Einde inhoudsopgave
Het voorlopig getuigenverhoor (BPP nr. XVII) 2015/129
129 Cassatie
Mr. E.F. Groot, datum 01-01-2015
- Datum
01-01-2015
- Auteur
Mr. E.F. Groot
- JCDI
JCDI:ADS457012:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Voetnoten
Voetnoten
Soms doet de Hoge Raad onderzoek naar de feiten, onder andere in de fase voorafgaand aan de beoordeling van de middelen (bijvoorbeeld als in het kader van de cassatieprocedure ontvankelijkheidsvragen rijzen) of bij de berechting van incidenten. Asser Procesrecht/Korthals Altes & Groen 7 2005/35 en 178. Processuele vragen zullen pas tijdens de procedure in cassatie opkomen. Een voorlopig getuigenverhoor voorafgaand aan de cassatieprocedure laat zich daarom moeilijk voorstellen. Echter, ook een tijdens de cassatieprocedure ingediend verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor ligt weinig voor de hand. Op de processuele vragen die kunnen opkomen in de cassatieprocedure zal doorgaans snel worden beslist. Soms is het daarbij nodig om getuigen te horen (zie bijvoorbeeld HR 23 februari 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2008, NJ 1996, 381 (Sneek Hardhout Import/Karl Schlüter)). Waarschijnlijk zal een voorlopig getuigenverhoor meer tijd kosten dan het behandelen (inclusief getuigenverhoren) en beslissen van de processuele vraag, zodat geen belang bestaat bij een voorlopig getuigenverhoor en het verzoek moet worden afgewezen (art. 3:303 BW).
Doorgaans zal de Hoge Raad de zaak moeten verwijzen als de beslissing van de zaak afhangt van nog niet vastgestelde feiten. Een uitzondering geldt als een feitelijke vraag een punt van ondergeschikte aard betreft, waarover de Hoge Raad op grond van de gedingstukken een beslissing kan geven. Art. 421 Rv; Asser Procesrecht/Korthals Altes & Groen 7 2005/178, waarin wordt geconstateerd dat de Hoge Raad zijn bevoegdheid betreffende art. 421 Rv ruim opvat door ook over feitelijke geschilpunten van niet ondergeschikte aard te beslissen. De Hoge Raad laat zich bij de beslissing om zelf af te doen dan wel te verwijzen leiden door overwegingen van proceseconomische aard.
Als de Hoge Raad een arrest van het hof vernietigt en vervolgens verwijst naar dat hof of een ander hof, heeft dat tot gevolg dat de appelinstantie onvoltooid is en voortduurt, zie HR 21 oktober 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1494, NJ 1995, 398, m.nt. H.J. Snijders (USSR/ICC Industries). Tijdens een hangende procedure kan een verzoek tot een voorlopig getuigenverhoor wel afgewezen worden op grond van onvoldoende belang of strijd met de goede procesorde vanwege het stadium van de procedure (zie par. 7.5.3 resp. par. 9.5.2).
HR 22 oktober 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2998, NJ 1999, 799 (Kakkenberg/Kakkenberg); Asser Procesrecht/Korthals Altes & Groen 7 2005/200.
Hoewel ook tijdens een cassatieprocedure een voorlopig getuigenverhoor kan worden verzocht, zal een voorlopig getuigenverhoor doorgaans niet kunnen worden bevolen. Een voorlopig getuigenverhoor dient immers ter vaststelling van feiten en de Hoge Raad mengt zich in beginsel niet in de feiten (art. 419 Rv).1 Als de Hoge Raad de zaak na vernietiging van de bestreden uitspraak verwijst naar de feitenrechter, meestal om tot een feitenonderzoek over te gaan,2 kunnen de feiten ten volle worden onderzocht en behoort een voorlopig getuigenverhoor tot de mogelijkheden.3 Voor het stellen van nieuwe feiten is beperkt plaats na cassatie; het staat partijen vrij zich te beroepen op nieuwe feiten, mits partijen daardoor de grenzen van de rechtsstrijd na cassatie niet overschrijden.4