Einde inhoudsopgave
Vissersvaartuigenbesluit 2002
Artikel 5.33 Voorzieningen voor ontsnapping
Geldend
Geldend vanaf 20-02-2002
- Bronpublicatie:
11-01-2002, Stb. 2002, 60 (uitgifte: 19-02-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
20-02-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-01-2002, Stb. 2002, 60 (uitgifte: 19-02-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Zeevervoer
1.
In en vanuit alle ruimten voor accommodatie en ruimten waarin door de bemanning onder normale omstandigheden dienst wordt gedaan, andere dan ruimten voor machines, zijn trappen en ladders aangebracht waarlangs het open dek en vervolgens de groepsreddingsmiddelen gemakkelijk kunnen worden bereikt. In het bijzonder wordt aan de volgende bepalingen voldaan:
- a.
op elk dek waarop zich ruimten voor accommodatie bevinden, zijn ten minste twee, zo ver mogelijk van elkaar verwijderde voorzieningen voor ontsnapping aangebracht. De normale voorzieningen voor toegang tot elke besloten ruimte of groep van ruimten mogen hieronder worden begrepen;
- b
- 1°
onder het blootgestelde dek bestaat de hoofdvoorziening voor ontsnapping uit een trap, terwijl de tweede voorziening voor ontsnapping mag bestaan uit een schacht of trap, en
- 2°
boven het blootgestelde dek bestaan de voorzieningen voor ontsnapping uit trappen of deuren naar een open dek, dan wel uit een combinatie van beide. Indien het uit praktische overwegingen niet mogelijk is om trappen of deuren aan te brengen, mag één van de voorzieningen voor ontsnapping bestaan uit een luik, dat zo nodig beschermd is tegen ijsafzetting;
- c.
Het Hoofd van de Scheepvaartinspectie kan bij wijze van uitzondering toestaan dat slechts één voorziening voor ontsnapping is aangebracht indien de aard en de plaats van de ruimten en het aantal van de personen die in normale omstandigheden daarin verblijven of dienst doen, daartoe aanleiding geven;
- d.
een doodlopende gang of een doodlopend gedeelte van een gang is bij voorkeur niet langer dan 2,5 m en in geen geval langer dan 5,0 m;
- e.
de afmetingen van en de wijze waarop de voorzieningen voor ontsnapping zijn uitgevoerd, zijn ten genoegen van het Hoofd van de Scheepvaartinspectie.
2.
In elke ruimte voor machines van categorie A zijn twee voorzieningen voor ontsnapping aangebracht die zo ver mogelijk van elkaar zijn verwijderd. Verticale vluchtmiddelen bestaan uit stalen trappen of ladders. Indien de afmetingen van de ruimten voor machines daartoe aanleiding geven, kan het Hoofd van de Scheepvaartinspectie toestaan dat slechts een voorziening voor ontsnapping is aangebracht. In een dergelijk geval is bijzondere aandacht geschonken aan deze uitgang.
3.
Liften worden niet beschouwd als een van de vereiste voorzieningen voor ontsnapping.
4.
Voorzieningen voor ontsnapping zijn op de juiste plaats voorzien van signaleringen die voldoen aan bij ministeriële regeling te stellen nadere regels.