Einde inhoudsopgave
Arbeidstijdenbesluit
Artikel 5.14:2 Arbeids- en rusttijden in een bestendig en regelmatig arbeidstijdpatroon
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2007
- Bronpublicatie:
26-02-2007, Stb. 2007, 88 (uitgifte: 01-01-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-04-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-02-2007, Stb. 2007, 88 (uitgifte: 01-01-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Algemeen
Arbeidsrecht / Arbeidsomstandigheden en beroepsschade
1.
Dit artikel is uitsluitend van toepassing op een werknemer die arbeid verricht op of vanaf een mijnbouwinstallatie.
2.
De artikelen 5:3, tweede lid, 5:5, tweede lid, 5:7 en 5:8, eerste tot en met zevende lid, van de wet zijn niet van toepassing, indien dit artikel wordt toegepast.
3.
De werkgever organiseert de arbeid zodanig, dat de werknemer die in een bestendig en regelmatig arbeidstijdpatroon werkzaam is:
- a.
gedurende ten hoogste 14 maal in elke periode van 28 aaneengesloten dagen, ten hoogste 11 uren per dienst onderscheidenlijk per nachtdienst, en in een periode van 16 aaneengesloten weken gemiddeld 40 uren per week arbeid verricht;
- b.
na het verrichten van arbeid in die dienst onderscheidenlijk nachtdienst een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 12 uren, welke rusttijd 4 maal in elke periode van 28 aaneengesloten dagen mag worden ingekort tot ten minste 8 uren.
4.
De arbeidstijd per dienst onderscheidenlijk per nachtdienst kan in afwijking van het derde lid, onderdeel a, 2 maal in elke periode van 28 aaneengesloten dagen worden verlengd met ten hoogste één uur voor het verrichten van arbeid die bestaat uit oefeningen en trainingen die tot doel hebben de bekwaamheid en de bedrevenheid in het uitvoeren van maatregelen en procedures ten tijde van ongelukken en calamiteiten te verkrijgen of te behouden.
5.
Indien het vierde lid wordt toegepast kan in afwijking van het derde lid, onder b, de onafgebroken rusttijd van ten minste 12 uren worden ingekort met ten hoogste één uur.
6.
Indien dit artikel wordt toegepast, organiseert de werkgever de arbeid van de werknemer zodanig, dat:
- a.
tegenover iedere periode van 24 uren welke wordt doorgebracht op of vanaf een mijnbouwinstallatie in een periode van 16 aaneengesloten weken een onafgebroken rusttijd staat van ten minste 24 uren elders;
- b.
alle werknemers, die gelijksoortige werkzaamheden verrichten en in een bestendig en regelmatig arbeidstijdpatroon werkzaam zijn, die arbeid in een zelfde arbeidstijdpatroon verrichten.
7.
De rusttijd van ten minste 24 uren, bedoeld in het zesde lid, onderdeel a, mag uitsluitend worden onderbroken ten behoeve van niet op de reguliere arbeidsplaats plaatsvindende oefeningen en trainingen ten behoeve van het verkrijgen en behouden van de bekwaamheid en de bedrevenheid in het uitvoeren van maatregelen en procedures ten tijde van ongelukken en calamiteiten. In een periode van 52 achtereenvolgende weken mag de in de vorige volzin bedoelde onderbreking ten hoogste 20 dagen duren, waarvan ten hoogste 5 dagen aaneengesloten.
8.
Indien het zevende lid, eerste zin, van toepassing is, organiseert de werkgever de arbeid zodanig, dat de werknemer die in een bestendig en regelmatig arbeidstijdpatroon werkzaam is, in een periode van 52 aaneengesloten weken ten hoogste gemiddeld 40 uren per week arbeid verricht.