NJB 2014/581
Recht op vertolking en vertaling in strafprocedures: onjuist is de rechtsopvatting dat een verdachte die de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst, recht heeft op de bijstand van een tolk in zijn moedertaal. Zodanige verdachte dient ter terechtzitting te worden bijgestaan door een tolk in een taal die hij voldoende beheerst om het onderzoek ter terechtzitting te kunnen voortzetten
HR 18-02-2014, ECLI:NL:HR:2014:358
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
18 februari 2014
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, V. van den Brink
- Zaaknummer
12/02281
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Internationaal belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:358, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 18‑02‑2014
ECLI:NL:PHR:2013:2548, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑12‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 05‑11‑2012
- Wetingang
(EVRM art. 6 lid 3 sub e; Richtlijn 2010/64/EU recht op vertolking en vertaling in strafprocedures (PbEU L 280) art. 2; Sv art. 275 en 276)
Essentie
Recht op vertolking en vertaling in strafprocedures: onjuist is de rechtsopvatting dat een verdachte die de Nederlandse taal niet of onvoldoende beheerst, recht heeft op de bijstand van een tolk in zijn moedertaal. Zodanige verdachte dient ter terechtzitting te worden bijgestaan door een tolk in een taal die hij voldoende beheerst om het onderzoek ter terechtzitting te kunnen voortzetten
Uitspraak
Inleiding:
Verdachte is veroordeeld ter zake van ‘als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet, dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling is verklaard’ (art. 197 Sr). Het middel behelst onder meer ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.