval zal worden aangehouden totdat het nieuwe besluit (in een vertrouwelijke of gepubliceerde niet-vertrouwelijke versie) beschikbaar is voor partijen en de rechtbank. De zaak zal naar de rol worden verwezen zodat partijen zich (na bestudering van dit vonnis), bij voorkeur eensluidend, kunnen uitlaten over het door hen gewenste verdere procesverloop.
4.34.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat de cessies van de in productie 3 bij akte van 9 november 2016 van Equilib vermelde shippers (met uitzondering van Lachiaille-Bratigny S.A.S en Oudendijk Import B.V.) als cedenten aan Equilib als cessionaris naar het cessiestatuut rechtsgeldig zijn,
5.2.
verwijst de zaak naar de rol van 25 oktober 2017 voor de akte(s) als bedoeld onder 4.33,
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, mr. A.E. de Vos en mr. M.E.M. James-Pater, rechters, bijgestaan door mr. J.P. van der Stouwe, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 september 2017
Uitspraak 25‑03‑2015
Inhoudsindicatie
Incidenten 843a Rv, voeging, vrijwaring en aanhouding. Vorderingen 843a Rv en aanhouding in dit stadium afgewezen. Het is in de hoofdzaken aan eisers om uit te leggen welk nadeel zij hebben geleden en waarom dat nadeel door gedaagden is veroorzaakt.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
Vonnis in incident van 25 maart 2015
in de zaken
zaaknummer / rolnummer: C/13/486440 / HA ZA 11-944
de rechtspersoon naar buitenlands recht EQUILIB S.A.R.L.,
gevestigd te Parijs, Frankrijk,
eiseres in de hoofdzaak,
advocaat mr. M.H.J. van Maanen,
tegen
1. de naamloze vennootschap
KONINKLIJKE LUCHTVAARTMAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Amstelveen, advocaat mr. J.S. Kortmann,
2. de naamloze vennootschap MARTINAIR HOLLAND N.V.,
gevestigd te Haarlemmermeer, advocaat mr. J.S. Kortmann,
3. de rechtspersoon naar buitenlands recht
SOCIÉTÉ AIR FRANCE S.A.,
gevestigd te Tremblay en France, Frankrijk,
advocaat mr. drs. D.A.M.H.W. Strik,
gedaagden in de hoofdzaak,
en de gevoegde partijen
1. de rechtspersoon naar buitenlands recht SINGAPORE AIRLINES CARGO PTE LTD., gevestigd te Singapore, Singapore, advocaat mr. I.W. Verloren van Themaat,
2. de rechtspersoon naar buitenlands recht SINGAPORE AIRLINES LIMITED,
gevestigd te Singapore, Singapore, advocaat mr. I.W. Verloren van Themaat,
3. de rechtspersoon naar buitenlands recht LUFTHANSA CARGO A.G.,
gevestigd te Frankfurt am Main, Duitsland, advocaat mr. R.B. Gerretsen,
4. de rechtspersoon naar buitenlands recht DEUTSCHE LUFTHANSA A.G.,
gevestigd te Keulen, Duitsland, advocaat mr. R.B. Gerretsen,
5. de rechtspersoon naar buitenlands recht SWISS INTERNATIONAL AIRLINES A.G., gevestigd te Basel, Zwitserland, advocaat mr. R.B. Gerretsen,
6. de rechtspersoon naar buitenlands recht BRITISH AIRWAYS PLC,
gevestigd te Harmondsworth, Engeland, advocaat mr. D.J. Beenders,
7. de rechtspersoon naar buitenlands recht AIR CANADA,
gevestigd te Saint Laurent, Canada, advocaat mr. K.A.J. Bisschop,
8. de rechtspersoon naar buitenlands recht CATHAY PACIFIC AIRWAYS LIMITED, gevestigd te Hong Kong, Hong Kong, advocaat mr. Ph.W.M. ter Burg.
en zaaknummer / rolnummer: 486442 / HA ZA 11-945 (vrijwaringszaak)
1. de naamloze vennootschap KONINKLIJKE LUCHTVAARTMAATSCHAPPIJ N.V., gevestigd te Amstelveen, advocaat mr. J.S. Kortmann,
2. de naamloze vennootschap MARTINAIR HOLLAND N.V.,
gevestigd te Haarlemmermeer, advocaat mr. J.S. Kortmann,
3. de rechtspersoon naar buitenlands recht SOCIÉTÉ AIR FRANCE S.A.,
gevestigd te Tremblay en France, Frankrijk, advocaat mr. drs. D.A.M.H.W. Strik,
eiseressen,
tegen
1. de rechtspersoon naar buitenlands recht SINGAPORE AIRLINES LIMITED,
gevestigd te Singapore, Singapore, advocaat mr. I.W. Verloren van Themaat,
2. de rechtspersoon naar buitenlands recht SINGAPORE AIRLINES CARGO PTE LTD, gevestigd te Singapore, Singapore, advocaat mr. I.W. Verloren van Themaat,
3. de rechtspersoon naar buitenlands recht DEUTSCHE LUFTHANSA A.G.,
gevestigd te Keulen, Duitsland, advocaat mr. R.B. Gerretsen,
4. de rechtspersoon naar buitenlands recht LUFTHANSA CARGO AG,
gevestigd te Frankfurt am Main, Duitsland, advocaat mr. R.B. Gerretsen,
5. de rechtspersoon naar buitenlands recht SWISS INTERNATIONAL AIRLINES AG, gevestigd te Basel, Zwitserland, advocaat mr. R.B. Gerretsen,
6. de rechtspersoon naar buitenlands recht BRITISH AIRWAYS PLC.,
gevestigd te Harmondsworth, Verenigd Koninkrijk, advocaat mr. D.J. Beenders,
7. de rechtspersoon naar buitenlands recht AIR CANADA, gevestigd te Saint-Laurent, Canada, advocaat mr. K.A.J. Bisschop,
8. de rechtspersoon naar buitenlands recht CATHAY PACIFIC AIRWAYS LIMITED, gevestigd te Hong Kong, advocaat mr. Ph.W.M. ter Burg,
9. de rechtspersoon naar buitenlands recht LAN AIRLINES S.A.,
gevestigd te Santiago, Chili, advocaat mr. S.M. de Bruijn,
10. de rechtspersoon naar buitenlands recht LAN CARGO S.A.,
gevestigd te Miami, Florida, Verenigde Staten van Amerika,
11. de rechtspersoon naar buitenlands recht JAPAN AIRLINES CO. LTD., voorheen Japan Airlines International Co. Ltd, gevestigd te Tokyo, Japan, advocaat mr. M. Deckers,
12. de rechtspersoon naar buitenlands recht JAPAN AIRLINES CORPORATION, gevestigd te Tokyo, Japan, advocaat mr. M. Deckers,
13. de rechtspersoon naar buitenlands recht QANTAS AIRWAYS LIMITED,
gevestigd te Mascot, Australië, advocaat mr. P.P.R. Hoekstra,
14. de rechtspersoon naar buitenlands recht CARGOLUX AIRLINES INTERNATIONAL S.A., gevestigd te Sandweiler, Luxemburg, advocaat mr. A. Knigge,
15. de rechtspersoon naar buitenlands recht SAS A.B.,
gevestigd te Stockholm, Zweden, advocaat mr. W. Heemskerk,
16. de rechtspersoon naar buitenlands recht SCANDINAVIAN AIRLINES SYSTEM DENMARK-NORWAY-SWEDEN, gevestigd te Stockholm, Zweden, advocaat
mr. W. Heemskerk,
17. de rechtspersoon naar buitenlands recht SAS CARGO GROUP A/S,
gevestigd te Kastrup, Denemarken, advocaat mr. W. Heemskerk,
gedaagden,
en zaaknummer / rolnummer: 561169 / HA ZA 14-283
de besloten vennootschap
EQUILIB NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in de hoofdzaak,
advocaat mr. M.H.J. van Maanen,
tegen
1. de naamloze vennootschap
KONINKLIJKE LUCHTVAARTMAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Amstelveen, advocaat mr. J.S. Kortmann,
2. de naamloze vennootschap
MARTINAIR HOLLAND N.V.,
gevestigd te Haarlemmermeer,
advocaat mr. J.S. Kortmann,
3. de rechtspersoon naar buitenlands recht SOCIÉTÉ AIR FRANCE S.A.,
gevestigd te Tremblay en France, Frankrijk,
advocaat mr. drs. D.A.M.H.W. Strik,
4. de rechtspersoon naar buitenlands recht
BRITISH AIRWAYS PLC,
gevestigd te Harmondsworth, Engeland,
advocaat mr. D.J. Beenders,
5. de rechtspersoon naar buitenlands recht
LUFTHANSA CARGO A.G.,
gevestigd te Frankfurt am Main, Duitsland,
advocaat mr. R.B. Gerretsen,
6. de rechtspersoon naar buitenlands recht
DEUTSCHE LUFTHANSA A.G.,
gevestigd te Keulen, Duitsland,
advocaat mr. R.B. Gerretsen,
gedaagden in de hoofdzaak,
en
zaaknummer / rolnummer: 561722 / HA ZA 14-315 (vrijwaringszaak)
1. de naamloze vennootschap KONINKLIJKE LUCHTVAARTMAATSCHAPPIJ N.V., gevestigd te Amstelveen, advocaat mr. J.S. Kortmann,
2. de naamloze vennootschap MARTINAIR HOLLAND N.V.,
gevestigd te Haarlemmermeer, advocaat mr. J.S. Kortmann,
3. de rechtspersoon naar buitenlands recht SOCIÉTÉ AIR FRANCE S.A.,
gevestigd te Tremblay en France, Frankrijk, advocaat mr. drs. D.A.M.H.W. Strik,
eiseressen,
tegen
1. de rechtspersoon naar buitenlands recht DEUTSCHE LUFTHANSA A.G.,
gevestigd te Keulen, Duitsland, advocaat mr. R.B. Gerretsen,
2. de rechtspersoon naar buitenlands recht LUFTHANSA CARGO AG,
gevestigd te Frankfurt am Main, Duitsland, advocaat mr. R.B. Gerretsen,
3. de rechtspersoon naar buitenlands recht SWISS INTERNATIONAL AIRLINES AG, gevestigd te Basel, Zwitserland, advocaat mr. R.B. Gerretsen,
4. de rechtspersoon naar buitenlands recht BRITISH AIRWAYS PLC.,
gevestigd te Harmondsworth, Verenigd Koninkrijk, advocaat mr. D.J. Beenders,
5. de rechtspersoon naar buitenlands recht CARGOLUX AIRLINES INTERNATIONAL S.A., gevestigd te Sandweiler, Luxemburg, advocaat mr. A. Knigge,
6. de rechtspersoon naar buitenlands recht SAS A.B. ,
gevestigd te Stockholm, Zweden, advocaat mr. W. Heemskerk,
7. de rechtspersoon naar buitenlands recht SCANDINAVIAN AIRLINES SYSTEM DENMARK-NORWAY-SWEDEN, gevestigd te Stockholm, Zweden, advocaat
mr. W. Heemskerk,
8. de rechtspersoon naar buitenlands recht SAS CARGO GROUP A/S,
gevestigd te Kastrup, Denemarken, advocaat mr. W. Heemskerk,
gedaagden.
Eiseres in de hoofdzaken zal hierna Equilib worden genoemd. Gedaagden in de hoofdzaken en de gevoegde partijen zullen hierna gezamenlijk de luchtvaartmaatschappijen en afzonderlijk KLM, Martinair, AF, SIA, BA, Lufthansa/Swiss, Air Canada en Cathay worden genoemd. De overige partijen (gedaagden in de vrijwaringszaken) worden LAN, JAL, Qantas, Cargolux en SAS genoemd.
1. De procedure
in de hoofdzaak 11-944
1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het vonnis in het incident van 7 maart 2012, waarbij de behandeling van de hoofdzaak is aangehouden totdat de beschikking van de Europese Commissie van 9 november 2010 dan wel de uitspraak van de Europese rechter daarover in kracht van gewijsde is gegaan en naar de parkeerrol van 3 oktober 2012 is verwezen,
- -
het arrest van het hof Amsterdam van 24 september 2013, waarbij het incidentele vonnis van 7 maart 2012 is vernietigd onder meer voor zover daarbij de vordering in het incident tot aanhouding is toegewezen en die vordering alsnog is afgewezen en de zaak is terugverwezen naar deze rechtbank om voort te procederen,
- -
de conclusie van antwoord, tevens verzoek tot aanhouding, tevens verzoek tot oproeping ex artikel 118 Rv, tevens incidentele conclusie tot voeging van 2 april 2014 van KLM/Martinair/AF, met producties,
- -
de conclusie van antwoord ter zake van het verzoek strekkende tot oproeping ex artikel 118 Rv in de hoofdzaak van 30 april 2014 van Equilib,
- -
- -
de conclusie van antwoord in incident tevens houdende akte tot referte van 30 april 2014 van Air Canada,
- -
de incidentele conclusie van antwoord in incidenten ex artikel 16 Verordening 1/2003, artikel 118 Rv en artikel 222 Rv tevens akte tot referte in incident ex artikel 30 verordening 1/2003 van BA van 30 april 2014,
- -
de conclusie van antwoord in het art. 118 Rv-incident van SIA van 30 april 2014,
- -
de akte houdende uitlating artikel 118 Rv van Cathay van 30 april 2014,
- -
de incidentele conclusie houdende vordering op grond van artikel 843a Rv en verzoek tot oproeping ex artikel 118 Rv van KLM/Martinair/AF van 19 november 2014, met producties,
- -
de conclusie van antwoord in het incident van KLM c.s. houdende vordering op de voet van artikel 843a Rv en verzoek tot oproeping op de voet van artikel 118 Rv van Equilib van 7 januari 2015,
- -
- -
de conclusie antwoord in het incident ex artikel 843a Rv, 22 Rv en het verzoek ex artikel 15 lid 1 Vo 1/2003 van KLM/AF van 7 januari 2015, met producties,
- -
de incidentele conclusie van antwoord in de incidenten/verzoeken van Equilib ex artt. 843a Rv, 22 Rv en 15 lid 1 Vo 1/2003, met reactie op verzoek ex art. 118 Rv, van Lufthansa/Swiss van 7 januari 2015, met producties,
- -
de incidentele conclusie van antwoord in incidenten ex artikel 843a Rv, artikel 22 Rv en artikel 15 lid 1 Verordening 1/2003 van 7 januari 2015 van BA, met producties,
- -
de conclusie van antwoord van gevoegde partij in het incident houdende vordering ex artikel 843a Rv verzoek tot toepassing van artikel 22 Rv alsmede verzoek tot opvragen van de beschikking op grond van artikel 15 lid 1 Vo 1/2003 van SIA van 7 januari 2015,
- -
de conclusie van antwoord in het incident c.q. de verzoeken houdende (i) namens Equilib: de incidentele vordering ex art. 843a Rv, een verzoek tot toepassing van art. 22 Rv en een verzoek tot opvragen van de beschikking op grond van art. 15 lid 1 Verordening 1/2003 en (ii) namens KLM c.s.: een verzoek tot oproeping ex art. 118 Rv, van Air Canada van
7 januari 2015,
- -
de brief van 20 januari 2015 van mr. Hoekstra namens Cargolux,
- -
de brief van 26 januari 2015 van mr. Deckers namens JAL,
- -
- -
het proces-verbaal van de op 5 februari 2015 gehouden comparitie/pleidooi, met de daarin genoemde processtukken en/of proceshandelingen.
in de hoofdzaak 14-283
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de incidentele conclusie houdende vorderingen tot voeging ex artikel 222 Rv tevens oproeping in vrijwaring van KLM/Martinair/AF van 23 april 2014, met producties,
- -
de conclusie van antwoord in het incident tot voeging van deze procedure met de procedure C/13/486440 / HA ZA 11-944 op de voet van art. 222 Rv, alsmede in het incident tot oproeping in vrijwaring van Equilib van 19 november 2014,
- -
de akte inzake de incidentele vorderingen/verzoeken van KLM c.s. ex artt. 843a Rv en 118 Rv van Lufthansa van 7 januari 2015, met producties,
- -
het vonnis in incident van 7 januari 2015, waarbij het bevoegdheidsincident is afgewezen, met de daarin genoemde processtukken en/of proceshandelingen,
- -
de brief van 20 januari 2015 van mr. Hoekstra namens Cargolux,
- -
- -
21 januari 2015, met producties,
- het proces-verbaal van de op 5 februari 2015 gehouden comparitie/het pleidooi, met de daarin genoemde processtukken en/of proceshandelingen.
in de vrijwaringszaak 486442 / HA ZA 11-945
1.3.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding van 30 maart 2011, met producties,
- -
het vonnis in incidenten van 6 juni 2012,
- -
de akte wijziging eis van 2 april 2014, met producties,
- -
de conclusies van antwoord van 9 juli 2014 aan de zijde van alle gedaagden, met producties,
- -
de antwoordakte van KLM c.s. van 3 september 2014, met verzoek aanhouding, eiswijziging en producties,
- -
de antwoordaktes eisvermeerdering van 17 september 2014 van Qantas (met wijziging eis reconventie), BA, Cargolux en Japan Airlines International Co Ltd,
- -
het proces-verbaal van de op 5 februari 2015 gehouden comparitie/pleidooien en de daarin genoemde processtukken en/of proceshandelingen.
in de vrijwaringszaak 561722 / HA ZA 14-315
1.4.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding van 26 maart 2014, met producties,
- -
het proces-verbaal van de op 5 februari 2015 gehouden comparitie/pleidooien en de daarin genoemde processtukken en/of proceshandelingen.
in de hoofdzaken en in de vrijwaringszaken
1.5.
Ten slotte is vonnis bepaald in de incidenten/verzoeken. Na overleg met partijen is bij wijze van rolinstructie bepaald dat op 19 november 2014 desgewenst eventuele nadere incidenten/verzoeken konden worden ingeleid, waarna op 7 januari 2015 een antwoord kon worden genomen, waarna alle thans lopende incidenten/verzoeken tijdens de zitting van 5 februari 2015 zouden worden behandeld. Partijen hebben dan ook uitsluitend vonnis gevraagd met betrekking tot deze incidenten/verzoeken (vrijwaring, voeging, 843a Rv, 118 Rv), die hierna aan de orde komen. De rechtbank heeft overeenkomstig de correspondentie met partijen bepaald dat de ter rolle genomen conclusies en aktes worden geacht in alle zaken/incidenten/verzoeken, waarbij de desbetreffende partij belang heeft, te zijn genomen. Dit geldt ook voor correspondentie waarin standpunten, die voor de beoordeling van belang zijn, naar voren zijn gebracht.
2. De feiten in de hoofdzaken, de vrijwaringszaken en de incidenten/verzoeken
2.1.
Voor de feiten verwijst de rechtbank naar het vonnis in incidenten van 7 maart 2012 in de hoofdzaak 11-944 onder 2.1. tot en met 2.5. en naar het vonnis in incident van
7 januari 2015 in de hoofdzaak 14-283 onder 2.1. tot en met 2.4.
3. De vorderingen/verzoeken in de incidenten
3.1.
KLM c.s. vordert, zakelijk weergegeven, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
- -
oproeping van derden op grond van artikel 118 Rv,
- -
afgifte van bescheiden op grond van artikel 843a Rv,
- -
voeging op grond van artikel 222 Rv,
- -
oproeping in vrijwaring,
- -
kostenveroordeling.
3.2.
Equilib vordert, zakelijk weergegeven, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
- -
verstrekking van een afschrift van de beschikking van de Europese Commissie op grond van artikel 843a/22 Rv dan wel artikel 15 Verordening 1/2003 (hierna: Vo),
- -
afgifte van bescheiden op grond van artikel 843a/22 Rv,
- -
kostenveroordeling.
3.3.
BA vordert, zakelijk weergegeven, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
- -
afgifte van bescheiden op grond van artikel 843a Rv,
- -
oproeping in vrijwaring,
- -
kostenveroordeling.
3.4.
Lufthansa vordert, zakelijk weergegeven, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
- -
afgifte van bescheiden op grond van artikel 843a Rv,
- -
oproeping in vrijwaring,
- -
kostenveroordeling.
3.5.
De vorderingen van de onderscheiden partijen zullen gezamenlijk worden behandeld in die zin dat achtereenvolgens aan de orde zullen komen de incidenten/verzoeken ex artikel 222 Rv, vrijwaring en ex artikel 843a/22 Rv en 15 Vo.
4. De beoordeling in de incidenten/verzoeken
4.1.
Op grond van het vonnis in incident van 7 januari 2015 is deze rechtbank bevoegd kennis te nemen van het geschil in de zaak 561169 / HA ZA 14-283 tegen BA en Lufthansa. Met betrekking tot de overige gedaagden in beide hoofdzaken is de bevoegdheid van deze rechtbank niet in geschil.
in het incident tot voeging ex artikel 222 Rv
4.2.
KLM c.s. vordert op grond van artikel 222 Rv voeging van (a) de hoofdzaak 11-944 met de hoofdzaak 14-283, (b) de hoofdzaak 14-283 met de vrijwaringszaak 14-315 en (zo begrijpt de rechtbank, gelet op de gehele conclusie van KLM c.s. en hetgeen tijdens de zitting van 5 februari 2015 is besproken) (c) de vrijwaringszaak 11-945 met de vrijwaringszaak 14-315. De hoofdzaak 11-944 is al gevoegd met de vrijwaringszaak 11-945.
4.3.
De overige luchtvaartmaatschappijen en Equilib refereren zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.4.
Voor voeging op grond van artikel 222 Rv is vereist dat de beide procedures aanhangig zijn bij dezelfde rechter, dat sprake is van verknochtheid tussen beide procedures en dat beide procedures zich nog in een beginstadium bevinden. Met KLM c.s. is de rechtbank van oordeel dat aan deze vereisten in het onderhavige geval is voldaan. Alle procedures zijn bij deze rechtbank aanhangig en de voeging wordt gevorderd vóór alle weren. De te voegen procedures bevinden zich nagenoeg in hetzelfde stadium, zodat de voeging niet zal leiden tot een hinderlijke vertraging van deze procedures. Verder is aan de eis van verknochtheid voldaan. Het gaat in beginsel om juridische geschilpunten die voortvloeien uit hetzelfde gestelde feitencomplex, namelijk het beweerdelijk deelnemen van KLM c.s. en andere luchtvaartmaatschappijen aan een kartel. Beide procedures zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. In de hoofdprocedures staat immers centraal de hoofdelijke aansprakelijkheid van KLM c.s. (en BA en Lufthansa), terwijl in de vrijwaringsprocedures zal moeten worden beoordeeld in hoeverre een eventuele hoofdelijke veroordeling van KLM c.s. (en BA en Lufthansa) tot schadevergoeding kan worden afgewenteld op de gedaagden in de vrijwaringsprocedure. Een separate behandeling van beide procedures zou kunnen leiden tot het risico van een onwenselijke inconsistentie in de uitspraken, zodat voeging ook in het belang van de doelmatigheid en proceseconomie moet worden geacht. De verzoeken tot voeging worden op grond van het voorgaande dan ook toegewezen.
in het incident tot oproeping in vrijwaring
4.5.
KLM c.s., Lufthansa en BA vorderen andere luchtvaartmaatschappijen in vrijwaring op te roepen. Zij stellen daartoe, samengevat, dat voor zover de rechtbank zal oordelen dat zij door deelname aan het kartel hoofdelijk aansprakelijk zijn voor enige schade, andere luchtvaartmaatschappijen mede draagplichtig zijn.
4.6.
Equilib refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.7.
Maatstaf voor de toewijsbaarheid van een vordering tot oproeping in vrijwaring is of de gedaagde partij in de hoofdzaak (voldoende onderbouwd) stelt dat de in vrijwaring op te roepen derde krachtens zijn rechtsverhouding tot hem verplicht is de nadelige gevolgen van een veroordeling van gedaagde in de hoofdzaak te dragen.
4.8.
De luchtvaartmaatschappijen hebben voldoende gemotiveerd gesteld dat als gevolg van deelname aan het kartel voor de andere luchtvaartmaatschappijen mogelijk een (gedeeltelijke) verplichting tot vrijwaring bestaat. Verder is de oproeping in vrijwaring gevorderd vóór alle weren. De vordering zal op dit onderdeel dan ook worden toegewezen zoals hierna in de beslissing is vermeld.
in het incident 843a Rv van KLM c.s.
4.9.
KLM c.s. vordert op grond van artikel 843a Rv afschrift van bescheiden (zoals luchtvrachtbrieven/air waybills, (raam)overeenkomsten en facturen en documentatie met betrekking tot cessies), zoals nader gespecificeerd in haar conclusies. Zij stelt daarbij een rechtmatig belang te hebben ter onderbouwing van haar verweer. De luchtvrachtbrieven/air waybills, (raam)overeenkomsten en facturen zijn nodig voor de bepaling van het toepasselijk recht, de eventuele verjaring van de vorderingen, de temporele en geografische reikwijdte van de vorderingen, de al dan niet een-op-een doorberekening van de toeslagen, welke partijen in vrijwaring moeten worden opgeroepen en de identiteit van de expediteurs. Verder zijn de onderliggende cessieovereenkomsten nodig om te kunnen achterhalen waaruit de vermeende schade zou kunnen bestaan, om welke specifieke vluchten het gaat, met welke expediteur is gecontracteerd en welke luchtvaartmaatschappij de desbetreffende vlucht heeft uitgevoerd. Aldus steeds KLM c.s.
4.10.
Equilib verzet zich tegen afgifte van de door KLM c.s. gevorderde bescheiden en voert hiertoe samengevat het volgende aan. De vordering is prematuur omdat in de hoofdprocedure nog (lang) geen oordeel is gegeven over de bewijslastverdeling en over een eventuele verzwaarde stelplicht van de luchtvaartmaatschappijen. Daarbij komt dat KLM c.s. zich reeds zeer goed in staat hebben geacht om zich te verweren tegen de vorderingen van Equilib zonder te beschikken over de gevorderde stukken. Zonder deugdelijke toelichting, die ontbreekt, valt in dit stadium van de procedure niet in te zien welk dringend (bewijs)belang zij thans ineens wel heeft bij de door haar gevorderde bescheiden. Daarbij komt dat Equilib in het vervolg van de procedure haar vorderingen nader zal onderbouwen, ook met bewijsstukken, zodat op voorhand niet kan worden beoordeeld welke stukken de luchtvaartmaatschappijen dan nog nodig zullen hebben voor hun verweer. Verder is van belang dat Equilib eerst tracht verklaringen voor recht te verkrijgen ten aanzien van de onrechtmatigheid en daarna een schadestaatprocedure zal voeren. Het vorderen van inzage in alle air waybills en alle facturen is bovendien een “fishing expedition”, waarvoor artikel 843a Rv niet is bedoeld. Verder zijn de gevorderde bescheiden onvoldoende concreet aangewezen en afgebakend. Bij toewijzing moeten de kosten die de gevraagde digitaliseringsoperatie met zich brengt, waartoe artikel 843a Rv overigens niet verplicht, door KLM c.s. worden gedragen, in het kader waarvan zij een voorschot vraagt van € 10 miljoen. Equilib heeft voorts voldoende stukken in het geding gebracht om de cessieovereenkomsten te beoordelen. Aldus steeds Equilib.
4.11.
Op grond van artikel 843a Rv kan een partij bij een juridische procedure inzage, afgifte of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden wanneer hij daarbij een rechtmatig belang heeft en de bescheiden betrekking hebben op een rechtsbetrekking waarbij hij partij is. Artikel 843a lid 4 Rv bepaalt dat er geen gehoudenheid bestaat om aan de vordering te voldoen als dat niet nodig is voor een behoorlijke rechtsbedeling. Aldus kunnen de belangen van partijen worden afgewogen.
De belangenafweging bij een schadevergoedingsvordering, zoals de onderhavige, is nader uitgewerkt door het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het HvJ) in de zaak Bundeswettbewerbsbehörde/Donau Chemie AG (HvJ 6 juni 2013/C-536/11): enerzijds het belang van verzoeker bij inzage in de gevraagde stukken met het oog op de voorbereiding van zijn beroep tot schadevergoeding, waarbij in het bijzonder rekening wordt gehouden met de andere mogelijkheden die eventueel te zijner beschikking staan, en anderzijds met de concrete nadelige gevolgen voor openbare belangen of gerechtvaardigde belangen van anderen waartoe inzage kan leiden.
Verder is in geval van kartelschade de Richtlijn 2014/104/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 november 2014 betreffende bepaalde regels voor schadevorderingen volgens nationaal recht wegens inbreuken op de bepalingen van het mededingingsrecht van de lidstaten en van de Europese Unie (hierna: de Richtlijn) relevant, en met name artikel 5 lid 3 dat over de toegang tot bewijsmateriaal gaat. De Richtlijn wordt nog geïmplementeerd, maar biedt in dit stadium (overeenkomstig het geldende recht) inzichten, beginselen en aanknopingspunten voor de beoordeling.
In het kader van voornoemde bepaling dient het verlenen van toegang tot bewijsmateriaal beperkt te worden tot wat evenredig is, waarbij rekening dient te worden gehouden met de rechtmatige belangen van alle betrokken partijen en derden. Met name moet rekening worden gehouden met de volgende elementen: (a) de mate waarin de claim of het verweer waarmee het verzoek om toegang tot bewijsmateriaal wordt gerechtvaardigd, wordt ondersteund door beschikbare feiten en beschikbaar bewijsmateriaal, (b) de omvang en de kosten van toegang, in het bijzonder voor betrokken derden, om te voorkomen dat gezocht moet worden naar niet-specifieke informatie waarvan het niet waarschijnlijk is dat zij relevant is voor de partijen in de procedure en (c) of het bewijsmateriaal waartoe toegang wordt gevraagd al dan niet vertrouwelijke informatie bevat, in het bijzonder over derden, en welke regelingen ter bescherming van dergelijke vertrouwelijke informatie van toepassing zijn.
4.12.
De rechtbank is van oordeel dat een afweging van de belangen van partijen met inachtneming van de hiervoor onder 4.11. genoemde uitgangspunten maakt dat de vordering van KLM c.s. op dit moment moet worden afgewezen. Daartoe wordt als volgt overwogen.
In geval van toewijzing zal het verzamelen van de gevraagde – naar onvoldoende weersproken schatting miljoen – documenten zeer veel tijd in beslag zal nemen en zeer hoge kosten meebrengen. Hierdoor zal de procedure in aanmerkelijke mate worden vertraagd, terwijl het nog maar de vraag is of alle bescheiden waarvan afschrift wordt gevorderd nodig zijn voor het verweer, hetgeen wordt betwist.
4.13.
De vordering is in dit stadium van de procedure bovendien, gelet op het volgende, prematuur. KLM c.s. heeft in haar conclusie van antwoord de stellingen van Equilib gemotiveerd weersproken. Het ligt thans op de weg van Equilib om haar stellingen met betrekking tot de causaliteit en de schade nader te concretiseren. Voor zover Equilib betoogt dat in verband met de door haar gevorderde verklaringen voor recht thans alleen de onrechtmatigheid aan de orde is en de schade pas in de schadestaatprocedure aan de orde zal komen, gaat dat betoog niet op, nu de rechtbank het weinig zinvol acht om in deze procedure slechts over de onrechtmatigheid van de gedragingen van de luchtvaartmaatschappijen in het algemeen te oordelen (welk oordeel immers in belangrijke mate is voorbehouden aan de Europese Commissie en de Unierechter). Wil in deze procedure – hangende de beroepsprocedure bij de Unierechter – voortgang kunnen worden geboekt, zal het debat zich derhalve moeten toespitsen op specifieke gedragingen van de luchtvaartmaatschappijen (routes, vluchten etc.) en specifieke activiteiten van de (beweerdelijke) cedenten namens welke Equilib haar vordering heeft ingediend. Voorts acht de rechtbank het mogelijk om uiteindelijk (indien de onrechtmatigheid van bepaalde gedragingen vaststaat) de schade in de onderhavige procedure te begroten op de voet van artikel 612 Rv. Het schadedebat zal derhalve in de onderhavige procedure moeten worden gevoerd. Dit brengt met zich dat het voor een constructieve voortzetting van het debat tussen partijen noodzakelijk is dat in de eerstvolgende fase van de procedure concrete gegevens op tafel komen over het geleden nadeel. Pas daarna kan immers op een zinvolle manier inhoudelijk discussie worden gevoerd over thema’s als toepasselijk recht, verjaring en causaliteit. Equilib dient in dat kader concrete informatie te verstrekken over welk nadeel door haar (beweerdelijke) cedenten is geleden in verband met welke activiteiten van de cedenten en waarom dit nadeel is veroorzaakt door de handelwijze van de luchtvaartmaatschappijen. Deze informatie zal de ingrediënten kunnen leveren voor een beoordeling van thema’s zoals toepasselijk recht, verjaring en cessies.
4.14.
Verder is – voor de uiteindelijke vaststelling van de (omvang van de) schade – een analyse vereist van het werkelijke prijspeil (als het gaat om schade in verband met betaalde prijzen) dat in de relevante periode ten laste is gekomen van de cedenten en het hypothetische prijspeil dat door de cedenten zou zijn betaald indien de gewraakte handelwijze van de luchtvaartmaatschappijen achterwege zou zijn gebleven (waarbij relevante inzichten mogelijk kunnen worden ontleend aan het ‘Werkdocument van de diensten van de Commissie, Praktische Gids betreffende begroting van schade bij schadeacties wegens inbreuken op artikel 101 of 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, bij de Mededeling van de Commissie betreffende de begroting van schade bij schadeacties wegens inbreuken op artikel 101 of 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie’). Bij deze analyse zal aandacht moeten worden besteed aan alle relevante marktomstandigheden. Onderwerpen zoals de omvang, aard en strekking van deze analyse kunnen tijdens de regiezitting van 1 april 2015 aan de orde komen.
4.15.
Doorprocederen zonder nadere concrete informatie wordt voorshands niet doelmatig geacht, evenals een abstracte analyse over het toepasselijk recht, verjaring en cessie. Dit kan anders zijn indien een analyse van beperkte omvang op deze terreinen concreet uitzicht biedt op een minnelijke regeling, maar hierover hebben partijen tot op heden niets naar voren gebracht. Equilib kan, gelet op de lasten van de vereiste toelichting over de schade en het causaal verband, ervoor kiezen alsnog te berusten in aanhouding van de procedure, zoals verzocht door de luchtvaartmaatschappijen. Ook dit kan tijdens de regiezitting van 1 april 2015 aan de orde komen.
4.16.
Dit betekent dat de in dit stadium van het geschil noodzakelijke concretisering van het debat, die KLM c.s. beoogt te bereiken met haar vordering op de voet van artikel 843a Rv, naar redelijke verwachting vorm zal krijgen in door Equilib in te dienen processtukken. Dit brengt mee dat het meest zwaarwegende argument van KLM c.s., namelijk dat zij zich niet adequaat kan verweren tegen de vordering van Equilib, aan haar betoog komt te ontvallen. Verder weegt in het nadeel van KLM c.s. mee dat toewijzing van de vordering zeer substantiële inspanningen en kosten van Equilib zou vergen en bovendien een zeer aanzienlijke vertraging in de voortgang van de procedure zou opleveren.
4.17.
Een en ander leidt naar het oordeel van de rechtbank tot de conclusie dat een redelijke afweging van de betrokken belangen (thans) in het nadeel van KLM c.s. uitvalt. KLM c.s. heeft dan ook in dit stadium geen rechtmatig (bewijs)belang in de zin van artikel 843a Rv, zodat haar vordering zal worden afgewezen. In het geval Equilib op een later moment nieuwe stellingen inneemt, zullen de luchtvaartmaatschappijen in de gelegenheid worden gesteld daarop te antwoorden. Hun verweer zal alsdan niet als tardief worden geoordeeld. In een later stadium kan dan eventueel, afhankelijk van de bewijslevering, de afgifte van bescheiden alsnog aan de orde komen.
in het incident tot afgifte van bescheiden ex artikel 843a/22 Rv van Equilib
4.18.
Equilib vordert primair op grond van artikel 843a Rv en subsidiair op grond van artikel 22 Rv afschrift van documenten zoals in de conclusie is vermeld (zoals e-mails en gespreksverslagen in verband met de werkwijze van het kartel). Equilib stelt daartoe samengevat dat de documenten naar haar verwachting inzicht bieden in de werkwijze van het kartel en daarmee relevante informatie voor onder meer de causaliteit en de aannemelijkheid van schade. De door Equilib gevorderde documenten betreffen een concreet type bescheiden in een afgebakend tijdvak ten aanzien van een specifiek onderwerp en zijn aldus voldoende bepaald. Aldus steeds Equilib.
4.19.
De luchtvaartmaatschappijen betwisten dat Equilib een rechtmatig belang bij haar vordering heeft en dat die vordering voldoende bepaald is. De vordering heeft het karakter van een “fishing expedition” waarvoor artikel 843a Rv zich niet leent. Equilib heeft ook niet uitgelegd waarom die stukken nodig zijn voor haar “Europese vorderingen”, in aanvulling op de inhoud van de door haar overgelegde honderden pagina’s documenten van Koreaanse en Amerikaanse autoriteiten over het vermeende kartel. Aldus steeds de luchtvaartmaatschappijen.
4.20.
In het kader van de vereiste belangenafweging (waaronder het gestelde bewijsbelang van Equilib en de vraag of zij een rechtmatig belang bij haar vordering heeft) overweegt de rechtbank, steeds met inachtneming van de hiervoor onder 4.11. genoemde uitgangspunten, als volgt.
De vordering is prematuur aangezien Equilib tot op heden niet concreet heeft toegelicht in hoeverre zij de documentatie waarvan zij afschrift vordert nodig heeft ter onderbouwing van haar vordering. Equilib heeft immers niet geconcretiseerd jegens welke (beweerdelijke) cedenten als gevolg van het kartel onrechtmatig is gehandeld en welk nadeel door deze cedenten is geleden door toedoen van de luchtvaartmaatschappijen. Verder zal in het geval van toewijzing het verzamelen van de gevraagde documenten veel tijd in beslag nemen en hoge kosten meebrengen, terwijl bovendien is betwist dat alle gevraagde gegevens voorhanden zijn. Kortom: Equilib moet eerst haar stellingen zo goed mogelijk toelichten aan de hand van de informatie waar zij al over beschikt en de informatie waarover zij in overleg met haar cedenten kan beschikken. Indien zij dit doet en nog nadere gegevens nodig heeft waarover de luchtvaartmaatschappijen kunnen beschikken, kan opnieuw de vraag aan de orde komen of de luchtvaartmaatschappijen afschrift van stukken moeten overleggen.
Aldus weegt het belang van de luchtvaartmaatschappijen bij afwijzing van de vordering in dit stadium zwaarder dan het belang van Equilib bij afgifte van de gevraagde bescheiden. Equilib heeft in dit stadium onvoldoende rechtmatig belang en onvoldoende bewijsbelang. De vordering zal op dit onderdeel dan ook worden afgewezen.
verzoek van Equilib tot verstrekking van een afschrift van de beschikking van de Europese Commissie op grond van artikel 843a/22 Rv dan wel 15 Vo
4.21.
Equilib vordert dat KLM, AF, BA en Lufthansa afschrift verstrekken van de vertrouwelijke (unredacted) versie van de beschikking, onder nader door deze rechtbank vast te stellen voorwaarden, en stelt daartoe het volgende. De Commissie heeft in haar brief van 5 februari 2015 medegedeeld dat zij geen bezwaren heeft tegen overlegging van de vertrouwelijke versie van de beschikking, zo lang de vertrouwelijke gegevens die daarin zijn opgenomen, waaronder die van derden, maar voldoende worden beschermd. Equilib stelt voor om een confidentiality ring in te stellen waarbuiten de gegevens onder geen beding mogen worden gedeeld. Wat Equilib betreft kan de confidentiality ring beperkt blijven tot Equilib zelf, haar advocaten en experts. De verwijzingen naar de leniency corporate statements in de beschikking kunnen worden verwijderd. Wel moet hetgeen de Commissie zelf heeft opgenomen in de beschikking zoveel mogelijk blijven staan. Het belang van Equilib is gelegen in de piketpalen die in de beschikking staan (welke vluchten in welke periodes zijn door de Europese Commissie aangemerkt als ongeoorloofd). De luchtvaartmaatschappijen proberen nagenoeg alle relevante informatie in de beschikking en overige bescheiden buiten de procedure te houden. Blijkens rechtspraak van het HvJ is het de taak van de nationale rechter om de belangen die de mededeling van de inlichtingen dan wel de bescherming ervan rechtvaardigen, tegen elkaar af te wegen. Voorts kan een beroep op artikel 8 EVRM niet in de weg staan aan openbaarmaking van informatie die betrekking heeft op de deelneming van een onderneming aan een inbreuk op het mededingingsrecht. Aldus steeds Equilib.
4.22.
KLM, AF, BA en Lufthansa voeren samengevat ter afwering het volgende aan. Equilib heeft geen belang bij overlegging van de beschikking, aangezien alleen het dictum bepalend is voor haar vorderingen. De overwegingen in de beschikking die niet in een dictum uitmonden, kunnen niet aan de luchtvaartmaatschappijen tegengeworpen worden omdat dit in strijd is met de onschuldpresumptie. Bovendien is inmiddels een samenvatting van de beschikking beschikbaar, waarin de hoogte en juridische grondslag van de opgelegde boetes en periode waarin de vermeende concurrentiebeperkende gedragingen door de geadresseerden van de beschikking zich zouden hebben voorgedaan staan vermeld. Bovendien kan Equilib ook een versie van de beschikking opvragen bij de Commissie waarin alle informatie is opgenomen die niet als vertrouwelijk is aangemerkt door een van de luchtvaartmaatschappijen. Verder is de vordering prematuur omdat de beschikking nog niet definitief is. Afgifte van de vertrouwelijke versie van de beschikking is een onaanvaardbare doorkruising van de lopende zorgvuldige en met rechtswaarborgen omklede openbaarmakingsprocedure van de Commissie in de zin van artikel 30 Vo. Volgens vaste jurisprudentie van de Unierechter moet de Commissie rekening houden met alle ingediende vertrouwelijkheidsclaims, waaronder niet alleen die van de geadresseerden, maar ook van derden. Al deze partijen zouden door deze rechtbank in deze procedure moeten worden betrokken en in staat worden gesteld om hun vertrouwelijkheidsclaims naar voren te brengen. De rechtbank zou dan vervolgens op grond van het beginsel van loyale samenwerking een eigen beslissing over het Pergan-materiaal moeten aanhouden totdat de Commissie daarover zal hebben beslist. Deze werkwijze is tijdrovend, duur en niet doelmatig en leidt tot veel dubbel werk, omdat in Engeland en in Brussel ook al hetzelfde werk plaatsvindt. Equilib kan en mag op die beoordeling van de Commissie niet vooruitlopen, ongeacht de basis van haar verzoek. Verder wijzen de luchtvaartmaatschappijen op de stand van zaken in de Engelse procedure, waarin BA de volledige verantwoordelijkheid heeft moeten nemen voor het verwijderen van vertrouwelijke gegevens uit de beschikking, waarbij zij in feite werd opgezadeld met het werk van de Commissie. Het proces van schonen van de beschikking in Engeland is nog niet definitief afgerond omdat er nog een hoger beroep loopt over de vertrouwelijkheid van de Pergan-informatie. Aldus steeds de luchtvaartmaatschappijen.
4.23.
In het kader van de vereiste belangenafweging (waaronder het gestelde bewijsbelang van Equilib en de vraag of zij een rechtmatig belang bij haar vordering heeft) oordeelt de rechtbank, steeds met inachtneming met de hiervoor onder 4.11. genoemde uitgangspunten, als volgt.
4.24.
Equilib stelt dat haar belang bij afgifte van de beschikking is gelegen in het achterhalen van de daarin vermelde piketpalen, onder meer ter onderbouwing van de causaliteit en de aannemelijkheid van schade. Equilib heeft echter niet concreet uitgelegd waarom het “inzoomen” op deze vluchten doelmatig is. Zo heeft zij niet gesteld dat zij daarbij belang heeft omdat het tijd en moeite scheelt. Het had op de weg van Equilib gelegen om een concreet inzicht te verschaffen in hoeveel tijd en moeite het zou kosten om die informatie te achterhalen zonder die piketpalen (zie hetgeen hiervoor is overwogen onder 4.12 en verder met betrekking tot de vereiste analyse van nadeel en causaal verband). Dit geldt te meer nu de luchtvaartmaatschappijen hebben aangevoerd dat de door Equilib genoemde piketpalen ook in de samenvatting van de beschikking staan.
4.25.
Partijen wensen in de incidenten/verzoeken die nu aan de orde zijn het tijdrovende onderzoek (waardoor de omvang van het geschil zou kunnen worden beperkt) neer te leggen bij de ander. Zo wenst Equilib inzicht te verkrijgen in piketpalen, beslissingen van de Europese Commissie en e-mails en gespreksverslagen, terwijl de luchtvaartmaatschappijen aandringen op overlegging van vrachtbrieven en overeenkomsten met expediteurs. Partijen denken aan de hand hiervan verder te kunnen debatteren over een of meer abstracte en formele thema’s als toepasselijk recht, verjaring en cessies, welk debat maanden of jaren zou kunnen duren, reeds omdat maanden of jaren nodig zouden kunnen zijn voor het ordenen, inventariseren, kopiëren, bestuderen en becommentariëren van de miljoenen pagina’s over en weer overgelegde stukken (of op te zetten digitale bestanden), dan wel het tot stand brengen van een niet vertrouwelijke versie van de beschikking met inachtneming van alle vereiste waarborgen. De rechtbank acht een dergelijke gang van zaken niet doelmatig, te meer nu een duidelijk en betrekkelijk eenvoudig en efficiënt alternatief voorhanden is overeenkomstig het gewone Nederlandse procesrecht. Zoals hiervoor is overwogen onder 4.12 en verder, ligt het op de weg van Equilib haar schade en het causaal verband toe te lichten, waarna de luchtvaartmaatschappijen de gelegenheid zullen hebben op deze punten nader verweer te voeren. Voorshands is deze werkwijze naar het oordeel van de rechtbank in aanzienlijke mate doelmatiger dan abstracte discussies over het toepasselijke recht, verjaring en cessies.
4.26.
Hierbij moet nog het volgende worden opgemerkt. Tegenover het belang van Equilib staat het publieke belang van geheimhouding van gegevens van de geadresseerden van de beschikking en derden. Het HvJ heeft in diverse uitspraken geoordeeld dat met die belangen rekening moet worden gehouden. Het Gerecht (Europese Unie) heeft in de zaak Schenker AG/Commissie geoordeeld dat de Commissie uitsluitend een niet-vertrouwelijke versie van de beschikking mag verstrekken waaruit alle informatie is verwijderd waarvoor zowel door de geadresseerden als door andere belanghebbende ondernemingen een verzoek om vertrouwelijke behandeling is ingediend. Dit brengt met zich dat ook als de rechtbank zou overwegen om een vertrouwelijke versie van de beschikking binnen de confidentiality ring openbaar te maken, de rechten van betrokkenen die het Europese recht verleent moeten worden gewaarborgd. Dit wordt ook bevestigd in de door Equilib overgelegde brief van de Commissie van 5 februari 2015, waarin zij schrijft dat ook uit de beschikking die binnen de confidentiality ring ter beschikking komt het Pergan-materiaal verwijderd moet worden. Aldus zou de rechtbank feitelijk het werk dat het HvJ van de Commissie eist in haar plaats moeten verrichten.
Dit zou een zeer omvangrijk, tijdrovend en moeizaam proces impliceren voor zowel de rechtbank als de betrokken partijen. De beschikking bestaat immers uit ruim 300 pagina’s.
Daarbij komt dat niet alle luchtvaartmaatschappijen die hun eigen eisen hebben ten aanzien van de vertrouwelijkheid van het Pergan-materiaal, zoals SIA en Cathay, partij zijn bij deze procedure, terwijl het niet de bedoeling kan zijn dat hun belangen door anderen moeten worden behartigd.
4.27.
Verder geldt dat in de Engelse procedure is gebleken dat openbaarmaking binnen een confidentiality ring niet snel tot enig resultaat leidt. De luchtvaartmaatschappijen hebben ter zitting verklaard dat men in de Engelse procedure al meer dan een jaar bezig is om overeenstemming te bereiken over een geredigeerde versie van de beschikking en dat die procedure op dit moment zelfs stil ligt in verband met verschillende vertrouwelijkheidsclaims.
4.28.
Voorts is van belang dat de openbaarmakingsprocedure bij de Commissie zich in een vergevorderd stadium bevindt en dat niet is gezegd dat de rechtbank sneller tot een voor afgifte geschikte versie van de beschikking zal komen. In het kader van de met rechtswaarborgen omklede openbaarmakingsprocedure lijkt de Commissie hiertoe op voorhand beter geëquipeerd te zijn.
4.29.
Al met al is de rechtbank op grond van het voorgaande van oordeel dat in het kader van een afweging van de hiervoor omschreven belangen van partijen, het belang van Equilib bij afgifte van een vertrouwelijke versie van de beschikking op welke grond dan ook, tegenover de gerechtvaardigde belangen van de luchtvaartmaatschappijen, onvoldoende zwaar weegt om tot toewijzing van de vordering op dit onderdeel te komen. Die vordering zal dan ook worden afgewezen.
het verzoek tot oproeping van derden op grond van artikel 118 Rv
4.30.
KLM c.s. vordert haar toe te staan om in de hoofdzaken 11-944 dan wel 14-283 de overige luchtvaartmaatschappijen en Barnsdale Cartel Damage Solutions AG (hierna: Barnsdale) als medegedaagden op te roepen. KLM c.s. stelt daartoe samengevat het volgende. Artikel 118 Rv biedt een zelfstandige grondslag voor oproeping van derden en een dergelijke oproeping doet geen afbreuk aan de partijeconomie van Equilib.
Het is “noodzakelijk” en “zinvol”, als bedoeld in de door KLM c.s. in haar conclusie van antwoord en incidentele conclusie aangehaalde rechtspraak (recent HR 28 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:736, X/Gemeente De Bildt), dat alle overige luchtvaartmaatschappijen rechtstreeks aan het partijdebat in de hoofdzaak deelnemen. Zonder een dergelijke deelname wordt het KLM c.s., die hoofdelijk wordt aangesproken met de andere luchtvaartmaatschappijen, onnodig moeilijk gemaakt om op de stellingen van Equilib te reageren, bijvoorbeeld ten aanzien van de vraag of de overige luchtvaartmaatschappijen hebben deelgenomen aan de gestelde inbreuk en, zo ja, in hoeverre zij aan hun cliënten schade hebben berokkend. Omdat dit concurrentiegevoelige informatie betreft zullen de andere luchtvaartmaatschappijen die informatie niet willen verstrekken. Daarbij heeft KLM c.s. bovendien een rechtens te respecteren belang om jegens alle beweerdelijk betrokken luchtvaartmaatschappijen eenzelfde, niet-tegenstrijdige en bindende uitspraak te verkrijgen.
Met betrekking tot de oproeping van Barnsdale is van belang dat zij namens onder meer vijf grote expediteurs een procedure in Duitsland is gestart ter verkrijging van schadevergoeding van de karteldeelnemers voor de schade die expediteurs stellen te hebben geleden als gevolg van het kartel. KLM c.s. heeft er belang bij te voorkomen dat zij tweemaal voor dezelfde schade aansprakelijk worden gesteld: als een expediteur een prijsverhoging heeft doorbelast, heeft zij geen schade, maar als de prijsverhoging niet is doorbelast, heeft de shipper geen schade. Als Barnsdale in de onderhavige procedure wordt betrokken kan het risico op tegenstrijdige uitspraken worden voorkomen. Aldus KLM c.s.
4.31.
Equilib verzet zich tegen oproeping van andere partijen in deze procedures en voert hiertoe samengevat het volgende aan. Artikel 118 Rv biedt geen ruimte om de overige luchtvaartmaatschappijen en Barnsdale op te roepen. De autonomie van Equilib als eiseres om in een zaak van hoofdelijke aansprakelijkheid zelf te beslissen wie zij in rechte wenst te betrekken moet worden gerespecteerd. Er bestaat ook geen zodanig belang aan de zijde van de overige luchtvaartmaatschappijen dat Equilib hen om die reden gedwongen zou moeten oproepen. De rechter in Duitsland kan de procedure die Barnsdale in Duitsland heeft aangespannen aanhouden in afwachting van de uitkomst van de onderhavige procedures of de zaak doorverwijzen naar deze rechtbank. Ook kan Barnsdale vrijwillig tussenkomen. Aldus Equilib.
4.32.
Artikel 118 Rv geeft regels voor de oproeping van derden als partij in het geding, zonder dat duidelijk wordt gemaakt in welke gevallen die oproeping mogelijk zou kunnen zijn. Als maatstaf geldt, zoals recentelijk door de Hoge Raad is bepaald in het hiervoor genoemde arrest van 28 maart 2014 (X/Gemeente De Bildt), dat derden als medegedaagden in de hoofdprocedure kunnen worden betrokken indien dit voor de beslissing over de rechtsbetrekking in geschil “noodzakelijk” of “zinvol” is.
De rechtbank acht het op zichzelf niet uitgesloten dat het oproepen van de overige luchtvaartmaatschappijen en Barnsdale als medegedaagden “noodzakelijk” of “zinvol” kan zijn. In dit stadium acht de rechtbank een dergelijke oproeping echter prematuur. Thans is immers nog niet duidelijk of en, zo ja, in hoeverre KLM c.s. de eventuele benodigde informatie van de overige luchtvaartmaatschappijen voor haar verweer niet kan verkrijgen. Dit geldt te meer nu de Commissie een kartelinbreuk heeft vastgesteld, waaraan ook overige luchtvaartmaatschappijen hebben deelgenomen, zodat het niet in de rede ligt om aan te nemen dat die luchtvaartmaatschappijen, nu zij op hun handelen worden aangesproken, tijdens de behandeling van het geschil in rechte niet tot enige samenwerking bereid zouden zijn en KLM c.s. geen toegang tot die informatie zouden willen verschaffen.
4.33.
Voorts geldt dat het verweer van KLM c.s. in de hoofdzaak in dit stadium tegenover de stellingen van Equilib voldoende is toegelicht. Zoals hiervoor reeds is overwogen is het nu eerst aan Equilib om de causaliteit en de schade nader te concretiseren. Afhankelijk van het daartegen te voeren verweer kan vervolgens worden bezien of specifieke benodigde informatie al dan niet kan worden verkregen. Als dat laatste niet het geval zal blijken te zijn, staat het KLM c.s. vrij wederom een vordering ex artikel 118 Rv in te dienen, waarop de rechtbank dan zal kunnen beslissen. Met betrekking tot Barnsdale geldt, in aanvulling op het voorgaande, nog dat pas als Equilib concrete schadebedragen heeft genoemd, bezien kan worden of en in hoeverre afstemming en coördinatie van de onderhavige procedures met de Duitse procedure wenselijk en mogelijk is. Op grond van het voorgaande zal de op artikel 118 Rv gegronde vordering worden afgewezen.
slotsom (alle incidenten/verzoeken)
4.34.
De slotsom van al het voorgaande is dat het gevorderde in de incidenten tot voeging en oproeping in vrijwaring zal worden toegewezen en dat het gevorderde in de overige incidenten/verzoeken zal worden afgewezen.
4.35.
BA heeft verzocht hoger beroep van dit vonnis open te stellen. De rechtbank ziet hiertoe geen aanleiding. Het daartoe strekkende verzoek van BA zal dan ook worden afgewezen.
4.36.
Nu partijen over en weer op enig onderdeel in het ongelijk zijn gesteld, bestaat er aanleiding om de proceskosten in de verzoeken/incidenten te compenseren als hierna onder de beslissing is vermeld.
4.37.
Zoals reeds eerder aan partijen en hun raadslieden is bericht zal op 1 april 2015 een regiezitting plaatsvinden in de hoofdzaken en in de vrijwaringszaken. De rechtbank hecht eraan hier nogmaals te benadrukken dat, zoals tijdens de zitting van 5 februari 2015 aan de orde is gekomen, de luchtvaartmaatschappijen in het vervolg van deze procedure voor wat betreft de gemeenschappelijke onderdelen van hun betoog (gemeenschappelijke feitelijke stellingen, gemeenschappelijke thema’s, gemeenschappelijke juridische argumenten) zoveel mogelijk moeten volstaan met één gezamenlijk processtuk. De rolrechter zal hierop toezien.
5. De beslissing
De rechtbank
in het incident tot voeging ex artikel 222 Rv
5.1.
voegt de hoofdzaak met zaaknummer / rolnummer C/13/561169 / HA ZA 14-283 met de hoofdzaak met zaaknummer / rolnummer C/13/486440 / HA ZA 11-944,
5.2.
voegt de hoofdzaak met zaaknummer / rolnummer C/13/561169 / HA ZA 14-283 met de vrijwaringszaak met zaaknummer / rolnummer C/13/561722 / HA ZA 14-315,
5.3.
voegt de vrijwaringszaak met zaaknummer / rolnummer C/13/486442 / HA ZA 11-945 met de vrijwaringszaak met zaaknummer / rolnummer C/13/561722 / HA ZA 14-315,
in het incident tot oproeping in vrijwaring (zaak 14-283)
5.4.
staat aan KLM c.s. toe om in vrijwaring te doen dagvaarden tegen de terechtzitting van 30 september 2015:
- -
Singapore Airlines Cargo Pte Ltd, gevestigd te Singapore, Singapore;
- -
Singapore Airlines Limited, gevestigd te Singapore, Singapore;
- -
LATAM Airlines Group S.A., voorheen LAN Airlines S.A., gevestigd te Santiago, Chili;
- -
LAN Cargo S.A., gevestigd te Miami, Florida, Verenigde Staten van Amerika;
- -
Air Canada, gevestigd te Saint-Laurent, Canada;
- -
Cathay Pacific Airways Limited, gevestigd te Hong Kong, Hong Kong;
- -
Japan Airlines Co. Ltd, gevestigd te Tokyo, Japan;
- -
Qantas Airways Limited, gevestigd te Mascot, Australië;
- -
SAS Danmark A/S, gevestigd te Århus, Denemarken;
- -
SAS Norge A/S, gevestigd te Gardermoen, Noorwegen;
- -
SAS Sverige AB, gevestigd te Stockholm, Zweden,
5.5.
staat Lufthansa toe om in vrijwaring te doen dagvaarden tegen de terechtzitting van 30 september 2015:
- -
Air Canada, gevestigd te Saint-Laurent, Canada;
- -
Air France-KLM S.A., gevestigd te Parijs, Frankrijk;
- -
British Airways PLC, gevestigd te Harmondworth, Verenigd Koninkrijk;
- -
Cargolux Airlines International S.A., gevestigd te Sandweiler, Luxemburg;
- -
Cathay Pacific Airways Limited, gevestigd te Hong Kong, Hong Kong;
- -
Japan Airlines Co. Ltd, gevestigd te Tokyo, Japan;
- -
Koninklijke Luchtvaartmaatschappij N.V., gevestigd te Amstelveen;
- -
LATAM Airlines Group S.A., gevestigd te Santiago, Chili;
- -
LAN Cargo S.A., gevestigd te Miami, Florida, Verenigde Staten van Amerika;
- -
Martinair Holland N.V., gevestigd te Haarlemmermeer;
- -
Qantas Airways Limited, gevestigd te Mascot, Australië;
- -
SAS AB, gevestigd te Stockholm, Zweden;
- -
SAS Cargo Group A/S, gevestigd te Kastrup, Denemarken;
- -
Scandinavian Airlines System Denmark-Norway-Sweden, gevestigd te Stockholm, Zweden;
- -
SAS Danmark A/S, gevestigd te Kastrup, Denemarken;
- -
SAS Norge AS, gevestigd te Gardermoen, Noorwegen;
- -
SAS Sverige AB, gevestigd te Stockholm, Zweden;
- -
Singapore Airlines Limited, gevestigd te Singapore, Singapore;
- -
Singapore Airlines Cargo Pte Ltd., gevestigd te Singapore, Singapore;
- -
Société Air France, gevestigd te Roissy Charles-de-Gaulle CEDEX, Frankrijk,
5.6.
staat BA toe om in vrijwaring te doen dagvaarden tegen de terechtzitting van
30 september 2015:
- -
Air Canada, gevestigd te Saint-Laurent, Canada;
- -
Air France-KLM Group, gevestigd te Parijs, Frankrijk;
- -
Société Air France S.A., gevestigd te Roissy Charles-de-Gaulle CEDEX, Frankrijk;
- -
Koninklijke Luchtvaartmaatschappij N.V., gevestigd te Amstelveen;
- -
Cargolux Airlines International S.A., gevestigd te Sandweiler, Luxemburg;
- -
Cathay Pacific Airways Limited, gevestigd te Hong Kong, Hong Kong;
- -
Japan Airlines Co. Ltd, gevestigd te Tokyo, Japan;
- -
LAN Airlines S.A. (thans LATAM Airlines Group S.A.), gevestigd te Santiago, Chili;
- -
LAN Cargo S.A., gevestigd te Miami, Florida, Verenigde Staten van Amerika;
- Lufthansa Cargo AG, gevestigd te Frankfurt am Main, Duitsland;
- -
Deutsche Lufthansa AG, gevestigd te Keulen, Duitsland;
- -
Swiss International Air Lines AG, gevestigd te Basel, Zwitserland;
- -
Martinair Holland N.V., gevestigd te Haarlemmermeer;
- -
Qantas Airways Limited, gevestigd te Mascot, Australië;
- -
SAS AB, gevestigd te Stockholm, Zweden;
- -
SAS Cargo Group A/S, gevestigd te Kastrup, Denemarken;
- -
Scandinavian Airlines System Denmark-Norway-Sweden, gevestigd te Stockholm, Zweden;
- -
Singapore Airlines Cargo Pte Ltd, gevestigd te Singapore, Singapore;
- -
Singapore Airlines Limited, gevestigd te Singapore, Singapore,
in de incidenten/verzoeken voorts:
5.7.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in de hoofdzaken en de vrijwaringszaken
5.9.
verwijst de zaken naar de rol van 1 april 2015 voor de reeds geplande regiecomparitie,
5.10.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.S. Frakes, mr. H.J. Fehmers en mr. R.A. Dudok van Heel, rechters, bijgestaan door mr. J.P. van der Stouwe, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2015.1.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 25‑03‑2015