Einde inhoudsopgave
Arbeidstijdenbesluit
Artikel 5.14:4 Arbeids- en rusttijden in een niet-bestendig en -regelmatig arbeidstijdpatroon
Geldend
Geldend vanaf 30-07-2009
- Bronpublicatie:
03-07-2009, Stb. 2009, 325 (uitgifte: 29-07-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
30-07-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-07-2009, Stb. 2009, 325 (uitgifte: 29-07-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Algemeen
Arbeidsrecht / Arbeidsomstandigheden en beroepsschade
1.
Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder een niet-bestendig of -regelmatig arbeidstijdpatroon een arbeidstijdpatroon waarin een werknemer gedurende ten hoogste 6 weken werkzaam is op dezelfde arbeidsplaats.
2.
De artikelen 5:3, tweede lid, 5:5, tweede lid, 5:7 en 5:8, eerste tot en met zevende lid, van de wet zijn niet van toepassing, indien dit artikel wordt toegepast.
3.
De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer die in een niet-bestendig en -regelmatig arbeidstijdpatroon werkzaam is:
- a.
gedurende ten hoogste 15 maal in elke periode van 21 aaneengesloten dagen, ten hoogste 11 uren per dienst onderscheidenlijk per nachtdienst, en in een periode van 26 aaneengesloten weken gemiddeld 40 uren per week arbeid verricht;
- b.
na arbeid te hebben verricht in die dienst een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 12 uren, welke rusttijd 3 maal in elke periode van 21 aaneengesloten dagen mag worden ingekort tot ten minste 8 uren;
- c.
in de in onderdeel a bedoelde periode van 21 aaneengesloten dagen een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 72 uren.
4.
De arbeidstijd per dienst onderscheidenlijk per nachtdienst kan in afwijking van het derde lid, onderdeel a, 2 maal in elke periode van 28 aaneengesloten dagen worden verlengd met ten hoogste één uur voor het verrichten van arbeid die bestaat uit oefeningen die tot doel hebben de bekwaamheid en de bedrevenheid in het uitvoeren van maatregelen en procedures ten tijde van ongelukken en calamiteiten te verkrijgen of te behouden.
5.
Indien het vierde lid wordt toegepast kan in afwijking van het derde lid, onderdeel b, de onafgebroken rusttijd van ten minste 12 uren worden ingekort met ten hoogste één uur.
6.
Indien dit artikel wordt toegepast, organiseert de werkgever de arbeid van de werknemer zodanig, dat tegenover iedere periode van 24 uren welke wordt doorgebracht op of vanaf een mijnbouwwerk in een periode van 26 aaneengesloten weken een onafgebroken rusttijd staat van ten minste 24 uren elders.