Einde inhoudsopgave
Vissersvaartuigenbesluit 2002
Artikel 5.28 Structurele brandbeveiliging
Geldend
Geldend vanaf 20-02-2002
- Bronpublicatie:
11-01-2002, Stb. 2002, 60 (uitgifte: 19-02-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
20-02-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-01-2002, Stb. 2002, 60 (uitgifte: 19-02-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Zeevervoer
1.
De romp, de bovenbouw, structurele schotten, dekken en dekhuizen zijn van onbrandbare materialen vervaardigd. Het Hoofd van de Scheepvaartinspectie kan een brandbare constructie toestaan mits wordt voldaan aan de van toepassing zijnde bepalingen van dit artikel en aan de aanvullende bepalingen van artikel 5.40, derde lid.
2
a.
Op vaartuigen waarvan de romp is vervaardigd van onbrandbare materialen, zijn dekken en schotten die ruimten voor machines van categorie A scheiden van ruimten voor accommodatie, dienstruimten en controlestations, van klasse ‘A-60’ wanneer de ruimte voor machines van categorie A niet is voorzien van een vast aangebrachte brandblusinstallatie, en van klasse ‘A-30’ wanneer een dergelijke installatie wel is aangebracht. Dekken en schotten die andere ruimten voor machines scheiden van ruimten voor accommodatie, dienstruimten en controlestations, zijn van klasse ‘A-0’. Dekken en schotten die controlestations scheiden van ruimten voor accommodatie en dienstruimten zijn van klasse ‘A’ en zijn geïsoleerd ten genoegen van het Hoofd van de Scheepvaartinspectie. Het Hoofd van de Scheepvaartinspectie kan het aanbrengen van wanden van klasse ‘B-15’ toestaan voor de scheiding van ruimten zoals de hut van de schipper en de brug.
b.
Op vaartuigen waarvan de romp is vervaardigd van brandbare materialen, zijn dekken en schotten, die ruimten voor machines scheiden van ruimten voor accommodatie, dienstruimten en controlestations van klasse ‘F’ of klasse ‘B-15’. Bovendien verhinderen dekken en schotten die ruimten voor machines omgeven, zoveel als praktisch mogelijk is de doortocht van rook. Dekken en schotten die controlestations scheiden van ruimten voor accommodatie en dienstruimten, zijn van klasse ‘F’.
3
a.
Op vaartuigen waarvan de romp is vervaardigd van onbrandbare materialen, zijn schotten van gangen in ruimten voor accommodatie, dienstruimten en controlestations van klasse ‘B-15’.
b.
Op vaartuigen waarvan de romp is vervaardigd van brandbare materialen, zijn schotten van gangen in ruimten voor accommodatie, dienstruimten en controlestations van klasse ‘F’.
c.
Schotten van gangen als vereist in onderdeel a of b zijn opgetrokken van dek tot dek, tenzij aan beide zijden van het schot doorlopende plafonds met dezelfde brandwerendheid als van de gangschotten zijn aangebracht, in welk geval het schot mag eindigen tegen het doorlopende plafond.
4.
Binnentrappen in ruimten voor accommodatie, dienstruimten en controlestations zijn van staal of ander, gelijkwaardig materiaal. Op vaartuigen waarvan de romp is vervaardigd van brandbare materialen zijn dergelijke binnentrappen ondergebracht in ruimten die zijn omgeven door schotten van klasse ‘F’. Op vaartuigen waarvan de romp is vervaardigd van onbrandbare materialen zijn dergelijke binnentrappen ondergebracht in ruimten die zijn omgeven door schotten van klasse ‘B-15’. Indien evenwel een dergelijke binnentrap slechts twee dekken verbindt, behoeft deze slechts op een dek door schotten te zijn omsloten.
5.
Deuren en andere afsluitmiddelen in schotten en dekken als bedoeld in het tweede en derde lid, deuren welke zijn aangebracht in schotten die trappen omsluiten als bedoeld in het vierde lid en deuren welke zijn aangebracht in schachtwanden van machinekamers en ketelruimen, bezitten voorzover als praktisch mogelijk is ten minste een gelijkwaardige brandwerendheid als de schotten en dekken waarin zij zijn aangebracht. Deuren die toegang geven tot ruimten voor machines van categorie A zijn zelfsluitend.
6.
Liftschachten welke door ruimten voor accommodatie en dienstruimten gaan, zijn van staal of van een ander, gelijkwaardig materiaal vervaardigd en zijn voorzien van afsluitmiddelen waarmee de trek en de rookverspreiding onder controle kunnen worden gehouden.
7
a.
Op vaartuigen waarvan de romp is vervaardigd van brandbare materialen zijn de begrenzingsschotten en dekken van ruimten waarin de noodkrachtbron is opgesteld en schotten en dekken tussen kombuizen, verfhutten, lampenhutten of bergplaatsen waarin zich belangrijke hoeveelheden licht ontvlambaar materiaal bevinden en ruimten voor accommodatie, dienstruimten en controlestations van klasse ‘F’ of klasse ‘B-15’.
b.
Op vaartuigen waarvan de romp is vervaardigd van onbrandbare materialen zijn de schotten en dekken, bedoeld onder a, van klasse ‘A’ en zijn deze ten genoegen van het Hoofd van de Scheepvaartinspectie geïsoleerd, rekening houdend met het brandgevaar. Het Hoofd van de Scheepvaartinspectie kan tussen een kombuis en ruimten voor accommodatie, dienstruimten en controlestations klasse ‘B-15’ toestaan wanneer in de kombuis slechts elektrische fornuizen, elektrische warmwaterbereiders en andere elektrisch verwarmde apparaten zijn opgesteld.
c.
Licht ontvlambare producten worden in daarvoor geschikte gesloten vaten opgeslagen.
8.
Wanneer schotten en dekken die ingevolge het bepaalde in het tweede, derde, vijfde of zevende lid van klasse ‘A’, klasse ‘B’ of klasse ‘F’ zijn, worden doorboord voor het doorlaten van elektrische leidingen, pijpen, schachten, kokers en dergelijke, worden zodanige maatregelen getroffen dat de brandwerendheid van de schotten en dekken niet vermindert.
9.
Luchtruimten ingesloten achter wanden en beschietingen tussen plafonds en dekken in de ruimten voor accommodatie, dienstruimten en controlestations, zijn onderverdeeld door afstoppingen welke de trek tegengaan en die niet verder dan 7 m uiteen liggen.
10.
Voor ruimten voor machines gelden ten aanzien van ramen en schijnlichten de volgende voorschriften:
- a.
schijnlichten die kunnen worden geopend, kunnen van buiten de ruimte waarop zij zijn aangebracht worden gesloten. Schijnlichten waarin ramen zijn aangebracht zijn aan de buitenzijde voorzien van blinden van staal of ander gelijkwaardig materiaal en zijn vast aan het schijnlicht verbonden,
- b.
glas of soortgelijk materiaal mag niet in begrenzingsschotten van ruimten voor machines zijn aangebracht. Dit sluit het gebruik van draadglas in schijnlichten en glas in controlekamers die geheel in ruimten voor machines zijn gelegen niet uit, en
- c.
schijnlichten als bedoeld onder a zijn voorzien van draadglas.
11.
Isolatiematerialen in ruimten voor accommodatie, dienstruimten met uitzondering van proviand-, koel- en vrieskamers, in controlestations en in ruimten voor machines, zijn onbrandbaar. Het oppervlak van isolatiemateriaal dat is aangebracht aan de binnenzijde van begrenzingsschotten en -dekken van ruimten voor machines van categorie A, is ondoordringbaar voor olie of oliedampen.
12.
Brandbare isolatie in visruimen is door een goed afsluitende bekleding beschermd.
13.
Onverminderd het bepaalde in dit artikel kan het Hoofd van de Scheepvaartinspectie toestaan dat klasse ‘A-0’ wordt toegepast in plaats van klasse ‘B-15’ of klasse ‘F’, rekening houdend met de hoeveelheid brandbare materialen die gebruikt zijn in aangrenzende ruimten.