Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake Octrooirecht
Artikel 6 Aanvraag
Geldend
Geldend vanaf 28-04-2005
- Bronpublicatie:
01-06-2000, Trb. 2001, 120 (uitgifte: 23-07-2001, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
28-04-2005
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-12-2010, Trb. 2010, 326 (uitgifte: 01-01-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht / Octrooirecht
1. [Vorm of inhoud van aanvraag]
Tenzij anders bepaald in dit Verdrag, verlangt geen enkele Verdragsluitende Partij dat wordt voldaan aan vereisten met betrekking tot de vorm of inhoud van een aanvraag die afwijken van of een aanvulling zijn op:
- i.
de vereisten met betrekking tot de vorm of inhoud die worden gesteld ten aanzien van internationale aanvragen ingevolge het Verdrag tot samenwerking inzake octrooien;
- ii.
de vereisten met betrekking tot de vorm of inhoud ten aanzien waarvan, ingevolge het Verdrag tot samenwerking inzake octrooien, het bureau van of optredend voor een Staat die partij is bij dat Verdrag, kan verlangen dat eraan wordt voldaan, zodra de behandeling of beoordeling van een internationale aanvraag als bedoeld in de artikelen 23 of 40 van bedoeld Verdrag is begonnen;
- iii.
eventuele verdere vereisten voorgeschreven door het Reglement van Uitvoering.
2. [Aanvraagformulier]
a.
Een Verdragsluitende Partij kan verlangen dat de inhoud van een aanvraag die overeenkomt met de inhoud van een verzoek inzake een internationale aanvraag ingevolge het Verdrag tot samenwerking inzake octrooien wordt gepresenteerd op een door die Verdragsluitende Partij voorgeschreven aanvraagformulier. Een Verdragsluitende Partij kan tevens verlangen dat de eventuele verdere inhoud toegestaan ingevolge het eerste lid, onder ii, of voorgeschreven door het Reglement van Uitvoering uit hoofde van het eerste lid, onder iii, wordt opgenomen in dat aanvraagformulier.
b.
Onverminderd letter a en behoudens artikel 8, eerste lid, aanvaardt een Verdragsluitende Partij de presentatie van de inhoud bedoeld in letter a op een aanvraagformulier als genoemd in het Reglement van Uitvoering.
3. [Vertaling]
Een Verdragsluitende Partij kan een vertaling verlangen van elk deel van de aanvraag dat niet in een door haar bureau aanvaarde taal is gesteld. Een Verdragsluitende Partij kan ook van de delen van de aanvraag, als voorgeschreven door het Reglement van Uitvoering, die zijn gesteld in een door het bureau aanvaarde taal, een vertaling in een andere door dat bureau aanvaarde taal verlangen.
4. [Taksen]
Een Verdragsluitende Partij kan verlangen dat voor de aanvraag taksen worden betaald. Een Verdragsluitende Partij kan de bepalingen van het Verdrag tot samenwerking inzake octrooien inzake de betaling van aanvraagtaksen toepassen.
5. [Voorrangsbewijs]
Wanneer de voorrang op grond van een eerdere aanvraag wordt ingeroepen, kan een Verdragsluitende Partij verlangen dat een afschrift van de eerdere aanvraag en een vertaling, indien de eerdere aanvraag niet is gesteld in een door het bureau aanvaarde taal, worden ingediend in overeenstemming met de vereisten voorgeschreven door het Reglement van Uitvoering.
6. [Bewijs]
Een Verdragsluitende Partij kan alleen verlangen dat ten aanzien van aangelegenheden als bedoeld in het eerste of tweede lid of in een verklaring van voorrang, of van een vertaling als bedoeld in het derde of vijfde lid, bewijs wordt ingediend bij haar bureau tijdens de behandeling van de aanvraag indien dat bureau redelijke twijfel heeft ten aanzien van de waarheid van die aangelegenheid of de juistheid van die vertaling.
7. [Kennisgeving]
Indien niet wordt voldaan aan een of meer van de door de Verdragsluitende Partij ingevolge het eerste tot en met zesde lid gehanteerde vereisten, geeft het bureau de aanvrager daarvan kennis, en stelt hem daarbij in de gelegenheid te voldoen aan die vereisten en commentaar te leveren binnen de in het Reglement van Uitvoering voorgeschreven termijn.
8. [Niet voldoen aan vereisten]
a.
Indien binnen de in het Reglement van Uitvoering voorgeschreven termijn niet wordt voldaan aan een of meer door de Verdragsluitende Partij uit hoofde van het eerste tot en met zesde lid gehanteerde vereisten, kan de Verdragsluitende Partij, behoudens letter b, en de artikelen 5 en 10, in haar wetgeving voorziene sancties opleggen.
b.
Indien binnen de in het Reglement van Uitvoering voorgeschreven termijn niet wordt voldaan aan een door de Verdragsluitende Partij ingevolge het eerste, vijfde of zesde lid gehanteerd vereiste ten aanzien van een beroep op voorrang, kan het beroep op voorrang, onder voorbehoud van artikel 13, geacht worden niet te bestaan. Behoudens artikel 5, zevende lid, letter b, mogen geen andere sancties worden opgelegd.