Einde inhoudsopgave
RvdW 2022/704
Verordening Brussel I. Bevoegdheid; vordering tot terugbetaling van het onverschuldigd betaalde wegens ongerechtvaardigde verrijking die samenhangt met een procedure van gedwongen tenuitvoerlegging; toepasselijkheid van art. 22, punt 5, inzake exclusieve bevoegdheid voor de tenuitvoerlegging van beslissingen; begrip ‘verbintenissen uit onrechtmatige daad’ in de zin van art. 5, punt 3.
HvJ EU 09-12-2021, ECLI:EU:C:2021:985 (HRVATSKE ŠUME)
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Unie
- Datum
9 december 2021
- Magistraten
K. Jürimäe, S. Rodin, N. Piçarra
- Zaaknummer
C-242/20
- Conclusie
A-G H. Saugmandsgaard Øe
- Roepnaam
HRVATSKE ŠUME
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht / Internationaal bevoegdheidsrecht
- Brondocumenten
ECLI:EU:C:2021:985, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Unie, 09‑12‑2021
ECLI:EU:C:2021:728, Conclusie, Hof van Justitie van de Europese Unie (Advocaat-Generaal), 09‑09‑2021
- Wetingang
Essentie
Hrvatke Šume d.o., Zagreb, tegen BP Europe SE.
Verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens art. 267 VWEU, ingediend door de Visoki trgovački sud (handelsrechter in tweede aanleg, Kroatië) bij beslissing van 6 mei 2020.
Verordening Brussel I. Bevoegdheid; vordering tot terugbetaling van het onverschuldigd betaalde wegens ongerechtvaardigde verrijking die samenhangt met een procedure van gedwongen tenuitvoerlegging; toepasselijkheid van art. 22, punt 5, inzake exclusieve bevoegdheid voor de tenuitvoerlegging van beslissingen; begrip ‘verbintenissen uit onrechtmatige daad’ in de zin van art. 5, punt 3.
1) Art. 22, punt 5, Verordening Brussel I moet ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.